Een simpele blaasontsteking kan je al fataal worden. Omdat bacteriën almaar resistenter worden tegen antibiotica sterven in Europa jaarlijks wel 25 duizend mensen. Het omvangrijke gebruik van antibiotica in de veehouderij zou hiervan de oorzaak zijn. Zin of onzin?
Stel je voor, je dochtertje is ernstig ziek en moet een hartoperatie ondergaan. Nadat er een vooronderzoek in het ziekenhuis heeft plaatsgevonden, blijkt dat de operatie uitgesteld moet worden vanwege ruis op de longen. Onverrichter zake naar huis. Enkele dagen later krijg je een telefoontje van de opererend arts dat je niet meer hoeft terug te komen. Er is een MRSA-bacterie gediagnosticeerd. Een wat voor bacterie?
Het overkwam Eric en Ine van den Heuvel uit het Brabantse Nistelrode. Het meisje in kwestie heet Eveline en is dan twee jaar oud. We schrijven oktober 2003: Eveline gaat de boeken in als de eerste mens met een MRSA-besmetting. “Ik had geen flauw benul wat MRSA was”, vertelt Van den Heuvel. Daar waar hij en zijn vrouw zich richten op de vraag wat het überhaupt is en waar het vandaan komt, zijn de artsen bezig met het gezin uit het ziekenhuis te weren uit angst voor besmetting.
Uiteindelijk wordt de situatie zo levensbedreigend dat Eveline wel geopereerd moet worden. Drie jaar is ze dan en na de operatie moet ze wekenlang in quarantaine. Bezoekers mogen alleen in speciale pakken bij het kleine meisje komen. “Vreselijk.”
In zijn zoektocht naar het hoe en wat, ontdekt Van den Heuvel dat MRSA een resistente huidbacterie is die ongevoelig is voor de meeste, gangbare antibiotica en daardoor moeilijk te bestrijden is; dat MRSA vooral gevaarlijk is voor mensen met een verminderde weerstand én dat, als blijkt dat vier van de vijf gezinsleden MRSA-positief zijn, de oorzaak van de besmetting in zijn eigen varkenshouderij ligt.
Besmettingsgevaar
Jan ten Have is monteur in de bakkerijindustrie en woont in het Gelderse Azewijn “op 200 meter afstand van een megastal met 6300 vleesvarkens”. Als hij in 2009 in het ziekenhuis wordt opgenomen vanwege een ontsteking op zijn kin, constateert het ziekenhuis dat Ten Have de resistente MRSA-bacterie onder de leden heeft. In verband met besmettingsgevaar wordt hij direct naar huis gestuurd – een eenpersoonskamer is namelijk niet beschikbaar in het ziekenhuis.
“Je schrikt je kapot. Ik had wel eens van MRSA gehoord, maar dat was een ver van mijn bed show. Het is een hele nare gewaarwording als je als een besmet iemand wordt behandeld en verplegend personeel ineens handschoenen gaat dragen. Toen ik vorig jaar iets in mijn oog kreeg en dat in het ziekenhuis verwijderd moest worden, kreeg ik een speciale behandeling. Ik sta te boek als een besmet persoon en een besmettingsgevaar.”
Ten Have legt de oorzaak van zijn besmetting bij de varkenshouderij op steenworp afstand van zijn huis. “Een logische conclusie, toch? Hoe kom ik er anders aan?”
25.000 doden
Antibioticaresistentie. De gezondheidszorg, inclusief de Wereldgezondheidsorganisatie, waarschuwt hier al jaren voor, maar wat is het eigenlijk? Gemiddeld draagt een mens 1,5 kilo aan bacteriën met zich mee. Vooral in de darmen, maar ook op de huid. Sommige van die bacteriën hebben we nodig voor bijvoorbeeld de spijsvertering, maar er bestaan ook bacteriën die ziektes veroorzaken.
Revolutionair was dan ook de uitvinding van penicilline (een antibiotica). Het werd bestempeld als het belangrijkste geneesmiddel van de twintigste eeuw. Door dit wondermiddel konden mensen genezen van dodelijke infecties. Sinds die uitvinding wordt antibiotica veelvuldig gebruikt bij zowel mens als dier om infecties te bestrijden, maar ook om te voorkomen dat (nieuwe) infecties ontstaan, bijvoorbeeld bij operaties en bij chronische urineweginfecties.
Maar, zoals dat gaat in het leven, geldt ook hier de wet van de sterkste. De bacterie vocht terug. Door veelvuldig gebruik van antibiotica ontstaan resistente bacteriën, zoals ESBL-producerende bacteriën en MRSA. Aangezien het niet de verwachting is dat er op korte termijn nog nieuwe antibioticamiddelen komen, wordt de behandeling van bepaalde infecties daardoor moeilijker en soms zelfs niet meer mogelijk.
