Doemscenario’s van “vogelgehaktmachines” en door onderwatergeluid gedesoriënteerde zeezoogdieren zorgden ervoor dat niet iedereen enthousiast was over het plaatsen van windmolenparken op zee. Inmiddels zijn diverse studies naar de effecten van windmolenparken op het mariene ecosysteem verricht. Een overzicht van de bevindingen in drie delen, vandaag: de visgemeenschap.
De effecten van windmolens op het ecosysteem kunnen worden onderverdeeld in twee fasen, de bouw van het park en de operationele fase.
“Een grote zorg was het heigeluid in de bouwfase. Er is weinig bekend over de effecten van onderwatergeluid op gedrag van vis, over de geluidsniveaus waarbij fysieke schade optreedt weten we inmiddels meer”, vertelt Erwin Winter, onderzoeker bij onderzoeksinstituut IMARES. “Gebaseerd op Amerikaanse indicaties over geluidsniveaus waarbij dodelijke schade aan vis plaats zou kunnen vinden, hebben we een worst-case scenario bepaald. Hierbij zou tot op een afstand van enkele kilometers vislarven kunnen sterven door heigeluid.”
Vislarven zijn voor verplaatsing grotendeels afhankelijk van stroming en kunnen niet actief vluchten voor het geluid, daarmee zijn ze extra kwetsbaar. “Uit onderzoeken waarin heigeluid werd gesimuleerd bleek dat tong- en zeebaarslarven die waren blootgesteld aan geluidsniveaus tot honderd meter afstand van het heien geen verhoogde sterfte lieten zien. Hiermee lijkt de ecologische impact van het heien op vislarven beperkt, in ieder geval ver van het worst-case scenario”, aldus Winter.
Geen hinder, geen voordeel
In de operationele fase beïnvloeden het roteren van de wieken en de trilling die dat met zich meebrengt, het toevoegen van een fysieke structuur en de stroomkabels het systeem.
“In de operationele fase van een windmolenpark hebben we voor de meeste vissoorten geen duidelijke effecten gevonden. Er wordt geen hinder van ondervonden, maar er is ook geen voordeel”, volgens Winter. “Er zijn geen grote veranderingen waargenomen in de visgemeenschap voor en na de bouw van het park. Subtiele verschillen zijn moeilijk te zien. Een toename van meer dan 40 procent en een afname van meer dan 30 procent als gevolg van het park kunnen we uitsluiten.”
Aantrekkelijk
Een aantal soorten wordt sterk aangetrokken door het nieuwe substraat gevormd door de fysieke structuur van de molen en stortsteen funderingen. Steenbolk (een kabeljauwachtige), kabeljauw en horsmakreel komen er in hogere concentraties voor en worden op kleine afstanden van de windmolenfunderingen waargenomen, zo blijkt uit een studie in een Belgisch windmolenpark. Voedsel is in hogere dichtheden aanwezig, waardoor er efficiënter gegeten kan worden.
Dat vissen windmolenparken als voedselvoorziening gebruiken blijkt ook uit onderzoek van de magen van op locatie gevangen individuen. “Daarin troffen we enkel prooisoorten aan die in- en rond de parken voorkomen, zoals vlokreeftjes en krabben”, vertelt Jan Reubens, onderzoeker aan Universiteit Gent. De massieve windmolenbases worden daarnaast gebruikt als schuilplaats tegen sterke stroming en roofvissen.
Ook de schaduw van de windmolen wordt benut, door bijvoorbeeld de Horsmakreel. “Die soort gebruikt de schaduw om zich schuil te houden en van daaruit zijn prooi te belagen”, zegt Reubens verder.
Visverbod
Het voorkomen van aggregaties van vis in de parken kan in combinatie met het verbod op visserij in en rond de windmolenparken voordelig uitpakken voor sommige soorten. “Het zou kunnen dat een windmolenpark een beschermende functie vervult voor soorten die tot de molens worden aangetrokken, omdat er niet gevist wordt”, zegt Erwin Winter.
In de Belgische studie werd ook gekeken naar het voorkomen van soorten zoals kabeljauw boven zandige bodems, bij scheepswrakken en in windmolenparken. Boven de zandige grond wordt vrijwel geen kabeljauw gevangen. Rondom scheepswrakken wordt minder, soms veel minder, kabeljauw gevangen dan in windmolenparken. Opmerkelijk, omdat beiden een kunstmatig rif vormen. Een van de voornaamste redenen daarvoor is dat scheepswrakken intensief bevist worden, terwijl een windmolenpark gesloten is voor visserij, vertelt Jan Reubens.
“De vraag is nu of de hogere concentraties vis in de windmolenparken het gevolg zijn van een herverdeling van de bestaande vispopulatie in de Noordzee, of dat er daadwerkelijk een toename van de populatie plaatsvindt”, zegt Winter.
Diversiteit
In het Belgische Thorntonbank windmolenpark zijn 44 soorten vis en vier inktvissoorten waargenomen. Een drastisch verschil met de situatie voordat de fundering van het park er stond is dat niet: toen werden zes soorten minder waargenomen. Wel worden de nieuw waargenomen soorten voornamelijk geassocieerd met hard substraat. Een vergelijkbare stijging in het aantal rif habitat vissen werd gevonden in het Deense windmolenpark Horns Rev.
In Nederlandse en Belgische parken wordt jonge kabeljauw aangetroffen. “In het functioneren van de windmolenparken als kraamkamer hebben we nog weinig inzicht. De kraamkamerfunctie kan worden opgesplitst in twee onderdelen, een paaiplaats en een plaats waar jonge vis beschermd kan opgroeien”, zegt Erwin Winter. Jan Reubens denkt dat het Belgische park, waar kabeljauw van drie á vier maanden oud en een centimeter of vier, vijf groot wordt aangetroffen, wel een kraamkamer genoemd kan worden.
Navigatie
De energie die wordt gewonnen wordt door kabels naar het vaste land getransporteerd. Om de stroomkabels heen ligt een elektromagnetisch veld. “Het zou kunnen dat migrerende vissoorten zoals paling en zalm, die het aardmagnetisch veld gebruiken voor navigatie, door kabels beïnvloed zouden worden. In de Oostzee deden trekkende palingen langer over trajecten met kabels dan trajecten zonder kabels. Hun trek leek niet te worden geblokkeerd, maar het ging langzamer”, zegt Erwin Winter. “Ook haaien en roggen kunnen hiervan hinder ondervinden. Deze dieren hebben zeer fijne zintuigen die bijvoorbeeld ook veranderingen in de spierspanning van een prooi kunnen waarnemen. Het magnetisch veld rondom de kabels kan daar effect op hebben”.
Conclusie
Op korte termijn zou het effect van de windmolens licht positief genoemd kunnen worden, beamen Winters en Reubens. “Er zijn geen aanwijzingen dat vissen de parken vermijden en sommige worden er zelfs door aangetrokken. Ook kan de afwezigheid van visserij op de lange termijn effecten hebben op de samenstelling van de bodemfauna, waardoor foerageer mogelijkheden voor vissen veranderen”, besluit Winter.
Lees ook deel 1: Windmolens in zee – wat doen ze met het ecosysteem?
Geef een reactie