Werken we om te leven, of leven we om te werken? Het laatste lijkt steeds meer waarheid te worden. Tegelijk brengen overproductie en overconsumptie onze leefomgeving en geestelijke gezondheid in gevaar. Tijd voor verandering, vindt Amsterdams onderzoeksbureau Monnik. Met de tentoonstelling Werkplaats voor de Nieuwe Wereld stellen ze de huidige groei-economie ter discussie en gaan ze op zoek naar alternatieven.
Monnik werd opgericht in 2012 en bestaat vandaag uit Edwin Gardner en Christiaan Fruneaux. Uit die samenwerking kwamen al een aantal boeiende projecten voort. Een voorbeeld is Babel, het voorstel voor een universeel schrift voor Europa, geïnspireerd door het Chinese Hanzi-schrift. Monnik is niet zozeer geïnteresseerd in feiten en cijfers, als wel in verhalen en verbeelding. De projecten zijn niet altijd even realistisch – Babel is daar een mooi voorbeeld van – maar ze zetten aan tot reflectie en het doorbreken van denkpatronen, iets waar vandaag meer dan ooit nood aan is.
Babel was een zijproject, want het onderzoek van Monnik draait voornamelijk rond het concept van economische groei en de betekenis van werk. De tot nu toe opgedane kennis resulteerde in een tentoonstelling, die nog tot 5 juli te bezoeken is in Maastricht: Werkplaats voor de Nieuwe Wereld. Hedendaagse stedelijke sentimenten wijzen op een verlangen naar een lokaal, eerlijker, duurzaam en meer betekenisvolle wereld. De hipster die z’n eigen bier brouwt, de zelfgebreide trui van oma als status symbool en de hacker die meebouwt aan een opensourceproject.
Maar wat is de relatie tussen het zelfgebrouwde bier en de zelfrijdende auto, tussen de heropleving van de ambachten en de razendsnelle ontwikkeling van geavanceerde robotica en kunstmatige intelligentie? Staan deze twee ontwikkelingen haaks op elkaar of liggen ze in het verlengde van elkaar? Die vraag staat centraal. Lowtech Magazine ging naar de tentoonstelling in Maastricht en interviewde beide monniken in hun kantoor in Amsterdam.
We kunnen niet eeuwig blijven groeien
De noodzaak tot groei is het dominante denkkader van de moderne tijd. Steeds meer mensen maken steeds meer spullen in een steeds groeiende economie. Groeicijfers bepalen ons overheidsbeleid, onze commerciële strategieën en onze gezinskeuzes. Stilstand ervaren we als achteruitgang. De groeimaatschappij heeft ons een langere en comfortabelere levensloop gebracht. De verworvenheden van de moderne tijd zijn overal om ons heen vertegenwoordigd. Langs de andere kant groeit het besef dat we als samenleving niet kunnen blijven groeien. We bevinden ons nu eenmaal op een eindige planeet met een beperkt aanbod van ruimte en grondstoffen.
Monnik: “We kunnen niet met tien miljard mensen in tien miljard SUV’s rijden, tien keer per week vlees eten, en tien keer per jaar het vliegtuig nemen naar ons tweede huis. Maar hoe logisch dat ook klinkt, we blijven vastzitten in de cultuur van de vooruitgang. In feite heeft onze moderne cultuur iets heel kinderachtigs. Zo van: alles kan. Maar dat kan natuurlijk niet.”
“Volwassen worden is vooral erkennen wat je allemaal niet kan. Je leeft niet eindeloos, dus moet je keuzes maken. In onze moderne cultuur bestaan heel weinig verhalen die ons leren omgaan met beperkingen. Als kind leer je dat je alles kan worden wat je maar wil. Maar we leren niet wat we moeten doen als de liefde van ons leven het uitmaakt, als een goede vriend overlijdt, of als we ziek worden. We leven in een positieve cultuur.”