In Europa sterven jaarlijks 25.000 mensen omdat bacteriën almaar resistenter worden tegen antibiotica, blijkt uit cijfers van het European Centre for Disease Prevention and Control dat jaarlijks een European Antibiotic Awareness Day organiseert. Op de Nederlandse editie van 2014 sprak minister van Volksgezondheid Edith Schippers (VVD): “Als antibiotica niet meer werken, worden transplantaties, kankerbehandelingen, maar ook routineoperaties levensgevaarlijk of onmogelijk. Een simpele blaasontsteking kan fataal worden.”
Veehouderij
In de discussie over de ontwikkeling van antibioticaresistentie speelt het omvangrijke gebruik van antibiotica in de veehouderij een belangrijke rol. Dit omdat het resistentieniveau in deze sector daardoor ook hoog is, zoals blijkt uit de jaarlijkse MARAN-rapportages (Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals in the Netherlands) waarin zowel gebruiks- als resistentiecijfers staan. Het gevaar: resistente bacteriën kunnen worden overgedragen van dier naar mens.
Maar waarom gebruikt de diersector überhaupt antibiotica? Is het noodzakelijk? Of is het vooral ook de economische waarde van de veestapel die telt? Tot 2006 werd in de hele Europese Unie op grote schaal antibiotica ingezet als groeibevorderaar binnen de diersector. Dat werd standaard aan het veevoer toegevoegd zonder tussenkomst van een dierenarts.
“Antibiotica heeft een prestatieverhogend en een groeibevorderend effect en levert minder uitval op door ziekte. Daarmee is het dus een heel strategisch en goedkoop middel om de productie te verbeteren”, zegt Dik Mevius, professor Antimicrobiële Resistentie bij het Central Veterinary Institute (CVI), onderdeel van Wageningen UR, en betrokken bij de MARAN-rapportages. Hetty van Beers, directeur van de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) die in 2010 werd opgericht en als taak heeft om het gebruik van antibiotica in Nederland te analyseren geeft aan dat de focus in die jaren vooral op het gezond houden van de dieren lag door preventief gebruik. “Dierenhouders zijn gebaat bij gezonde dieren, want elk ziek dier kost extra geld en extra aandacht.”
Varkenshouder Van den Heuvel gebruikte zelf ook veel antibiotica en geeft aan dat dit gewoon zo ging. “Daar dacht je niet over na. Als dieren en mensen intensief bij elkaar leven, dan wordt het natuurlijk bacterieel evenwicht verstoord. Eén van de middelen om dat te herstellen is het gebruik van antibiotica. Pas later werd er meer bekend over de effecten van het (preventieve) gebruik van antibiotica. Toen bleek dat we als het ware een antibiotica-deken over Nederland hebben gelegd.”
Reductie
Dieren groeiden er dus harder van en het leek ook een uitstekend middel om te voorkomen dat dieren ziek werden. Daar waar het gebruik van antibiotica bij mensen in Nederland het laagst is van Europa, was het gebruik in de veehouderij tot voor kort één van de hoogste van Europa. Maar het was een schijngezondheid. Jacomijn Pluimers, campagneleider Duurzaam Voedsel bij Milieudefensie wijst op de kwetsbaarheid van de veehouderij: “Een ongezond systeem wordt staande gehouden met medicijnen. Door de komst van megastallen zijn de dieren extra kwetsbaar. In een omgeving met heel veel dieren en weinig natuurlijke weerstand kunnen bacteriën en virussen goed gedijen en zich uitbreiden.”
Omdat er steeds meer bekend werd over het resistenter worden van bacteriën, werd vanaf 2006 de standaard toepassing van antibiotica als groeibevorderaar in het veevoer verboden, maar het verbod had tot 2009 weinig effect omdat het leidde tot een toename van het reguliere antibioticagebruik. In 2010 kondigde de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan dat het preventieve antibioticagebruik in de dierhouderij per juli 2012 werd verboden en dat het gebruik sowieso zou moeten dalen. Er werden reductiedoelstellingen afgesproken: in 2011 zou het antibioticagebruik ten opzichte van 2009 met twintig procent gedaald moeten zijn en in 2013 met vijftig procent. Dat doel werd bereikt, blijkt uit verkoopcijfers van de branchevereniging Veterinaire Farmacie. In 2014 stond de reductieteller op 58,1 procent en volgens de doelstelling van de overheid moet er in 2015 een reductie van 70 procent ten opzichte van 2009 zijn behaald. Dit ondanks dat de schaalvergroting in de veehouderij wel doorgaat.
Mevius: “Het is vaak wel de perceptie dat schaalvergroting in de veehouderij leidt tot meer antibioticagebruik, maar cijfers tonen dat niet aan. Of een bedrijf nu groot of klein is, de mindset van een veehouder ten aanzien van antibioticagebruik is bepalend voor de hoeveelheid die hij gebruikt. Die mindset is veranderd en dat heeft kunnen leiden tot reductie.”
