De Wadden willen in 2020 duurzaam en zelfvoorzienend zijn op het gebied van water en energie. Terschelling had een vliegende start, hoe staat het nu?
Terschelling, dat groene eiland, wil nog groener worden. De Waddeneilanden willen namelijk zelfvoorzienend worden. In 2007 maakten de Nederlandse Waddeneilanden bekend dat ze in 2020 hun energie en drinkwater duurzaam en zelfvoorzienend wilden verzorgen. Eilanders zijn van oudsher op zichzelf aangewezen, zou dat een vruchtbare voedingsbodem zijn?
Ruim 90 procent van de op de Waddeneilanden benodigde energie zelf duurzaam opwekken – dat is geen geringe ambitie. Met name omdat de golf toeristen die jaarlijks op de eilandkusten aanspoelt de energiemeter opstuwt. Zo heeft Terschelling, met zo’n 4700 inwoners, ruim 20 duizend meestal goed gevulde overnachtingsplekken, en dan hebben we het nog niet over Oerol. De op diesel varende veerboten zijn kampioen energieslurpers.
Ieder eiland heeft een eigen strategie om de doelen te halen. In het in 2007 gepresenteerde ambitiemanifest De energieke toekomst stond energiebesparing voor 24 procent op de balans, wind voor 18 procent, geothermie en een getijdencentrale voor 21 procent, zonne-energie en biogas voor het restant. Nu, vijf jaar later, experimenteert Texel met 25 kleine windmolens, en Ameland mazzelt met een eigen gasveld als basis voor duurzame energieopwekking. Beide eilanden hebben een coöperatie die duurzame energie inkoopt en de winst investeert in zelfstandige opwekking.
Vlieland profileert zich met energiebesparing, pompt drinkwater op met zonne-energie en speelt, net als Ameland, met de gedachte aan een ‘zonne-akker’, een groot terrein vol zonnepanelen. Schiermonnikoog heeft subsidie uit het Waddenfonds voor een biogasinstallatie die in 80 procent van de eilandbehoefte zou kunnen voorzien, maar wacht op aanvullende fondsen uit de Subsidieregeling Duurzame Energie van de Rijksoverheid.
Hoe staat het met de duurzaamheid op Terschelling?
Geothermie
Terschelling maakte in 2007 een vliegende start. Op een winderige dag liep Hessel, de zingende cafébaas, Jenö Obendorfer, ex-ingenieur van Shell, tegen het lijf op het veer. Hij vroeg Obendorfer of hij het Duurzame Energieteam niet kon bijspijkeren over boren naar warm water. “Toen ik me erin verdiepte”, zegt Obendorfer in zijn idyllische tuin aan de duinrand, “leek geothermie ideaal voor Terschelling. Grootschalige aanpak van zonne- en windenergie roept weerstand op vanwege de aanblik en het geluid; bovendien kunnen wind en zon het laten afweten. Geothermie zie en hoor je nauwelijks en de voorraad energie is onbeperkt. Op 2,5 tot 3 kilometer diepte zit warm water waarmee je kunt verwarmen en, mits de temperatuur hoog genoeg is, bijna emissieloos elektriciteit opwekken.”
Het zag er veelbelovend uit. Boringen van Shell wezen uit dat ten zuiden van Terschelling en Vlieland de aardtemperatuur hoger is dan in de rest van Nederland; daar ligt de zogeheten Zuidwalvulkaan waarop een gasproductieplatform van Shell staat. Obendorfer: “Met een geothermische elektriciteitscentrale, de eerste van Nederland, zouden we Terschelling op de kaart kunnen zetten. Met een aantal deskundigen en geïnteresseerden richtten we de Schylger Energie Maatschappij (SEM) op, een stichting zonder winstoogmerk. In twee weken haalde ik voor een haalbaarheidsonderzoek bij plaatselijke ondernemers een ton op. Dat trok subsidiegevers over de streep.”
Te commercieel
Het vooronderzoek eind 2009 was een domper. De watertemperatuur was lager dan verwacht, de bodem onvoldoende doorlatend om er water aan te kunnen onttrekken. Maar Obendorfer gaf niet op. “Diep in het Waddengebied, op meer dan vijfduizend meter, zit kolenkalk, een geologische laag die zich leent voor geothermie, met een temperatuur boven de 1900 graden. Van zoiets krijg ik de kriebels. Het maakt me dan niet uit op welk eiland die boorput komt; het is in Nederland niet eerder gedaan, dat trekt mij. De aanvangsinvesteringen van ultradiepe geothermie bedragen miljoenen, maar als het lukt hebben we een onbeperkte, enorme energiebron. Je kunt energieopwekking combineren met warmwatervoorziening. De Hogere Zeevaartschool hier op het eiland kan worden ingeschakeld bij de technische ontwikkeling, het lokale bedrijfsleven bij de bouw. We hebben, samen met onder andere Texel, bij het Waddenfonds een subsidieaanvraag gedaan, maar omdat er financiers bij waren betrokken die winst wilden maken, wezen ze de aanvraag af. Te commercieel, vonden ze.”
