Of je nou positief of negatief bent over het in Parijs bereikte klimaatakkoord, feit blijft dat internationale onderhandelingen over handel, zoals TTIP of de WTO-top deze week in Nairobi, minstens zo belangrijk zijn. Vrijhandelsverdragen staan een goed klimaatbeleid immers in de weg. Guus Geurts formuleert mogelijke oplossingen.
De klimaattop in Parijs is afgesloten met een akkoord waarop in brede kringen euforisch gereageerd wordt. Positief is het doel om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C (in 2100), en dat er ‘bindende’ elementen zijn opgenomen. Maar voor de rest is vrijblijvendheid troef. Klimaatwetenschapper James Hansen noemt het een nep-akkoord dat bestaat uit vage beloftes in plaats van daden. Daarbij heeft het ook allerlei averechtse effecten, zoals een steeds groter beslag op schaars land en water in the Global South voor biobrandstoffen en boomplantages. Terwijl mensen daar al de grootste klappen van klimaatverandering zullen ondervinden, worden boeren en inheemse volkeren ook nog eens van hun land verdreven voor valse klimaatoplossingen.
Bovendien zijn internationale onderhandelingen over handel – zoals TTIP en de WTO-top van 15 t/m 18 december in Nairobi – minstens zo belangrijk. Vrijhandelsverdragen staan namelijk een goed klimaatbeleid in de weg, zoals ik eerder betoogde in mijn artikel TTIP maakt een effectief klimaatakkoord onmogelijk. Hierbij een aantal alternatieve voorstellen die hopelijk wel leiden tot het voorkomen van desastreuze klimaatverandering en tot een rechtvaardige toegang tot land en water.
Business as Usual is geen optie meer
Dit alternatief is nodig omdat duidelijk wordt dat het huidige beleid niet effectief is om een aantal redenen:
- Dat TTIP effectief klimaatbeleid inderdaad onmogelijk maakt werd onlangs pijnlijk duidelijk: de Europese Commissie voor Handel heeft de klimaatonderhandelaars voorafgaand aan de top in Parijs de opdracht gegeven dat een eventueel klimaatakkoord op geen enkele wijze het TTIP-akkoord mag hinderen. De EU-regeringen moesten elke discussie over handel zelfs blokkeren tijdens de klimaatonderhandelingen.
- ‘Handel’ is echter essentieel voor alle milieuverdragen en dus ook het klimaatverdrag. Uitgangspunt van internationale milieuverdragen blijft namelijk de door de WTO – met financiële sanctiemogelijkheden – opgelegde concurrentie op de wereldmarkt, waarbij er geen eisen gesteld mogen worden aan de – al dan niet milieuvriendelijke – wijze van productie van importproducten. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie voor lokale bedrijven als die wel aan hoge eisen moeten voldoen. Door TTIP, TISA en andere vrijhandelsverdragen zal het nog verder onmogelijk worden gemaakt om effectieve milieuwetgeving op te stellen.
- Hierdoor resteert niets anders dan zelfregulering door het bedrijfsleven en enkele ngo’s met vrijwillige, vaak weinigzeggende duurzaamheidscriteria. Beruchte voorbeelden zijn de ‘ronde tafels’ voor verantwoorde soja (RTRS) en duurzame palmolie (RSPO). Het Wereld Natuur Fonds, Solidaridad en andere organisaties proberen consumenten en de politiek zo wijs te maken dat het überhaupt mogelijk is om deze producten ‘duurzaam’ te importeren. De massale bosbranden in Indonesië – die vooral veroorzaakt zijn om ruimte maken voor palmolieplantages gericht op de export – maken nog eens duidelijk dat dit perverse effecten heeft. Daarbij zal het areaal palmolie het komende decennium nog verdubbelen.
Het Westen ontloopt haar verantwoordelijkheid
De huidige westerse overconsumptie wordt echter niet aangepakt in klimaatverdragen. Indonesië is door genoemde natuurvernietiging voor onze palmolie de derde uitstoter van broeikasgassen ter wereld. Brazilië staat als exporteur van soja, biobrandstoffen en rundvlees ten koste van regenwoud en andere natuurgebieden ook in de top vijf. Koploper blijft China, dat ‘de fabriek van de wereld’ is geworden nadat het land in 2004 toetrad tot de WTO. Europese en Amerikaanse fabrieken werden massaal gesloten en terwijl onze banen verdwenen, werd China binnen de klimaatonderhandelingen voortaan – onterecht – verantwoordelijk gesteld voor de broeikasgassen die het voor de productie van onze producten uitstootte.
