Volgens de Nederlandse Energiemaatschappij zijn alle stroomproducenten jokkebrokken over groene stroom. Lekker dan, dacht je als consument goed te doen door groene stroom te kopen, blijkt de kans groot dat het grijze stroom is met een groen etiketje van Noorse waterkrachtstroom. Volstrekt legaal, maar het helpt de productie van groene stroom geen stap verder. Wat nu?
Wat voor consument bent u? Bent u na boodschappen doen ooit huiswaarts gekeerd met een woekerpolis, plofkip of genetisch gemanipuleerde maïs, terwijl u toch echt het beste voorheeft met uzelf en uw omgeving? Het leed is geschied in een vingerknip, als je even niet oplet en het etiket niet leest, zo bleek onlangs maar weer.
In januari lichtte het Vara-programma Kassa een tegel van de ondoorzichtige wereld van groene stroom. Miljoenen consumenten kopen groene stroom. Maar wie verwacht zo mee te helpen de energievoorziening te verduurzamen, komt van een koude kermis thuis.
Wie groene stroom koopt, koopt namelijk niet per se groene stroom. Omdat die zin niet klopt, even wat uitleg. Groene stroom is stroom die is opgewekt met zon, wind, waterkracht of biomassa. Het idee is dat deze stroom duurzaam is, omdat je op die manier ons milieu, en dan vooral ons klimaat, lekker met rust laat. Groene stroom is immers synoniem voor lage of geen CO2-uitstoot.
Zo klinkt ook door op website Essent: “Groene Stroom is elektriciteit, opgewekt uit duurzame bronnen, zoals windenergie, waterkracht, zonne-energie en bio-energie. Hierdoor raken de natuur en de atmosfeer minder vervuild.” Daar wil een consument met een groen hart best aan meedoen.
En Nuon zegt: “Nuon GroenStroom wordt opgewekt uit duurzame energiebronnen zoals wind, water en biomassa. Deze stroom wordt deels opgewekt in Nederland (wind en biomassa) en deels in het buitenland, Scandinavië (waterkracht).” Scandinavië dus. Klinkt betrouwbaar. Je zou er zo instinken. Net als de meeste groenestroomconsumenten.
Certificaten
Wat is er dan mis? 28 procent van de Nederlandse stroomconsumptie bestaat uit groene stroom. Maar de Nederlandse stroomproductie bestaat slechts voor 10 procent uit groene stroom. Het gat daartussen wordt niet gevuld door vliegensvlug windmolens bij te bouwen en in de tussentijd groene stroom te importeren, maar door certificaten te kopen in het buitenland. Die plakken de energiebedrijven als een groen etiket op de grijze Nederlandse stroom, en klaar is kees. Volstrekt legaal, want zo afgesproken in Europa. (zie kader Boekhouding groene stroom)
Het idee van dit certificatensysteem is dat elk certificaat garant staat voor een portie groenestroomproductie. Hoewel milieuorganisaties blij zijn dat dit systeem er is – zo is er binnen een deel van Europa duidelijkheid over de afkomst van de groene stroom – helpt het de productie van groene stroom niet verder.
“Het werkt pas als dat certificaat waarde heeft”, verklaart Peer de Rijk van WISE. In Noorwegen hebben de certificaten geen waarde, want er is geen markt voor groene stroom. Al tientallen jaren wekken de Noren elektriciteit op uit waterkracht. Dat vinden ze zo vanzelfsprekend dat er geen groenestroommarkt voor consumenten is ontstaan.
De miljoenen certificaten die ze intussen voor hun waterkrachtstroom krijgen, hebben in het eigen land nul waarde, maar op de Europese markt kunnen de Noorse energiebedrijven er nog een paar centen voor krijgen. Voor de Nederlandse energiebedrijven interessant omdat ze voor 1 à 2 euro genoeg certificaten kunnen kopen om een huishouden een jaar lang groene stroom te verkopen. De Rijk: “Dat prikkelt dus totaal niet de productie. Niet in Nederland, niet in Noorwegen. Dat is het probleem.”
“Het is een niet-functionerende markt”, constateert ook Sible Schöne van de HIER-campagne. “Ik vind dat de energiebedrijven in Nederland die certificaten kopen hun klanten misleiden. Wij roepen consumenten op om te kiezen voor een product dat wel deugt.”
