In twintig jaar is de verkoop van kledingstukken met 400 procent gestegen. Met zijn bizar lage prijzen is fast fashion bijna een wegwerpproduct geworden. Met dramatische gevolgen voor mens en milieu, zo laat de film The True Cost zien.
Is het echt zo dat mensen geen goedkope fast fashion kopen als ze weten wie daar de werkelijke prijs voor betaalt? Het filmpje van fashionrevolution.org dat op social media rondzingt stemt hoopvol. Een automaat op straat die T-shirts voor twee euro verkoopt heeft een verrassing in petto: kopers zien eerst beelden van degenen die de shirts voor dertien cent per uur hebben genaaid. Bijna iedereen kiest er daarna voor de koop om te zetten in een donatie.
Vervuilend
Als het inderdaad zo werkt, kan de film The True Cost nog aardig wat teweegbrengen. Deze documentaire is eind mei groots op alle continenten tegelijk in première gegaan en heeft veel media-aandacht gegenereerd, óók bij glossy’s. Fantastisch, want hoewel regisseur Andrew Morgan benadrukt dat hij de modewereld niet wil aanvallen, liegt het beeld wat hij schetst van de op één na vervuilendste industrie (inderdaad, na olie) er niet om.
Het is een eerlijk, verrekte compleet, niet mis te verstaan verhaal dat kijkers zal raken en de ogen doen openen. Door al vroeg in de film de gedreven Safia Minney te volgen, eigenaar van het modemerk People Tree dat wél ethische en duurzaam verantwoorde mode in ontwikkelingslanden maakt, wordt al snel een concreet alternatief geboden. Aanstekelijk, zo’n kantelaar die al vol passie uitvoert waar het volgens de film naartoe moet.
Zucht naar voordeeltjes
Tegelijk wordt uitgelegd hoe kopers door marketing en, zoals de T-shirtautomaat ook illustreert, hun eigen zucht naar voordeeltjes, worden aangespoord om kleding als wegwerpproduct te gebruiken. Heel slim laat de maker kritiek over aan iconen als de duurzame ontwerpster Stella McCartney, die consumenten op hun macht en verantwoordelijkheid wijst, of groene modegoeroe Livia Firth (co-producent van The True Cost, oprichter van Eco-age, activist en vrouw van acteur Colin Firth), die H&M stevig aanpakt over de lage salarissen van de kleermakers.
Guardian-journalist en co-producent Lucy Siegle vraagt zich af waarom de ontwikkelingslanden niet meedelen in de grote omzetstijgingen binnen de industrie: “Waar is hun deel van de koek?” Het gaat regisseur Andrew Morgan om drijfveren als groei en winstmaximalisatie die in volledig contrast staan met natuurlijk en menselijk kapitaal.
Minimumloon
Eigenlijk zijn het de verhalen van de mensen die het meeste indruk maken. Bijvoorbeeld de Cambodjanen die door hun regering worden beschoten als ze verhoging van het minimumloon eisen. De regering is bang dat de grote kledingconcerns anders wegblijven – die hebben de werknemers niet zelf in dienst en dragen zo geen directe verantwoordelijkheid voor milieu-, veiligheids- en arbeidsvoorwaarden. “We vragen niet veel, alleen een waardig leven”, zegt een vastberaden fabrieksarbeidster met een woedende traan.
De vrouw uit Bangladesh die bang is voor een volgend Rana Plaza en haar zoon maar eens per jaar kan opzoeken vanwege de lange uren die ze maakt stelt verbeten: “Ik geloof dat die kleren zijn geproduceerd met ons bloed”. De Indiërs met huidziekten, kanker en andere klachten door vervuiling van de leer- en kledingindustrie, Haïtiaanse kleermakers die geen werk meer hebben doordat ze worden overspoeld door tweedehandskleding (90 procent van wat Amerikanen naar liefdadigheid brengen komt in ontwikkelingslanden terecht), katoenboeren die ziek worden door pesticiden en bestrijdingsmiddelen – ook in Amerika. Zij weten heel goed wie de prijs voor fast fashion betaalt. Zij zien het verband tussen hun lijden en de lage koopprijs maar al te goed. Nu de industrie en de kopers nog.
Geef een reactie