Ongetwijfeld schrok men ook terug voor de hoge investeringen en het ‘risicoprofiel’, dat onvoldoende garantie gaf op succes. En misschien voor het ‘fracken’, het splijten van gesteente dat bij schaliegaswinning zoveel milieuprotesten oproept, maar nodig is om voldoende water uit de kolenkalk te halen. “Als investeerders het risico niet nemen, moet de overheid inspringen”, vindt Obendorfer. “Aanvankelijk moet er idealisme zijn, later realisme. Maar het Rijk wil niet. Sindsdien ligt eigenlijk alles plat. De gemeente wil graag dat de SEM meewerkt aan het opzetten van een energiecoöperatie, maar de concurrentie op stroomtarieven is moordend, daar beginnen we niet aan.”
Wind
De schipbreuk van de geothermieplannen zorgde voor een diepe terugval, zegt Leo Bouwman, beleidsmedewerker milieu van de gemeente Terschelling. “We hadden ons rijk gerekend en teveel op die kaart gezet. Toen het stilviel, lagen we achter bij de andere eilanden die meer hadden gedaan aan energiebesparing en maatschappelijk bewustzijn. Inmiddels zitten we in een economische crisis, met krenterige banken en andere prioriteiten. Toch moeten we het duurzaamheidsdenken in beweging houden. Het eilandenimago is groen, het is ons sterke punt op de markt.”
Wat Bouwman betreft, zet Terschelling in op wind. “Zonder wind geen zelfvoorzienendheid. Het is goedkoper dan zonne-energie en het waait hier kneiterhard.” En een getijdencentrale tussen twee eilanden? “Bouwen in de Waddenzee? Iedereen valt over je heen, van Werelderfgoed tot Lenie ’t Hart. Bovendien is het getij hier niet groot, ongeveer anderhalve meter. Energie uit golfslag is misschien een betere optie. Maar mijn idee zou zijn om met grote windmolens 70 procent van alle energiebehoeften te dekken en 30 procent te winnen door besparing. Ondertussen zoek je naar minder omstreden, innovatieve technieken. Dan hebben we ons in 2020 aan ons woord gehouden en zijn we technisch verder.”
Hoe denkt hij over windparken in zee? “Veel duurder dan op land, maar het zou kunnen als we de systeemgrenzen oprekken, niet langer denken in termen van afzonderlijke eilanden. Dan zouden we gezamenlijk een windkanskaart kunnen opstellen, een geothermiekanskaart. Samenwerking is hoe dan ook nodig. Maar ja…” Eilanddenken, in alle gesprekken duikt het op. Het is een flink uit de kluiten gewassen beer op de weg naar duurzame zelfvoorzienendheid.
“Mensen zien eilanden vaak als een ideale proeftuin”, zegt Leo Bouwman, “een overzichtelijke eenheid waar je kunt experimenteren. Deels klopt dat; maar een eiland heeft ook nadelen. Zo ligt de warmtekrachtkoppelingsinstallatie van ons zwembad stil, omdat het onderhoudsbedrijf in Arnhem zit en niet snel hierheen komt. Het is gespecialiseerd werk dat maar enkele bedrijven doen; de lokale reparateur heeft niet de vereiste papieren. Afhankelijkheid van techniek brengt hier extra risico’s met zich mee.” Hij lacht. “We hebben een zeemilieu, mijn gereedschap roest in de schuur!”
Burgers overtuigen
‘Duurzaam idee? De gemeente betaalt mee!’ De folder, opgesierd met een in klimop gehulde Brandaris, afficheert de nieuwste poging van de gemeente om duurzaamheid levend te houden. Ideeën van burgers en bedrijven kunnen tot een maximum van vijfduizend euro gesubsidieerd worden; het potje is voor de komende vijf jaar “dichtgetikt”, zoals Leo Bouwman zegt. In de commissie die aanvragen toetst zitten Willemijn Steentjes en Han Leereveld. “Voor duurzaamheid is draagvlak nodig”, zegt Steentjes, “tot nu toe heeft men alleen groot gedacht en te weinig geprobeerd de gewone burger te overtuigen.”
Sinds de lente druppelen de aanvragen binnen. Iemand wil zonnepanelen, een ander zijn huis klimaatneutraal maken, een boer wil een energy saver voor zijn melkinstallatie. Daarnaast is Han Leereveld bezig om, onder de vleugels van energiecoöperatie Grunneger Power, Terschellinger Power op te zetten. “Zij zijn groot genoeg om een concurrerende inkoopprijs voor duurzame energie te bedingen. Wij kunnen aanhaken, maar zelf bepalen waarin we de winst steken. Bijvoorbeeld in kopen en verhuren van Nederlandse zonnepanelen.”
Hoe denken zij over windenergie? Steentjes: “Van mij mogen ze molens in de Noordzee zetten. Of je nu een containerschip ziet of zo’n parkje…” Leereveld: “Een kolencentrale is erger, ook al staat die onzichtbaar ver weg. We moeten mensen overtuigen. Bouw met kinderen op scholen een windmolentje om sinaasappels uit te persen.”
Geef een reactie