Milieuvervuiling, het verdwijnen van natuur en biodiversiteit, klimaatverandering, en oprakende natuurlijke hulpbronnen zijn de meest bekende negatieve gevolgen van ongebreidelde groei. Maar er is meer aan de hand. De moderne tijd kent een gebroken belevingswereld, stelt Monnik. Hoe beter we onze omgeving leren kennen en kunnen vormgeven, hoe verder we ons van deze omgeving vervreemd voelen. Consumptie, losgekoppeld van productie, is onpersoonlijk geworden. Hoewel velen van ons geen vlieg kwaad zouden doen, kopen we wel zonder problemen producten waar bloed aan kleeft.
De Paradox van Groei
Bovendien wordt de groeisamenleving gekenmerkt door een aantal opmerkelijke paradoxen, die duidelijk maken dat groei niet door kan gaan, zelfs als we dat zouden willen. Eén daarvan is de demografisch-economische paradox: hoe welvarender een samenleving wordt, hoe meer het geboortecijfer zakt. Mensen gaan minder kinderen maken en onder een bepaald percentage begint de bevolking te krimpen. De groei van de bevolking stopt dus, en dat heeft ook een effect op de economische groei. In het vergrijsde Japan, waar ook strenge immigratie-wetten gelden, is al twee decennia sprake van een nulgroei.
Monnik richt in de tentoonstelling de aandacht vooral op een andere paradox van groei en vooruitgang: de paradox van technologische werkloosheid. Door de toenemende automatisering dreigt de mens zelf het minst efficiënte onderdeel te worden in de productieketen. Maar als we straks allemaal werkloos zijn, wie gaat dan al die producten kopen waardoor de economie kan blijven groeien? Om de groei-economie draaiende te houden, is immers koopkracht vereist, en die koopkracht halen we uit werk. Monnik presenteert twee toekomstscenario’s: één positief en één negatief.
Werk en Automatisering
De bezorgdheid over automatisering is allesbehalve nieuw. Al in de middeleeuwen vernielden werklieden machines omdat die hun jobs en kennis bedreigden. De revolte tegen technologische vooruitgang bereikte een hoogtepunt tijdens het begin van de Industriële Revolutie, toen de Luddieten op grote schaal machines vernietigden in Engelse textielfabrieken. De opkomst van geautomatiseerde fabrieken bracht geen massale werkloosheid met zich mee. In de industriële landen gingen heel veel ambachten en op spierkracht gebaseerde jobs verloren, maar er kwamen ook heel wat op denkkracht gebaseerde beroepen voor in de plaats.
Sinds de opkomst van de computer worden echter ook deze beroepen geautomatiseerd. In 1965 beschreef Gordon Moore, een van de oprichters van Intel Corporation, een fenomeen wat later de “Wet van Moore” is gaan heten. Hij stelde dat de kracht van computerprocessoren ongeveer elke twee jaar verdubbelt. Deze exponentiële groei gaat nog steeds door. Computers zijn momenteel krachtig genoeg voor zelflerende algoritmes en de aansturing van geavanceerde robotica — zie bijvoorbeeld de ontwikkeling van de zelfrijdende auto. Het gevolg is dat niet alleen jobs voor laagopgeleiden verdwijnen. Ook de typische banen voor middenklassers worden in snel tempo geautomatiseerd.
Recent wetenschappelijk onderzoek (PDF) ging na hoe gevoelig 700 beroepen zijn voor automatisering. Bovenaan de lijst staan jobs zoals telemarketeers, verzekeraars, kantoorbedienden, fiscale opstellers, fotomodellen, vastgoedmakelaars, kassiers, radiologen, koks, obers, technische schrijvers, cartografen, fietsherstellers, taxichauffeurs en koeriers. (De volledige lijst staat achteraan het onderzoek). De computers en robots die deze taken overnemen, moeten nog steeds door informatici worden geprogrammeerd, maar het gaat in verhouding om veel minder mensen – één van de doelen van automatisering is nu eenmaal het besparen op arbeidskosten.