Overgebruik
Wat zegt het dat de sector inmiddels al een reductie van bijna 60 procent heeft behaald in een paar jaar tijd? “Dat het dus blijkbaar haalbaar was om een deel van het laaghangend fruit te plukken”, aldus Maaike van den Berg, rundveedierenarts en voorzitter van de werkgroep Veterinair Antibioticabeleid van de KNMvD, de beroepsorganisatie van dierenartsen. “We zaten te hoog in het gebruik van antibiotica, laten we eerlijk zijn.” Van Beers van de SDa benadrukt dat de sector zelf (de veehouders en dierenartsen) doordrongen is geraakt van de risico’s van het antibioticagebruik. Van den Berg is het daarmee eens: “De focus is meer verlegd naar het gezond houden van de dieren dan (preventief) ziektes bestrijden, want dat levert nu eenmaal gezondere producten op en dus meer geld.” Gezond betekent zónder antibioticaresistente bacteriën dus.
Causaal verband
De MARAN-rapportages, waarin zowel gebruiks- als resistentiegegevens staan opgenomen, laten een duidelijke trend zien. “De afgelopen decennia zagen we dat de toename van antibioticagebruik in de veehouderij synchroon liep met een toename van antibioticaresistentie. Sinds 2011 zien we dat een daling van antibioticagebruik in de veehouderij synchroon loopt met een daling van antibioticaresistentie. Wij suggereren daarom een causaal verband”, zegt Mevius. “Het Nederlandse model van de veehouderij laat zien dat je ondanks schaalvergroting, toch een reductie van antibioticagebruik kan realiseren. Dat kan door een andere mindset van de veehouder, door transparantie in het gebruik van antibiotica, door gezondheids- en behandelplannen op de bedrijven, door strenge hygiëne-eisen en door onder andere ook de kwaliteit van diervoedsel en drinkwater omhoog te brengen. Het is een totaalpakket aan maatregelen die een veehouder moet nemen ten aanzien van gezondheidsmanagement op zijn bedrijf.”
Omdat nog lang niet alle veehouders op die manier werken, zal het huidige systeem van de veehouderij drastisch moeten veranderen om te waarborgen dat het gebruik van antibiotica blijft dalen. “De veehouderij is in het verleden gebouwd op goedkope antibiotica. Nu is de uitdaging een duurzame veehouderij op te bouwen, één die niet is gebaseerd op het systematische gebruik van antibiotica. Zo lang je het huidige systeem van de veehouderij niet verandert, kun je slechts tot een bepaald niveau reduceren zonder dat het dierenwelzijn in gedrang komt,” aldus professor Mevius. Cijfers van het SDa tonen inderdaad aan dat er sinds 2014 een afvlakking van de reductie gaande is. Tot nog toe is er weinig bekend over dierenwelzijn in relatie tot antibioticareductie. De Raad voor Dierenaangelegenheden (de denktank voor het dierbeleid van de minister en staatssecretaris van Economische Zaken) komt eind 2015 met een advies.
Gezonder systeem
Daar waar Mevius aangeeft dat niet de grootte van een veehouderij het probleem van de resistentie bepaalt, maar hoe je als boer je bedrijf runt, vindt Pluimers van Milieudefensie die schaalvergroting juist wel een probleem. Ze is blij met de behaalde reductie, maar vindt het nog lang niet genoeg. “Ons systeem van de veehouderij loopt op zijn eind. Het knelt bij de antibioticaresistentie, het knelt bij natuur en milieu en het knelt bij boeren die te weinig geld krijgen en in Brussel de barricaden opgaan. We moeten toe naar een veel gezonder systeem met minder vee, maar ook minder consumptie van vlees en zuivel en een betere prijs voor de boer. We zitten met ons allen in een ratrace waarbij we meer voor minder willen ten koste van onze eigen leefomgeving en dat van anderen. Dat houdt geen stand.” Rundveedierenarts Van den Berg: “De afgelopen decennia draaide alles om het zo goedkoop mogelijk, zo veel mogelijk produceren. Tegelijkertijd komt er gelukkig meer aandacht voor dierenwelzijn. Die twee dingen zijn niet meer altijd verenigbaar. Als maatschappij moeten we een open debat aangaan over de herkomst van ons voedsel, de prijs die we daarvoor betalen en het duurzaam produceren.”
Sinds bekend werd dat zijn dochter een MRSA-bacterie opliep dankzij zijn eigen varkenshouderij, heeft Van den Heuvel het roer volledig omgegooid. Inmiddels heeft hij een antibioticareductie van 95 procent behaald door onder andere strenge hygiënemaatregelen door te voeren, een verbetering van de kwaliteit van het voer en drinkwater en te werken met probiotica in plaats van antibiotica. “In plaats van ziektes te managen, moeten we juist de gezondheid van onze dieren managen.” En wat een ‘gezonde’ veehouderij dan is, daar zijn de meningen over verdeeld.
Geef een reactie