De afgelopen weken in Parijs kregen lobbyisten van het multinationale bedrijfsleven weer vrij spel, en werd gewerkt aan marktgerichte en technologische ‘win-win-situaties’, die ons ‘van de drup in de regen’ helpen. Het gaat dan om boomplantages in ontwikkelingslanden in het kader van REDD+ en aldaar geproduceerde biobrandstoffen voor de westerse markt, het Clean Development Mechanisme, emissiehandel en Climate Smart Agriculture. Deze schijnoplossingen leiden namelijk tot problemen met landrechten en lokale voedselvoorziening, zijn niet effectief en/of versterken vooral de macht van multinationals en grootgrondbezitters ten opzichte van boeren.
Alternatieven
Hoe dan wel? De (inter)nationale overheid zal haar rol als marktmeester moeten terugpakken. Ze zal gebruik moeten maken van financiële prikkels en bindende regelgeving, waarbij tegelijkertijd oneerlijke concurrentie moet worden voorkomen. Alleen dan kunnen alle milieu- en sociale kosten in de prijs worden geïnternaliseerd. Bedrijven krijgen dan de zekerheid die ze verlangen, kunnen op lange termijn investeren in duurzame productie en dan kan – zoals liberalen willen – ‘de markt verder zijn werk doen’. Hiertoe een aantal voorgestelde maatregelen:
1. Ecotaksen
Het internaliseren van milieukosten kan het eenvoudigst door veel hogere ecotaksen te heffen op vervuilende stoffen als CO2, methaan, chemicaliën en schaarse grondstoffen als zoet water, metalen, mineralen. Onlangs pleitten zelfs zes grote energiebedrijven (waaronder Shell en BP) voor een carbontaks. Dit mede om een einde te maken aan onzekerheid over toekomstig klimaatbeleid en om CO2-opslag rendabeler te maken.
Laten we beginnen deze ecotaksen Europees in te voeren, om oneerlijke concurrentie binnen de EU te voorkomen. Wel zouden de lidstaten de beschikking over deze belastinginkomsten moeten krijgen. Dan kunnen ze namelijk tegelijkertijd de belastingen op arbeid verlagen. Het gevolg is een technologische ontwikkeling die niet langer arbeid vervangt door fossiele energie, schaarse grondstoffen en kapitaal, maar het omgekeerde bewerkstelligt. Van arbeid hebben we ruim voldoende, van de rest juist niet en bovendien leidt die tot vervuiling en uitputting. Binnen het Ex’tax Project is de beoogde vergroening verder uitgewerkt. Een meer circulaire economie biedt vele sociale, duurzame en economische voordelen.
Deze circulaire economie wordt dan ook volop ondersteund door de EU (Europe 2020 Strategy en Closing the Loop, onlangs door commissaris Timmermans gepresenteerd), OESO, Wereldbank, IMF en ILO. Maar het blijft vaak bij mooie woorden omdat nagelaten wordt ook te pleiten voor de drastische hervorming van het vrijhandelsbeleid – voorwaarde voor een werkelijk circulaire economie met zoveel mogelijk sluitende kringlopen. Alleen dan kan oneerlijke concurrentie voor het Europese bedrijfsleven namelijk worden voorkomen, en het onnodige transport en veel te grote beslag op steeds schaarsere hulpbronnen in ontwikkelingslanden drastisch worden teruggebracht.
2. Importheffingen
Een tweede maatregel is het verhogen van importheffingen. Nu zorgen een gebrek aan Europese importheffingen ervoor dat het goedkoper is om soja, palmolie en biobrandstoffen te importeren dan om vervangende eiwit- en oliegewassen in de EU te telen of de vleesconsumptie en het energieverbruik drastisch terug te brengen. Verder zijn door het opheffen van importheffingen Europese fabrieken naar China verplaatst. In plaats van Europese recyclingprogramma’s op te zetten is het goedkoper om alsmaar ruwe grondstoffen uit buitenlandse mijnen te importeren. Dit alles ten koste van Europese werkgelegenheid in landbouw en industrie, landrechten van kleine boeren en inheemse volkeren in ontwikkelingslanden, veel nog te kappen natuurgebieden en vooral veel onnodige uitstoot van broeikasgassen.
Genoemde ecotaks is dus alleen effectief als door importheffingen oneerlijke concurrentie van import kan worden tegengehouden. Hoogleraar Klaas van Egmond pleit dan ook voor een extra importheffing op bijvoorbeeld Chinees speelgoed dat niet te maken heeft gehad met deze Europese CO2-heffing. Bijkomend voordeel van een verhoging van importheffingen is dat de wettelijke eisen aan bedrijven op gebied van milieu, dierenwelzijn, productveiligheid en lonen verder verbeterd kunnen worden. Hieraan zal een brede maatschappelijke discussie vooraf moeten gaan over de criteria van ‘echte duurzaamheid’.