Monnik: “Op het moment dat automatisering zo efficiënt wordt dat de mens niet meer bij het productieproces wordt betrokken, is de arbeidsmarkt als distributiesysteem van welvaart niet meer toereikend. Als we niets doen, dan zal de toenemende automatisering de kloof tussen arm en rijk steeds verder doen toenemen. In de afgelopen tien jaar zijn in de VS en in Europa 20% van de banen met een middenklasse inkomen verdwenen. De banen die er bij komen, zijn vooral ‘lagere’ banen. De job van schoonmaker of vuilnisman is veel moeilijker te automatiseren dan die van een radioloog.”
“Die evolutie leidt tot een zogenaamde ‘zandloper-economie’, een economie met een kleine, maar erg rijke bovenklasse, en een grote, maar tevens erg arme onderklasse. De middenklasse dreigt te verdwijnen. Uiteindelijk beland je in een wereld zoals die wordt geschetst door de film Elysium, waarin de hele aarde een soort van sloppenwijk is geworden. De elite woont in een ideale wereld en houdt de onderklasse in bedwang met drones en robots. Dit is het negatieve scenario, dat we kunstmatige schaarste noemen. Om tot een positief toekomstscenario te komen, moeten we ons huidige productie- en distributiesysteem heroverwegen. De welvaart herverdelen. Dat scenario noemen we overvloed.”
Kunstmatige Schaarste of Overvloed?
Een scenario van overvloed klinkt verrassend positief.
Monnik: “Dat klopt. Voor veel mensen is het intussen duidelijk dat er grenzen zijn aan de groei. Maar de alternatieve verhalen die betrekking hebben op wat er daarna komt, zijn overwegend negatief of apocalyptisch. Onze planeet is eindig, de grondstoffen raken op, automatisering maakt ons allemaal werkloos, dus we gaan er allemaal aan. Ook initiatieven zoals de Degrowth beweging of de Transitiebeweging zijn allemaal een soort afrekening, een terug naar minder. Terwijl er best wel een aantal logische, positieve scenario’s denkbaar zijn die avontuurlijker en opwindender zijn.”
Volgens jullie is er dus geen tekort aan grondstoffen?
Monnik: “In het huidige systeem wordt de goederenvoorraad kunstmatig schaars gehouden, terwijl de technologie en de productiecapaciteit in staat zijn om deze goederen in overvloed aan te leveren. Er is meer dan genoeg productiecapaciteit om iedereen in de wereld van onderdak, warmte, stromend water, genoeg kleding en 3.000 calorieën per dag te voorzien. De groeisamenleving is gebaseerd op de aanname dat we nooit genoeg hebben en dat er altijd schaarste is. Maar dat mensen vandaag geen beschutting hebben en honger leiden, is een distributieprobleem, geen productiviteitsprobleem.”
“Schaarste is een culturele constructie. Eigenlijk leven we in de geïndustrialiseerde landen al sinds de jaren 1960 in een situatie van overvloed. Dan zie je bijvoorbeeld de jeugdcultuur ontstaan, met een rijk landschap aan culturen en lifestyles. Voor die periode bestond die niet, want de westerse mens moest werken om te kunnen overleven en om essentiële producten te produceren. Sinds de jaren zestig is de overvloed alleen maar groter geworden. Nu hebben we zelfs zes modeseizoenen per jaar. Daarmee houden we het idee van groei aan de gang. Hetzelfde voor apparaten die na twee of drie jaar kapot gaan. Uiteraard kunnen we dingen maken die langer meegaan of die je kan herstellen, maar dat is niet goed voor de groei. Er ontstaan dus allerlei perverse mechanismen om die groei toch maar aan de gang te houden, terwijl die eigenlijk niet meer nodig is.”
Hoe is de focus op groei ontstaan?