Paulus Jansen, Tweede Kamerlid voor de SP, snapt de commotie niet helemaal, hoewel hij erkent dat import van groenestroomcertificaten niks toevoegt aan de groenestroomproductie. “Omdat het mag van Europa gebeurt het. Dat is al jaren zo. Het is een geval van greenwashing die heel goedkoop is. Dat type marketing zie je in de supermarkt voortdurend”, meent hij. “Mensen moeten beter nadenken. Als die groene stroom evenveel kost, is het niet waarschijnlijk dat je meehelpt aan transitie naar duurzame energie.”
De SP maakt zich in de Kamer hard voor meer mogelijkheden om thuis zelf stroom op te wekken. “Dát leidt, denken we, tot een kentering van denken over energie en klimaat.” Jansen verwijst naar Duitsland, waar zonnecellen en windenergie op grote schaal in de woonomgeving zijn te zien. “Dat heeft mensen aan het denken gezet.”
Sjoemelstroom
Ook de HIER-campagne wil mensen aan het denken te zetten en heeft daarvoor een ‘groene stroom checker’ gemaakt. Die geeft stroomconsumenten uitsluitsel over de vraag wat voor stroomproduct ze nu eigenlijk afnemen. Groene stroom uit Nederland keurt de checker goed, want daarmee helpt de consument de Nederlandse stroomproductie te verduurzamen. Producten waarbij het energiebedrijf groenestroomcertificaten uit het buitenland inzet, kleuren rood op en krijgen een negatief advies van de stroomchecker.
Schöne over die laatste groep: “Wij vinden dat primair de energiebedrijven moeten beloven hiermee te stoppen binnen twee jaar of zo. Dat zou dus betekenen dat ze geen groenestroomklanten meer werven, maar als een gek gaan bijbouwen en als dat niet lukt tegen de klant zeggen: de groene stroom is uitverkocht.”
Net als HIER wil WISE consumenten aan Nederlandse groene stroom koppelen door te vergelijken, maar geen producten, maar bedrijven. Bij HIER eindigt steevast Essent Windkracht220 bovenin. Volgens De Rijk onterecht. Weliswaar gaat het hier om Nederlandse windstroom, Essent blijft een bedrijf dat verder sjoemelstroom verkoopt en in kolencentrales investeert. “Essent is gewoon een vies bedrijf.” En dus eindigt Essent op www.groenestroomjagraag.nl onder in de ranglijst.
WISE kijkt vooral naar de stroommix: wat produceren (of kopen) energiebedrijven voor stroom: kolen, gas, nucleair of duurzaam? En: is de afgelopen jaren het aandeel Hollandse groene stroom toegenomen? Verder betrekken ze onderzoek dat Greenpeace en Consumentenbond hebben laten doen naar duurzaamheid in de elektriciteitssector. Dat leidt tot het consumentenadvies om bij Windunie, Greenchoice of NHEC stroominkopen te doen.
“Elke klant helpt mee om een bedrijf groter te maken en financieel te steunen”, legt De Rijk uit. “Dan vinden wij het belangrijk dat je klant wordt bij een bedrijf dat nadrukkelijk als strategie heeft dat ze alleen nog maar groene stroom willen, en niet voor een paar procent.”
Hij krijgt daarin steun van hoogleraar duurzame transities Jan Rotmans, die op 28 januari twittert: “Consument moet bij keuze voor groene stroom niet alleen kijken naar product maar ook naar leverancier. Wie wil groene stroom van kolenboer?”
Buitenland
“Als veel klanten zouden zeggen: we willen alleen maar zaken doen met bedrijven die honderd procent groen zijn, zou dat zeker een behoorlijke druk leggen op de leveranciers”, voorspelt ook Kornelis Blok, hoogleraar Duurzame Energie en wetenschappelijk directeur van Ecofys. Maar wat hij belangrijker vindt, is de vraag of groene stroom additioneel is: zorgt ze voor nieuwe groenestroomproductie?
Met de import van certificaten is een scheefgroei ontstaan van miljoenen stroomgebruikers die niet additioneel waren. “De vraag is: hoe krijg je dat weer terug? Door op een gegeven moment toch eisen te gaan stellen”, vindt hij. “Dat je binnen een paar jaar er voor zorgt dat alle groene stroom aan bepaalde criteria voldoet. Welke? Sommigen zeggen: het moet in Nederland zijn opgewekt. Maar je kunt ook wat minder streng in de leer zijn en zeggen: ook in andere landen wordt groene stroom opgewekt die nieuw is.”
