Dat stelt Nol Verdaasdonk, directeur van de Brabantse Milieufederatie.
Varkens die in de modder wroeten, koeien die in de wei grazen, kippen die hun kostje bij elkaar scharrelen op het erf. Een Utopia voor boerderijdieren verschijnt op het netvlies als het woord ‘duurzame veehouderij’ valt. Dat Utopia is misschien wel heel dichtbij. Immers, boeren, supermarkten en voederleveranciers hebben in september het Verbond van Den Boschondertekend, met als doel dat in 2020 de veehouderij van Nederland duurzaam is.
De overeenkomst is het sluitstuk van de werkzaamheden van de Commissie-Van Doorn die in opdracht van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant tot een advies moest komen over de toekomst van de intensieve veehouderij. Deze staat mede door het Brabantse burgerinitiatief tegen megastallen onder grote publieke en politieke druk.
Nol Verdaasdonk van de Brabantse Milieufederatie (BMF) voelde zich niet verleid een handtekening onder het Verbond te zetten.
Een van de afspraken is dat veehouders vanaf 1 januari 2012 het preventief inspuiten van antibiotica bij alle dieren beëindigen. Geen goede zaak?
“Uiteraard. Het werd ook tijd. Het antibioticagebruik in de veehouderij is behoorlijk uit de hand gelopen. Maar als je antibiotica niet meer preventief geeft, zullen meer dieren ziek worden en zal men curatief antibiotica gaan toedienen. Dan blijf je toch behoorlijke hoeveelheden antibiotica gebruiken. Het is een eerste stap, maar volstrekt onvoldoende. Wij hadden liever gezien dat ze op weg gaan naar een veehouderij die geen antibiotica nodig heeft. Fok dieren op weerstand en niet alleen op de omvang van de productie.”
Niettemin: er ligt eindelijk een initiatief om het dierenwelzijn op te krikken en dan doet de BMF niet mee.
“Wij juichen de eerste stap toe, maar de BMF heeft een ander idee over hoe je duurzame veehouderij moet definiëren.”
Wat schort er aan de duurzaamheid die het Verbond van Den Bosch nastreeft?
“Wij produceren hier het voedsel voor de Noordwest-Europese markt. Dan moeten we ook op die schaal de kringloop sluiten. Het veevoer moet in die regio worden geproduceerd. De commissie Van Doorn zegt dat in 2020 minimaal 50 procent van het eiwitrijke diervoer uit Europa moet komen. Dan blijf je dus nog steeds grote hoeveelheden diervoer uit Zuid-Amerika of Kalimantan naar hier transporteren en hier dieren opfokken. Het vlees gaat naar de internationale markt en de ellende blijft hier achter. Als je naar duurzaamheid streeft, moet je kringlopen sluiten op zo laag mogelijk niveau.”
Verder nog iets?
“Je moet durven praten over dierenaantallen. In een zo dichtbevolkt gebied als Nederland of Brabant zoveel dieren houden, dat is niet met elkaar in overeenstemming te brengen. In gebieden waar generaties lang boeren en burgers op een harmonische manier hebben samengeleefd, staan mensen door de megastallendiscussie bijna op voet van oorlog. Dat heeft te maken met hoeveelheden vee, de gevaren voor de volksgezondheid, antibioticaresistentie, de Q-koorts en de omvang van de stallen. Je moet de hoeveelheid dieren in evenwicht brengen met datgene wat de omgeving en het landschap aankan.”
Valt dat uit te rekenen?
“In Nederland moet je tussen de 30 en 50 procent minder vee houden. Dat heeft ook te maken met de plaatsingsruimte voor mest. Je ziet nu een geweldige overbemesting. In een duurzaam systeem waarin bodemvruchtbaarheid, luchtkwaliteit en waterkwaliteit gegarandeerd zijn, kun je niet zulke hoeveelheden mest kwijt als momenteel gebeurt.”
En nu?
“We zijn veel te ver doorgeschoten met deze hoogtechnologische sector. We verwachten alle heil van de techniek. Luchtwassers zijn geen toverstokje. Daarmee verplaats je het probleem van lucht naar bodem en water. Als we de hoeveelheden vee niet in de hand gaan houden, lossen we het probleem niet op. Je moet de balans herstellen. Want de aanwezigheid van een gezonde agrarische sector in het landelijk gebied is van levensbelang om het landschap overeind te houden.”
De Commissie Van Doorn zegt: wil een boer een zorgvuldige veehouderij rendabel laten opereren, dan krijg je modale bedrijven van 6.700 vleesvarkens, 320 melkkoeien of 240.000 vleeskuikens.
“We gaan de weg van schaalvergroting al 40 of 50 jaar en dat leidt tot een aantal buitengewoon negatieve effecten. Het enige wat ik zie, is dat er steeds minder en grotere boeren komen en de milieudruk niet afneemt. Schaalvergroting is niet de oplossing van onze problemen. Terugschalen is veel eerder een oplossing. Ik geloof in gezinsbedrijven.”
Ook het rapport Alders zegt dat ‘business as usual’ geen optie is. Is dat een cliché of biedt het u steun?
“Zowel Van Doorn als Alders zeggen dat de landbouw er buitengewoon goed in is geslaagd wet- en regelgeving aangepast te krijgen aan hun wensen. Als ze het moeilijk hadden met wetgeving, gingen ze om twee voor twaalf via een achterdeur naar de minister en werd de wetgeving afgezwakt, uitgesteld of teruggedraaid. Dat perverse systeem moet stoppen. Boeren zien in dat als ze draagvlak willen bewaren, ze naar de maatschappij moeten luisteren en zich ook aan wet- en regelgeving moeten houden. Beide rapporten noemen dat. Ook volksgezondheid en duurzaamheid noemen ze nadrukkelijk. Dat zijn aanknopingspunten voor ons.”
Geef een reactie