Maarten Hajer van het Planbureau van de Leefomgeving vindt dat de overheid zelf weerstand tegen duurzaamheid organiseert. Hij pleit voor een nieuwe manier van besturen.
“Wij verstoren vaak feestjes”, constateert Maarten Hajer halverwege het gesprek met enige ironie. Hajer is directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. Dit adviesorgaan van kabinet en Kamer evalueert gevraagd en ongevraagd het beleid van de overheid. Daarbij kijkt ze niet alleen of de overheid haar eigen doelstellingen haalt, maar ook of het huidige beleid wel voldoende aansluit bij ontwikkelingen in de samenleving. Geregeld constateert het planbureau dat dit niet het geval is, maar ook oplossingen vanuit de samenleving zijn in de ogen van de onderzoekers niet altijd toereikend.
“Bewoners van de Amsterdamse Watergraafsmeer denken wellicht dat je er komt door je kinderen met de bakfiets naar school te brengen en zonnepanelen op je dak te zetten, maar dat is uiteraard niet genoeg om de klimaatdoelstellingen te halen”, zegt Hajer glimlachend. En over de voedselvoorziening: “Stadslandbouw, supermarkten met alleen regionale producten, coöperaties, boerenmarkten… voor het bewustzijn is het heel belangrijk. Want de voedselvoorziening is heel abstract geworden en dit soort initiatieven doorbreken dat. Een andere vraag is of je hiermee als samenleving in je voedselbehoefte kunt voorzien. Dan blijkt uit onze berekeningen dat dat helemaal niet kan. De regionale autarkie bestaat niet. Heel veel ketens zijn mondiaal. Die verduurzamen is essentieel.”
Een recente domper op de feestvreugde was de publicatie van de Monitor Duurzaam Nederland, een gezamenlijk rapport met het Centraal Bureau van de Statistiek, Centraal Planbureau en Sociaal Cultureel Planbureau. Hierin vergelijken de planbureaus de Nederlandse situatie met die in andere Europese landen.
Wat blijkt? Nederlanders zijn weliswaar relatief welvarend en tevreden over hun leven. Ze worden ouder en ook de milieukwaliteit is, hoewel nog altijd niet goed, de laatste decennia sterk verbeterd. Maar reden voor een feestje is dat niet. Want de biodiversiteit in Nederland gaat nog steeds achteruit en ook de natuurlijke hulpbronnen raken snel uitgeput. Bovendien gebruikt Nederland een relatief groot deel van de natuurlijke hulpbronnen elders in de wereld. Willen we onze kinderen en mensen wereldwijd ook de kans geven om een goed leven te leiden, dan zullen we onze manier van leven snel moeten verduurzamen, zo luidt de conclusie.
“De uitdaging is enorm”, benadrukt Hajer in zijn kantoor op steenworp afstand van het ministerie van Economische Zaken. “Om in de toekomst welvarend te kunnen leven, moet ons gebruik van natuurlijke hulpbronnen tussen nu en 2050 met een factor vijf naar beneden. We staan dus voor de opgave een bijna absolute ontkoppeling te realiseren tussen de groei van de economie en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.”
Hoe we dat moeten doen? Ook daar heeft het Planbureau over nagedacht. Want behalve het meten, analyseren en beoordelen van van overheidsbeleid ziet Hajer het ook als zijn taak om de om de overheid te helpen bij het vinden van effectievere beleidsinstrumenten en strategieën voor nieuwe problemen. Zoals de noodzakelijke omslag naar een duurzame samenleving. In het ‘signalenrapport’ De Energieke Samenleving schets hij de contouren van een nieuwe sturingsfilosofie die een schone economie dichterbij kan brengen.
Uw uitgangspunt is dat de samenleving er inmiddels wel van doordrongen is dat we een omslag naar een duurzame manier van leven, wonen en werken moeten maken. In Den Haag lijkt dit niet het geval. In de Troonrede komt het woord duurzaamheid niet voor.
“Staatssecretaris Atsma komt binnenkort met een notitie over duurzaamheid, dan weten we hoe serieus het kabinet hier over nadenkt”, zegt Hajer diplomatiek. “Het is een moeilijke tijd, er is vrijwel geen geld. Maar vanuit het bedrijfsleven is er veel druk op de overheid om de verduurzaming ter hand te nemen. Ambtenaren op de ministeries zien die noodzaak ook. Essentieel is dat er in grote delen van de samenleving een omslag in het denken is gemaakt. Was duurzaamheid voorheen iets dat je moest veroveren op de economie, nu wordt het van essentieel belang gezien voor economische ontwikkeling. Bedrijven hebben dit op hun radar gekregen. Mede omdat er consumenten zijn die groene producten willen. Maar ook veel financiers vragen bedrijven om duurzame plannen, omdat ze het anders riskant vinden geld in een bedrijf te steken. Dat is echt anders dan een tijd geleden.”