SP-Kamerlid Jansen is er huiverig voor de productie van groene stroom uit te besteden in het buitenland: “D66 en VVD zeggen dat een deel van de 16 procent (de doelstelling voor het aandeel duurzame energie in Nederland in 2020, HP) deels buiten de grens kan worden gerealiseerd. Dat wordt dan een variant op greenwashing”, vreest hij. “Uit het oog uit het hart. Dat hebben we ook gezien bij het Clean Development Mechanism.” Daarbij voldeed Nederland aan haar CO2-reductieverplichting door mee te betalen aan CO2-reductie in onder andere China. Dat bleek een fraudegevoelige constructie die veel gebakken lucht opleverde.
Overigens is het maar de vraag of de weg naar meer duurzame energie via klanten van de energiebedrijven loopt. Blok: “Wat drijft transitie? Dat is op dit moment niet de groenestroommarkt, maar stimulansen van de overheid. Al die gigawatten duurzame elektriciteit die in Duitsland staan, zijn er niet gekomen omdat er een groenestroommarkt is, maar omdat er een vaste terugleververgoeding is voor groene energie.”
Biomassa
Hoe hard het soms ook waait in Nederland, de meeste groene stroom wordt hier opgewekt met biomassa. Deels door in afvalverbrandingsinstallaties organisch restafval (zoals gft-afval van huishoudens) te verbranden. Maar vooral door in kolencentrales pitten, schillen, zaagsel en ander houtachtig restafval bij te stoken. En vooral ook steeds meer bomen. Is dat wel groen?
“Er is geen transparantie, geen openheid van energiebedrijven over wat ze nou precies doen. Energiebedrijven laten niet goed zien aan consumenten: waar halen we het vandaan? Wat voor hout is het? Voldoet het aan duurzaamheidscriteria? Daar zijn ze nogal vaag over”, oordeelt Willem Wiskerke van Greenpeace. Dat hoeven ze ook niet te doen, want de regels maken geen onderscheid tussen goede en slechte biomassa.
“Wij beschouwen stroom uit biomassa als groene stroom”, zegt Schöne. Wel overweegt HIER om in de toekomst alleen biomassa met een duurzaamheidscertificaat mee te tellen. “Bijvoorbeeld dat het eerste jaar tenminste vijftig procent gecertificeerd moet zijn, het jaar daarop tenminste 80 procent en het jaar daarop 95 procent of iets dergelijks.”
HIER-sponsor Essent doet het volgens hem goed op dit vlak: “95 procent van de biomassa van Essent voldoet aan de duurzaamheidseisen voor biomassa.” Die staan in dit geval in de Green Gold Label, die volgens Schöne gelijkwaardig is aan de Nederlandse NEN-norm NTA 8080, de duurzaamheidsnorm voor biobrandstoffen.
Misleidend
Mooi dat Essent haar biomassa onder de loep neemt, maar de (vrijwillige) normen schieten volgens Wiskerke op twee cruciale punten tekort: de CO2-balans en duurzaam bosbeheer. “De meeste biomassa is hout uit bossen”, aldus Wiskerke. “Dan zou je aan duurzaam bosbeheer moeten doen en naar FSC kijken. Dat soort criteria is niet goed verwerkt.”
Driekwart van het hout dat wordt verstookt om groene stroom op te wekken komt uit bossen in Canada en de VS, schat hij. “Steeds vaker worden bossen leeggetrokken: al het hout eruit. Energiebedrijven zijn bezig met het converteren van gewoon bos naar plantagebos en gaan dan dat plantagebos beheren. Dat noemen ze duurzaam bosbeheer, maar in feite hebben ze dan van natuurlijk bos plantagebos gemaakt.”
Bovendien is er volgens Wiskerke steeds meer twijfel of het verbranden van hout wel CO2 neutraal is. “Je stoot bij verbranding net zo veel of nog meer CO2 uit dan bij fossiele brandstof. De aanname is dat die CO2 weer opgenomen wordt als je nieuwe bomen laat groeien. Er is steeds meer wetenschappelijk inzicht dat dat niet klopt, dat er een groot tijdsverschil zit tussen het moment dat je biomassa verbrandt en CO2 uitstoot en het moment dat het weer terugkomt door groei van nieuwe bomen.”