Monnik: “De fascinatie voor groei en productiviteit ontstond in een periode van schaarste. Het verlichtingsdenken vertaalde zich in een focus op efficiëntie en technologische ontwikkeling. Een economie met verregaande arbeidsdeling en automatisering kan efficiënter en goedkoper produceren. De vrije markt hoort daarbij omdat het de meest efficiënte distributiemethode is in een situatie van schaarste. Alles moest wijken voor efficiëntie en dat heeft een enorme invloed gehad op onze cultuur. De Romantici gingen daar tegenin. De bohémiens, de avant-garde, de beats: allemaal ontwikkelden ze eigen culturele normen en waarden, tegen het verlichtingsdenken.”
Monnik: “De uitdaging is nu om het gedachtegoed van de Verlichting en de Romantiek met elkaar te verweven. Dat de middenklasse door automatisering straks geen werk meer heeft, hoeft helemaal geen ramp te zijn. Tien mensen kunnen straks voor 100.000 mensen genoeg eten, kleding en andere producten maken. Het hele economische denken is nu gebaseerd op schaarste. Maar op een gegeven moment heeft het gewoon geen zin meer om nog meer te produceren. En dus wordt de vraag hoe we die overvloed gaan herverdelen. Dat wordt de uitdaging van de 21ste eeuw. We moeten nieuwe verhalen bedenken, een knop omdraaien in ons hoofd, een economisch systeem bedenken dat is gebaseerd op overvloed. We zitten allemaal nog steeds te roepen dat we banen moeten creëren. Maar het hele punt van automatisering is nu net dat je dat niet meer moet doen.”
Hoe kunnen we de welvaart herverdelen?
Monnik: “Bijvoorbeeld door de invoering van een basisinkomen. Als je elke Nederlander of Belg 1.500 euro per maand geeft, en de nu bestaande sociale herverdelingsinstrumenten afschaft, dan nog blijf je ver onder het overheidsbudget. Mensen die meer willen verdienen, kunnen altijd nog gaan werken. Natuurlijk wordt het op wereldschaal ingewikkelder, aangezien een aanzienlijk deel van onze rijkdom is gebaseerd op het feit dat we veel spullen in lageloonlanden produceren. Maar hoe dan ook moet je naar zo’n systeem toe. De invoering van een basisinkomen zou een heel andere dynamiek doen ontstaan, waarbij persoonlijke groei belangrijker wordt dan economische groei.”
Willen we dan niet allemaal een groot huis en een dure auto?
Monnik: “Vandaag is sociale status gebaseerd op de accumulatie van spullen. In een samenleving die is gefundeerd op het economische concept van schaarste wordt bezit gewaardeerd, bewonderd en benijd. Sociale status is gebaseerd op ‘ik heb’. Maar in een economie van overvloed heeft bezit weinig betekenis. Deze trend wordt nog versterkt doordat het huidige model van persoonlijke eigendom wordt aangevuld met gemeenschappelijk eigendom, zoals het autodelen. Door de invoering van het basisinkomen verschuift sociale status van ‘ik heb’ naar ‘ik ben’. Status is dan gebaseerd op verdiensten, zoals in een meritocratisch systeem.”
“Op die manier kom je in een geefeconomie terecht. Als het etaleren van materiële welvaart geen status meer oplevert, gaan we ook minder consumeren. Je ziet daar nu al veel tekenen van, zoals de opensourcebeweging. Bijvoorbeeld hackers krijgen heel veel erkenning omdat ze een geniaal stukje code hebben bedacht. Ze krijgen er geen geld voor, maar wel sociale erkenning die hun zelfwaarde verhoogt. Je ziet het ook met Wikipedia, blogs, en al die doe-het-zelf instructiefilmpjes op YouTube. Mensen bouwen een bepaalde expertise op en delen die met de wereld, zonder dat ze er geld voor vragen. Dat soort initiatieven ga je alleen maar versterken door de invoering van een basisinkomen.”
Ook de doe-het-zelf revival past dus in die trend?