Maar vooral zal de EU hierdoor veel meer zelfvoorzienend kunnen worden in voedsel, veevoer, textiel (hennep in plaats van katoen) en hout (bijvoorbeeld door akkerbouw binnen agroforestry op grote schaal te combineren met teelt van bomen). Als Europa met haar gunstige klimaat en vruchtbare bodems niet in staat is zelfvoorzienend te worden, kan geen enkel continent dat. Bijkomend voordeel is dat kringlopen van steeds schaarsere grondstoffen als fosfaat gesloten kunnen worden, en dat dierlijke mest weer een voor landbouw noodzakelijke grondstof wordt in plaats van een milieuprobleem.
In principe kunnen binnen de WTO importheffingen verhoogd worden. Als dat niet lukt zullen binnen bijvoorbeeld de VN-handelsorganisatie UNCTAD eerlijke handelsafspraken moeten worden gemaakt die dit wel mogelijk maken. Ook kunnen hierbinnen afspraken worden gemaakt over het via importquota geleidelijk verlagen van westerse voedselexporten naar ontwikkelingslanden, op weg naar hun zelfvoorziening. Op dezelfde manier kan de Europese soja- en palmolie-import geleidelijk worden verlaagd, op weg naar Europese zelfvoorzienende eiwit- en plantaardige olieproductie.
3. Aanbodbeheersing en effectievere inzet van landbouwsubsidies
Binnen de landbouw en veehouderij is het verder noodzakelijk dat het Europese aanbod via productiebeheersing wordt afgestemd op de Europese vraag (plus eventueel de koopkrachtige vraag buiten Europa). Dat voorkomt instabiele prijzen, overschotten en dumping in ontwikkelingslanden. Ondertussen blijft Europa natuurlijk tropische producten als koffie, thee en cacao importeren, en kunnen andere landen Europese producten kopen, maar dan wel voor eerlijke, ongesubsidieerde prijzen. UNCTAD kan zorgen voor internationale afstemming van het aanbod op de vraag van tropische producten, vergelijkbaar met de eerdere internationale koffieovereenkomst.
Alle huidige landbouwsubsidies, die enerzijds leiden tot gelegaliseerde dumping in ontwikkelingslanden en er anderzijds voor zorgen dat industrie en handel onder de kostprijs kunnen inkopen, kunnen dan worden afgeschaft. Boeren krijgen immers een kostendekkende prijs voor een product dat al aan veel hogere standaarden voldoet. Het verschil in consumentenprijs tussen gangbaar en biologisch voedsel zal dalen, waardoor die sector een boost krijgt. En vanaf dat moment is 100 procent dier- en milieuvriendelijk geproduceerd, nu is dat 7 procent.
Wel dient ook de marktmacht in de voedselketen te worden aangepakt door een rechtvaardigere mededingingswetgeving. Hierdoor krijgt de boer een groter deel van de consumentenprijs. Voedsel zal wat duurder worden, zeker omdat er op nationaal niveau een aanvullende vlees- en suikertaks zou moeten worden geheven, uit gezondheids- en milieuoogpunt. De laagste inkomens moeten gecompenseerd worden voor deze iets hogere voedselprijzen. Dat valt overigens erg mee; gemiddeld 15,9 procent van het inkomen gaat naar voedsel in plaats van 15 procent nu.
De huidige 50 miljard euro landbouwsubsidies worden vervolgens veel effectiever ingezet voor het betalen voor natuur-, water- en landschapsbeheer, maar alleen aan die boeren die zich daarvoor ook werkelijk inzetten. Daarnaast kan dit geld klimaatdoelen dienen door boeren te betalen voor het verhogen van organische stof in de bodem, waardoor veel CO2 kan worden opgeslagen en minder kunstmest nodig is. Ook kan met dit geld decentrale duurzame energieopwekking op het platteland worden gestimuleerd.
4. Gunstige klimaateffecten door ecologische en geregionaliseerde voedselvoorziening
Met genoemde geregionaliseerde en ecologische voedselvoorziening kan volgens de internationale boerenbeweging Via Campesina 50 tot 75 procent van de gehele mondiale uitstoot van broeikasgassen worden voorkomen of opgeslagen. Onderdelen zijn: regionale productie en consumptie (10-12 procent), niet langer omzetten van natuurgebieden in landbouwgrond (15-18 procent), een overschakeling van industriële naar ecologische landbouw zonder intensieve veehouderij (5-9 procent), en opslag van CO2 door verhogen van de organische stof in de bodem (20-35 procent), zie ‘Small scale sustainable farmers are cooling down the earth’.
