Dat zegt Liesbeth Enneking, juriste van de Universiteit Utrecht gespecialiseerd in internationaal aansprakelijkheidsrecht.
Woensdag 30 januari veroordeelde de rechtbank in Den Haag Shell tot het betalen van een schadevergoeding aan een Nigeriaan wegens olievervuiling. Voorafgaand aan de derde zitting op 11 oktober spraken wij met juriste Liesbeth Enneking.
In deze zaak eist Milieudefensie samen met vier gedupeerde boeren en vissers uit Nigeria dat Shell de vervuiling veroorzaakt door een drietal olielekkages in de Nigerdelta opruimt, de getroffenen compenseert en nieuwe lekkages uit haar pijpleidingen voorkomt.
Een voor Nederland unieke zaak, meent ook Liesbeth Enneking, omdat het de eerste keer is dat een multinational zich voor een Nederlandse rechter moet verantwoorden voor de schending van milieunormen en mensenrechten in een gastland. Dit voorjaar promoveerde ze aan de Universiteit Utrecht op een vuistdik onderzoek naar de (on)mogelijkheden om internationaal opererende bedrijven aansprakelijk te stellen voor schade aan mens milieu in gastlanden. De Nederlandse rechtszaak tegen Shell komt daarin uitgebreid aan bod.
Deze zaak is mede uniek omdat multinationals in dit soort zaken meestal proberen te schikken. Loopt Shell niet een enorm risico? Als de klagers gelijk krijgen kunnen er veel meer zaken volgen.
“Ook een schikking heeft een aanzuigende werking en kan bovendien gezien worden als een schuldbekentenis. Dat is niet goed voor je reputatie. Shell zal dus waarschijnlijk pas gaan nadenken over een schikking met de boeren en Milieudefensie op het moment dat ze denken de zaak te gaan verliezen. Blijkbaar schatten ze hun kansen om deze zaak te winnen hoog in.”
Eén slag heeft Shell al gewonnen. Milieudefensie en de Nigerianen hebben gevraagd om inzage in interne bedrijfsdocumenten, onder meer om de oorzaak van olielekken te kunnen vaststellen. De rechter heeft dit afgewezen. Wordt het de eisers niet heel moeilijk gemaakt om met bewijzen te komen?
“Dit is een beetje ongelukkig gegaan. In ons land wil men dat procedures niet te lang duren. Daarom proberen rechters snel tot de kern te komen en wordt een schifting gemaakt: wat zijn de relevante feiten en rechtsvragen? In deze zaak heeft de rechter geoordeeld: Milieudefensie heeft gesteld dat slecht of achterstallig onderhoud de oorzaak is van de lekkages. Shell heeft in haar verweer gesteld dat het om sabotage gaat. Volgens de rechter heeft Milieudefensie toen niet voldoende bewijs aangeleverd om dat standpunt te weerleggen. Daarom hebben de klagers volgens de rechter nu geen redelijk belang meer in het opvragen van documenten die kunnen wijzen op gebrekkig onderhoud.
Daarmee gaat de rechter er wel aan voorbij dat er een ongelijkheid bestaat tussen eisers en gedaagden in deze zaak. Het is immers enorm moeilijk om erachter te komen hoe een concern als Shell georganiseerd is en wie er waarvoor verantwoordelijk is. Of om meer informatie over de oorzaak van olielekkages te bemachtigen.
Het is dan ook belangrijk dat er meer transparantieverplichtingen komen voor multinationals. Die zijn nu heel beperkt. Bedrijven kunnen veel informatie binnenskamers houden. Daardoor heb je als eiser weinig informatie. Als vervolgens de rechter ook nog eens heel terughoudend is in het toestaan van inzage in informatie, wordt het slachtoffers van multinationals dubbel moeilijk gemaakt om hun recht te halen.”
Maakt het juridisch verschil of de lekkages het gevolg zijn van sabotage of achterstallig onderhoud? Shell is toch verantwoordelijk voor haar eigen materieel?
“Ik weet niet precies hoe dat in het Nigeriaans recht geregeld is, en dat is in deze zaak van toepassing, maar in Nederland kennen we ongeschreven zorgplichten. Een bedrijf moet de risico’s van haar werkzaamheden inschatten en voorzorgsmaatregelen nemen. Bij een groot risico op ernstige schade moet je als bedrijf meer voorzorgsmaatregelen nemen. De rechter maakt hierin een belangenafweging: hoe groot is de mogelijkheid om van tevoren deze risico’s juist in te schatten en wat zijn de kosten om maatregelen te nemen?
Dat Shell goed onderhoud moet plegen en lekkages door roestvorming zoveel mogelijk moet voorkomen is evident. Maar de rechter kan ook zeggen: ‘de Nigerdelta is al heel lang onrustig, de mogelijkheid van sabotage had je moeten voorzien en kunnen voorkomen.’ Het is niet uitgesloten dat de rechter tot die afweging komt.”
Een andere ongelijkheid is het gebrek aan financiële middelen onder slachtoffers van multionationale ondernemingen. Een rechtszaak als deze kost veel geld. In 2010 is een motie aangenomen die oproept om een hiervoor een fonds te creëren. Hoe staat het daarmee?
“Naar aanleiding van die motie is er een onderzoek geweest naar de mogelijkheden voor klagers op rechtsbijstand. Daarin werd onder meer geconcludeerd dat er in deze Shell-zaak een beroep kon worden gedaan op het rechtsbijstand. Maar de Raad voor de Rechtsbijstand benadrukte toen wel dat als er meer van dit soort procedures komen het potje snel leeg is. De minister heeft toen gezegd: ze hebben rechtsbijstand gekregen, dus er is geen probleem. Daarbij helemaal voorbijgaand aan de opmerking van de Raad. Het onderwerp is vervolgens weer van de agenda verdwenen. Dit wekt de suggestie dat de minister vindt dat dit soort procedures eigenlijk niet gevoerd moeten worden in Nederland, maar in Nigeria. Dan hoeven wij niet te betalen. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens.”
Want?
“Nederlandse bedrijven opereren regelmatig in landen waar de regelgeving op het gebied van arbeidsrechten en milieubescherming minder streng is. Minder regels betekent over het algemeen minder kosten en dus meer winst. Wij profiteren daarvan. Maar als onze bedrijven schade veroorzaken aan mens en milieu in de betrokken gastlanden dan is het niet meer dan billijk dat wij meebetalen aan de kosten die de slachtoffers maken als zij de door hun geleden schade willen aankaarten. Je kunt niet zeggen: dat is niet ons probleem, dat zoeken ze in Nigeria maar uit. Dat vind ik onethisch, want wij strijken hier wel de winst op.”
Geef een reactie