Monnik: “Een basisinkomen geeft manuele vaardigheden en ambachten opnieuw de status die ze verdienen. Stel dat jij van meubelmaken houdt. Dat is nu een totaal nutteloos beroep, want je kan niet concurreren met de kasten van IKEA. Maar als je een basisinkomen hebt, dan kan je die zelfgemaakte kast voor veel minder verkopen, want je levenskosten zijn gedekt. Tegelijk geeft dat mij de mogelijkheid om een unieke kast te kopen die door jou is gemaakt, in plaats van een onpersoonlijk product. Nu is er nauwelijks respect voor manuele intelligentie, maar dat verandert in een samenleving die is gebaseerd op overvloed.”
“Door de ontwikkeling van kleinschalige organisatieverbanden en door het gelijkschakelen van manuele en mentale vaardigheden zal de fragmentatie van de sociale omgeving worden geheeld. Sinds de verlichting wordt alles van bovenuit (“top-down”) georganiseerd, want zo kan je de productie het meest efficiënt organiseren. In een meer romantische toekomst is er ook plaats voor “bottom-up” praktijken, initiatieven van onderuit. Consuminderen is een ander gevolg van de herverdeling van de welvaart. Als sociale status gebaseerd is op wie je bent, dan gaat het er niet langer om wat je uit je omgeving haalt, maar om wat je er in stopt.”
Jullie zijn dus niet tegen de verdergaande automatisering?
Monnik: “Helemaal niet. Als machines de productie overnemen, dan zijn we vrijgesteld. Betekenisgeving is dan het enige wat de mens nog rest: lifestyle, vormgeving, filosofie, kunst, ambacht. Dat is een heel positief gegeven. Door de invoering van een basisinkomen worden mensen in staat gesteld om hun individuele talenten te ontwikkelen. Het zou ons verbazen dat we opeens niets meer gaan doen. De mens is een bezige bij. Bovendien is er nog steeds de druk om iets te worden of te doen, want je sociale status hangt er van af. Het wordt dus geen luilekkerland.”
Energieproductie
Werkplaats voor de Nieuwe Wereld is een bijzonder mooi vormgegeven en zeer inspirerende tentoonstelling, waar je urenlang in kan verdwalen. De teksten en installaties doen dromen en nadenken, zonder daarom concrete antwoorden te geven. Dat is soms een beetje ergerlijk. Zo wordt er bijvoorbeeld niet stilgestaan bij de vraag waar al die energie voor de gerobotiseerde fabrieken vandaan zal komen. En soms wordt er met zoveel hippe woorden gegoocheld dat de betekenis een beetje zoek raakt. Maar dat is kritiek in de marge. Het project van Monnik biedt iets wat in deze tijden van overvloed nog steeds bijzonder schaars is: het opentrekken van een discussie die al te vaak in technologische vraagstukken blijft steken. Zowel het probleem als de oplossing zitten in ons hoofd.
Dit artikel van Kris De Decker & Aaron Vansintjan verscheen eerder op www.lowtechmagazine.be.
roland zegt
In dit “luilekkerland” en verlichte droomwereld wordt de werkelijkheid aangepast voor de overvloed die er bij ons blijkbaar al in de 60er jaren was!
– “Monnik: “We kunnen niet tien keer per jaar het vliegtuig nemen naar ons tweede huis”
Dat gebeurt nu al!
– “De groei van de bevolking stopt, dat heeft een effect op de economische groei”
Duitsland kent een krimpende bevolking en economische groei
– “apparaten die na twee of drie jaar kapot gaan … allerlei perverse mechanismen om die groei aan de gang te houden, terwijl die niet meer nodig is”
Met modedrang kan het ook zonder die “perverse mechanismen”
– “geef elke Nederlander of Belg 1.500 euro per maand, schaf de bestaande sociale herverdelingsinstrumenten af, dan nog blijf je ver onder het overheidsbudget.”
Klinkt leuk, maar is feitelijk onjuist.