5. Speciale aandacht voor the Global South
Maar laten we met deze grotere Europese zelfvoorziening the Global South niet in de steek? Inderdaad zullen grootgrondbezitters aldaar schade ondervinden en zal de mijnbouw en industriële productie voor westerse markten dalen. Wel zullen de extra hoge tarieven op bewerkte tropische producten – de zogenaamde tariefescalatie – moeten worden afgeschaft. Hierdoor zal een groot deel van de verwerking van in de herkomstlanden plaatsvinden, wat veel werkgelegenheid oplevert. Belangrijker is dat een groot deel van het nu nog voor export in beslag genomen land en water weer beschikbaar komt voor de eigen voedselproductie.
Maar dan zullen ook de historische schulden moeten worden kwijtgescholden, waardoor ze hun natuurlijke hulpbronnen niet meer in de uitverkoop hoeven te doen. En zij krijgen – binnen drastisch hervormde handelsverdragen – evenals de EU weer de kans om hun importheffingen te verhogen en zo hun voedsellandbouw, verwerking en (informele) handel te beschermen tegen gesubsidieerde westerse landbouwoverschotten en Chinese producten. Eindelijk kunnen dan met name Afrikaanse landen een ontwikkelingspad volgen dat alle succesvolle economieën hebben gevolgd; eerst achter tariefmuren de landbouw en de industrie stimuleren, dan eventueel de wereldmarkt op. Het kan ervoor zorgen dat boeren niet langer gedwongen naar de sloppenwijken verhuizen, dat de werkloosheid in de steden daalt en dat ook de noodzaak om op bootjes naar het Westen te stappen afneemt. En hopelijk draagt dit alles er toe bij dat klimaatverandering kan worden voorkomen, en daarmee miljoenen extra vluchtelingen.
Andere voorstellen zoals het afschaffen van subsidies op fossiele brandstoffen, en het beperken van overheidsuitgaven in infrastructuur die globaliserende bedrijven bevoordeelt, staan genoemd in de Petitie voor Klimaatrechtvaardigheid en Voedselsoevereiniteit (die nog steeds ondertekend kan worden).
Verrassend nieuwe coalities
De blessing in disguise van TTIP is dat het thema ‘handel’ terug is op de agenda. Binnen en buiten Nederland wordt binnen verrassende nieuwe coalities samengewerkt om TTIP tegen te houden. Zo werken in Nederland binnen het Stop TTIP-platform milieu-, ontwikkelings-, consumentenorganisaties samen met boerenorganisaties, vakbonden en in toenemende mate het midden- en kleinbedrijf. Vooral buiten Nederland ageren die laatsten fel tegen TTIP. FNV heeft ondertussen goed draaiende klimaat- en TTIP-werkgroepen gevormd. Binnen de landbouw hebben nu acht boerenorganisaties waaronder twee LTO-vakgroepen zich tegen TTIP gekeerd. Dit betekent dat natuurlijke bondgenoten als CDA, D66 en PvdA niet achter kunnen blijven.
Maar met een mogelijk stoppen van TTIP zijn we er niet, daarna zal moeten worden gewerkt aan coherente alternatieven voor het vrijhandelsbeleid, en aan bewustwording van bevolking en politiek. The Alternative Trade Mandate biedt daarvoor een goed startpunt, dit is een Europa-breed alternatief, dat is ondertekend door tientallen maatschappelijke organisaties en Europarlementariërs.
Verheugend is ook dat in aanloop naar genoemde WTO-top in Nairobi een Global Civil Society Letter naar buiten werd gebracht door 460 maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen, verenigd in Our World Is Not For Sale.
En ook van andere kanten dienen zich nieuwe inspirerende bondgenoten aan. Deels zijn die gericht op ‘de markt’ en de financiers hiervan, zoals de Fossil Free / Divest-campagne. Anderzijds richten de Urgenda Klimaatzaak en de End Ecocide on Earth-campagne zich via de ‘rechtenbenadering’ op het herschrijven van (inter)nationale wetten. Hopelijk krijgen deze uiteindelijk primaat boven het nu nog dominerende ‘vrijhandelsrecht’ binnen de WTO, en kunnen we werkelijk spreken over System Change, not Climate Change.
roland zegt
@: “Positief is het doel om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C (in 2100), en dat er ‘bindende’ elementen zijn opgenomen”
– Welke bindende elementen? Die temperatuurstijging blijkt achteraf en kan dus geen doel zijn, maar slechts een resultaat dat al of niet bereikt is.