Thrill seekers kunnen Alamar beter aan zich voorbij laten gaan. Deze prachtige, tegen documentaire aanschurkende Mexicaanse film is een oase van rust en evenwicht, met een verhaal dat net zo bedaard voortkabbelt als de zee onder het houten huisje op palen waar het leven van de hoofdpersonen zich rondom afspeelt. Als kijker voel je je, mits je je eraan kunt overgeven, even net zo één met de natuur als zij.
Drie mannen – opa, vader en zoon – delen voor een zomervakantie een eenvoudige, verlaten hut nabij het op een na grootste koraalrif ter wereld: Banco Chinchorro, niet ver van Belize. Eigenlijk zijn ze bijna de hele dag bezig met het verzamelen, bereiden en verorberen van eten. De twee oudsten leren Natan van vijf, die opgroeit bij zijn moeder in Rome, te vissen met een touwtje en wat aas, of handmatig onder water in het koraal. Restjes vis worden gevoerd aan de krokodil, die steeds in de buurt is. Het jongetje wordt op veilige maar vrij beperkte afstand van het roofdier gehouden.
Mooi is ook de vriendschap die tussen Natan en zijn vader en een witte vogel ontstaat. Ze voeren hem kakkerlakken en andere insecten en laten hem over hun handen lopen.
Naast hun band met de natuur is ook het bijzonder liefdevolle contact tussen de kort en herenigde vader en zoon onderling roerend en intiem. De film begint en eindigt met het moderne leven in Rome. De jachtigheid van de stad hoeft niet te worden benadrukt. Het contrast tussen de leefomgeving van de twee ouders is zo al immens genoeg.
Geef een reactie