In De Energieke Samenleving zegt u dat de overheid de burgers nog te vaak als deel van het probleem beschouwd, niet als oplossing. Hierdoor creëert ze vaak haar eigen weerstand. Als voorbeeld noemt u het verzet van burgers tegen de opslag van afgevangen CO2 in lege gasvelden onder hun woonomgeving, zoals in Barendrecht en Groningen. Wat doet de overheid hier verkeerd?
“In algemene zin is de verhouding tussen de overheid en burger de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Door beter onderwijs en vooral internet zijn burgers veel beter geïnformeerd. Bovendien zijn ze veel mondiger geworden. Ze laten zich nog maar weinig aanleunen. Dat wreekt zich bij zo’n onzekere technologie als de afvang en opslag van CO2 (CCS). Het is als technologie natuurlijk veel minder mooi dan het opwekken van energie uit zon, wind, biomassa of water. Maar voorlopig is het noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen te halen, want met lokaal opgewekte duurzame energie alleen gaan we het op kortere termijn niet redden. Dat moet je als overheid dan wel duidelijk maken. Plaats de opslag van CO2 in een groter kader. Kom eerst met een visie over de duurzame samenleving en laat zien wat daar voor nodig is. Dan kun je uitleggen dat we om aan onze reductiedoelstellingen te voldoen, CCS echt nodig hebben.
Daarnaast moet je laten zien wat burgers er mee winnen. In Groningen is CCS onderdeel van de Energy Valley, een netwerk dat de omslag naar duurzame energie wil bevorderen en tegelijkertijd de economie in de noordelijke provincies een impuls moet geven. Plaats de opslag van CO2 dus in dit brede verband. Laat zien dat er door deze Energy Valley banen ontstaan. Dat het hierdoor wel mogelijk wordt nieuwbouw te realiseren, oude woningen te slopen, bedrijventerreinen te saneren en een openbaar vervoer netwerk op de been te houden. Allemaal dingen waar mensen elke dag mee bezig zijn. Maar als je dat brede verhaal niet vertelt, dan zeggen burgers: wij doen niet mee.”
Nog zo’n goed voorbeeld van hoe het niet moet, is het windmolenpark in Urk. Die windmolens worden daar neergezet door boeren uit de polder. Dat is een heel andere groep dan de vissers uit Urk. Een antropoloog had je direct kunnen vertellen dat het niets zou worden. Je moet die vissers een deel van de winst bieden. Maar zo wordt er momenteel helemaal niet naar energielandschappen, zoals wij ze noemen, gekeken. Men kijkt waar de winst zit, en hoe je die kunt oogsten. Vaak komt die terecht bij grote spelers, niet bij burgers zelf. Zo organiseer je als overheid je eigen weerstand. Dat kan anders. Hier in Den Haag staat ook een windmolen, die is door een buurt gekocht. Zo’n ding staat dan niet meer in de weg, want als die draait denk je: die levert mijn energie.”
U pleit voor een andere sturingsfilosofie van de overheid. Minder plannen, maar gewoon beginnen en dan wel zien wat je tegenkomt. Durven we dat wel aan?
“Het is moeilijk, want wij zijn een natie van planners. We bedenken eerst waar we over veertig jaar willen zijn en leggen dan vast welke tussenstappen er moeten worden genomen om daar te komen. Dat leidt er toe dat de overheid pas op weg gaat als men er zeker van is dat het economisch efficiënt en doelmatig is. Dat is een van de redenen waarom wij onze doelstellingen voor hernieuwbare energie niet gaan halen. Duitsland, daarentegen, heeft nu al haar doelen voor 2020 al gehaald. Hoe? Door een systeem te bedenken waarmee het voor particulieren aantrekkelijk was om zelf aan de slag te gaan met duurzame energie. Dat is, ook tot verbazing van de Duitse overheid, op grote schaal gebeurd. Nu hoef je dit niet direct over te nemen, omdat er ook nadelen aan zitten. Maar het is wel een systeem dat de energie in de samenleving aanspreekt. Het laat mensen door middel van prikkels kansen pakken, in plaats van dat de overheid van tevoren uitstippelt hoe we het precies gaan doen.”