De beloofde CO2-reductie laat zo tientallen jaren op zich wachten, terwijl zowel NTA 8080 en de Green Gold Label hout uit bos gewoon als klimaatneutraal zien. “Misleidend”, vindt Wiskerke.
Wat moet de groene consument met dit verhaal? Wiskerke: “Vooral groene stroom afnemen, maar wel kritisch zijn en het energiebedrijf vragen waar groene stroom vandaan komt en of de biomassa wel duurzaam is gemaakt.”
Mmm, knappe consument die door de helpdesk van een energiebedrijf heen zijn vragen over biomassa weet te stellen. Is het niet beter gewoon windstroom te kopen? Dan zit je immers altijd goed. Goed idee, zegt HIER. Niet goed genoeg, zeggen Greenpeace en de consumentenbond. Kijk altijd naar “het hele energiebedrijf”. De groene consument moet nog steeds zelf een afweging maken dus. Zo hou je in elk geval je keuzevrijheid.
——————–
Boekhouding groene stroom
Ondoenlijk is het om bij groene stroom, net als bij grijze stroom trouwens, uit te vogelen waar deze vandaan komt. Na opwekking vermengt alle elektriciteit zich op het stroomnet als het ware in één grote stroomplas. Daarom is vijftien jaar geleden een systeem van certificaten in het leven geroepen. Sinds 2004 heten die ‘garanties van oorsprong’. Wie groene stroom opwekt, kan per 1000 kilowattuur zo’n garantie krijgen. Wie groene stroom afneemt en zeker wil weten dat het om groene stroom gaat, vraagt gewoon even de garanties van oorsprong aan zijn groenestroomboer. Die kan daar niet mee sjoemelen, want het onafhankelijke CertiQ houdt een boekhouding bij. Zo komt de stroomboer niet in de verleiding zijn garanties stiekem nogmaals te verkopen. Duidelijk, toch?
Ingewikkelder wordt het doordat stroom en garanties apart verkocht kunnen worden. De stroomboer kan aan klant A zijn stroom verkopen en aan klant B zijn garanties. Klant A en klant B zijn in de praktijk energiebedrijven die enerzijds stroom en anderzijds garanties inkopen op de internationale stroommarkt, om dat vervolgens door te verkopen aan consumenten. Gelukkig houdt CertiQ netjes bij wie in Nederland garanties van oorsprong krijgt en waarvoor (zon, wind, waterkracht of biomassa?) en hoeveel garanties er worden geïmporteerd en geëxporteerd. Zo’n twaalf Europese landen hebben zo’n boekhoudingsysteem (wat dubbeltellingen binnen die groep voorkomt).
In 2011 was de Nederlandse vraag naar hernieuwbare elektriciteit gestegen van 28 tot 33 miljard kilowattuur (28 procent van het totaalverbruik). De Nederlandse productie van hernieuwbare elektriciteit was echter maar 10 miljard kilowattuur. De rest werd aan garanties van oorsprong geïmporteerd. Volgens het jaarverslag van CertiQ komt de import van garanties van oorsprong voor 95 procent uit Scandinavië, en dan vooral uit Noorwegen (67 procent). Dat verkoopt garanties van oorsprong voor waterkrachtstroom. Verder importeert Nederland garanties van oorsprong voor een beetje wind en nog minder biomassa.
Naast de boekhouding van garanties van oorsprong is er een boekhouding voor de productie van hernieuwbare elektriciteit in de verschillende Europese landen. Deze boekhouding zal straks duidelijk moeten maken of de EU-lidstaten hun doelstelling voor productie van duurzame energie halen (voor NL 14 procent in 2020). Beide boekhoudingen staan los van elkaar. Dat betekent dat een land geld kan verdienen door garanties van oorsprong te verkopen en tegelijkertijd aan Europa kan opgeven dat ze de doelen voor hernieuwbare energie heeft gehaald. Die boekhoudingen moet je koppelen, vinden WISE en HIER. Dat betekent dat het voor Noorwegen kiezen of delen is: óf ze verkopen geen garanties en rapporteren Europa dat ze hebben voldaan aan hun verplichting voor duurzame energie, of ze verkopen wel garanties, maar die moeten ze dan wel aftrekken van de Europese verplichting. Als ze die dan niet meer halen, zullen ze waterkrachtcentrales moeten bijbouwen.
Geef een reactie