We liepen door de koopgoot, een flauw herfstzonnetje boven ons hoofd.
Hij zag ons al van grote afstand. Holle ogen, afgeleefde schoenen en een halfvolle fles die uit zijn jaszak stak.
“Dwazen! Blinde kippen! Het einde nadert.”
Minutenlang hobbelde hij achter ons aan.
“En maar lachen en maar kopen en maar lopen!”
Onbeholpen, met brede armgebaren tussen het winkelend publiek.
“Misschien heeft hij gelijk,” vond zij.
Dat irriteerde me.
Doemdenkers, daar kan ik niets mee. Ze doen me denken aan wereldvreemde voorouders die voorzagen dat de schepen van de wereld af zouden vallen als ze te dicht bij de horizon kwamen. Of mensen die op nauwkeurig uitgerekende data massaal naar bergtoppen trokken omdat er een tweede zondvloed aan zou komen. Om later wat schuchter hun eigen huis weer op te zoeken, omdat het er, ook nu, toch niet van kwam.
Zij vond dat niet relevant.
“We leven in het nu,” zei ze. “Als je steeds naar achter kijkt, dan kom je nergens.”
Onbevangen kletsend, legde ze uit wat ze bedoelde. Klimaat. Opwarming. Smeltende poolkappen, kreunende gletsjers, stijgend water en uitstervende dieren. Hadden we niet gezegd dat de klimaatconferentie in Kopenhagen onze laatste kans was? Die conferentie die op niets was uitgelopen? Over dat onderwerp waar sindsdien haast iemand het meer over heeft?
Ze knikte de zwerver toe. Een onverwachte, warme blik die hem wat van zijn stuk bracht.
Tot mijn opluchting verlegde hij zijn koers. Kakelend en druk gebarend richtte hij zich op een groep voorbij slenterende pubers. Maar de schaduw van zijn woorden bleef een tijdje hangen.
“Dat is nogal wat, vind je niet,” overpeinsde mijn vriendin, dit keer op serieuze toon. “Het einde nadert. Stel eens dat het waar is.”
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Tien, twintig jaar vooruit kijken, dat gaat nog wel een beetje. Maar het einde van de mensheid? Wie kan zoiets nou bevatten?
Het hele concept van ‘eindtijd’, besefte ik, is me gewoon veel te groot. Mijn gedachten lossen als het ware in ledigheid op, als ik me op zo’n groot terrein begeef. Zoiets als een ruimtevaarder zonder ruimtepak, oneindig uitdijend tot er niets van overblijft.
Geef een reactie