Nu is de overheid vaak een sta in de weg?
“De belangrijkste vraag is: wie gaan straks onze energie produceren? Zijn er straks nog steeds hele grote energieproducenten, zoals nu? Of vele kleine? In het Westland staan kassen waar geen paprika’s geproduceerd worden, maar energie. Het productieproces is hier zo efficiënt en intelligent geworden dat dit kan. Om dit soort ontwikkelingen op te schalen zijn drie dingen van belang. Een technologie die dat mogelijk maakt, burgers en bedrijven die dat oppakken, en de juiste regelgeving.
De overheid wordt er nu mee geconfronteerd dat bestaande regels de inventieve processen in de weg staan. Daar moet je mee oppassen, want dan komt je legitimiteit in gevaar. Daarom pleit ik voor een geheel ander type regels die degene die voorop lopen belonen. Bijvoorbeeld door zo hoog mogelijke eisen en normen te stellen aan de productie. En als blijkt dat een aantal producenten nog efficiëntere methoden heeft ontwikkeld, de normen omhoog bij te stellen. Zo beloon je de koplopers en dwing je de achterblijvers om te investeren.”
Maar er zijn machtige belangen die dat tegenhouden. De grote energiebedrijven zitten niet te wachten op al die burgerinitiatieven die stroom leveren. Die hebben belang bij bestaande regelgeving.
“Ook die wereld verandert. We zitten in een financiële crisis, waarin de voorfinanciering van grote projecten ingewikkelder is geworden. Een aantal grote energiebedrijven is daardoor ook in de financiële problemen gekomen, mede omdat Duitsland de kernenergie versneld uitfaseert. De business case van decentrale energie wordt steeds beter, maar voorlopig hebben we die oude systemen nog heel hard nodig. Dan is het vooral van belang dat je als overheid veranderingen in de samenleving die de goede kant op gaan waardeert. En dus niet milieuvervuilende productiewijze of producten subsidieert, zoals nu nog geregeld het geval is.”
Betekent dit ook het einde van het poldermodel waarin alle partijen vooraf mogen meepraten voordat er nieuw beleid komt?
“In het overleg met gevestigde partijen zit een inherent conservatisme, want zij hebben vaak belang bij de bestaande orde. Als je echt een innovatieve delta wilt zijn, moet je juist actoren die nog geen gevestigd belang hebben in je systeem zien te krijgen. Daarom pleit ik er voor dat de overheid zich beperkt tot het stellen van regels en doelstellingen. Laat de markt en de burger zelf uitzoeken hoe hieraan te voldoen. Dan kun je realiseren dat kleinere bedrijfjes die nog niet op de radar van de overheid zijn daar op inspelen.
Overigens, om te voorkomen dat ik naïef optimistisch klink, met het stellen van regels en doelstellingen alleen ga je het niet halen. Van groot belang voor verduurzaming is het opschalen van goede oplossingen. Je moet voorkomen dat deze stranden omdat ze niet algemeen geldend worden gemaakt. Dat is een belangrijke taak van de overheid: the state of the art verplichtend maken. En soms zal je er als overheid geld in moeten stoppen als de investeringskosten te hoog zijn.”
Wat is de rol van de milieubeweging in deze energieke samenleving?
“Voormalig milieuminister Winsemius zij altijd: als ik in de Trêveszaal zit is het handig dat de milieubeweging buiten protesteert. Hij kon beter opereren als de milieubeweging voortdurend riep dat hij niet radicaal genoeg was. Die rol zie ik de milieubeweging niet meer vervullen. En het is de vraag of die nu effectief zou zijn. Je moet nu veel meer aandacht hebben voor de productiekant, daar moet de omslag worden gemaakt. Het bevorderen van milieubewustzijn is niet meer nodig. Burgers weten nu wel dat het snel duurzamer moet worden. Daar willen ze wel iets voor doen, maar het moet niet te veel tijd kosten. Dus als jullie ze mogelijkheden bieden om zonder veel moeite hip en groen te zijn, ligt daar een toekomst. Als je dat niet doet, wordt je voorbijgestreefd door clubs als Urgenda.”
De waakhondfunctie is niet meer de juiste?
“Jawel, anders verlies je je kleur. Je kunt nog steeds scherp zijn op je doelen, maar tegelijkertijd zelf bouwen aan oplossingen. Dan ben je voor de politiek veel geloofwaardiger.”
Geef een reactie