Nederland zit heel mooi in elkaar, vindt Saskia Kluit, toegankelijk en democratisch, en daar mag meer van gebruik gemaakt worden. De directeur van de Fietsersbond doelt dan niet alleen op de voordelen van de fiets. “De overheid ziet haar rol in problemen oplossen, maar mist zo kansen.”
Saskia Kluit zag het gebeuren aan de klimaattafel. Ze had er na veel moeite een plekje bemachtigd als vertegenwoordiger van de fiets en was verrast over de eensgezindheid aan tafel: alle partijen tezamen tegenover het ministerie. “De hele tafel, van transport en logistiek Nederland tot de auto-industrie, wilde mobiliteit beprijzen”, zegt Kluit. “Behalve het kabinet.”
Dat ligt aan de manier van denken van het politieke establishment, verklaart Kluit. “De overheid denkt vanuit problemen. Dan zie je veel kansen over het hoofd.” En de fiets brengt nu juist weinig problemen met zich mee – reden waarom er gek genoeg niet zomaar plek aan de Klimaattafel was.
Kluit vertelt er kalm maar bevlogen over vanuit haar Utrechtse kantoor van de Fietsersbond. Haar heldere manier van betogen komt haar ongetwijfeld goed van pas als ze komend voorjaar wordt verkozen tot Eerste Kamerlid van GroenLinks. Jarenlang streed ze voor duurzaamheid van onderop. Nu gaat ze het ook eens van bovenaf proberen.
In interviews vertelt Kluit vaak over haar geloof in de kracht van onderop; ze startte bijvoorbeeld haar eigen energiecoöperatie. Staat een plekje in de Kamer niet haaks op wat ze eerder deed? Kluit vindt van niet. “De Nederlandse staatsinrichting zit eigenlijk heel mooi in elkaar”, legt ze uit. “Die is heel toegankelijk en democratisch. De vraag is alleen hoe de overheid nu omgaat met dat goede fundament. De klimaatzaak van Urgenda tegen de staat laat dat mooi zien. In de wetgeving is vastgelegd dat de overheid zorgdraagt voor de gezondheid van zijn inwoners. Maar die brede zorgplicht is de afgelopen twintig jaar enorm naar de achtergrond gedrongen.”
Ziet Nederland niet juist relatief streng toe op gezondheid?
“Er zijn misschien wel veel regels, maar niet genoeg controlerende instanties. De verschillende rollen van de overheid moeten allemaal op een basisniveau op orde zijn: beleid en wetgeving maken, uitvoeren én handhaven. Ik zag het ook in Suriname, tijdens mijn afstudeeronderzoek Internationale Betrekkingen naar de uitgifte van bosbouwconcessies. Suriname had zijn beleid tip top op orde, maar er was welgeteld één jeep om het allemaal te controleren, in een land vijf keer zo groot als Nederland. Dat gaat ook in Nederland niet de goede kant op.”
Familiebedrijven
Dat overheidstaken zoals de zorgplicht niet goed worden nageleefd, komst volgs kluit doordat bedrijven met fossiele belangen te gemakkelijk toegang hebben tot het kabinet. “Die bedrijven worden gedreven door financiële belangen en winstoptimalisatie, ze zijn niet bezig met het realiseren van een betere wereld. Dat past in het Angelsaksische model, waarin bedrijven gaan voor winstmaximalisatie. De samenleving zou er dan vooral profijt van hebben als de overheid optreedt als marktmeester en alleen ingrijpt bij excessen. Ik ben meer van het Rijnlandse model waarin ook het werknemersbelang en het omgevingsbelang zijn vertegenwoordigd in de top van bedrijven. Zulke bedrijven nemen bijvoorbeeld mensen aan met een beperking en besteden aandacht aan duurzaamheid.”
Je ziet dat vooral gebeuren in familiebedrijven, zegt Kluit. “Zij denken minder aan aandeelhouders die per drie maanden winst willen pakken. Ze kijken hoe het bedrijf ervoor staat over vijf of tien jaar, om alles goed door te kunnen geven. Ik zie dat soort bedrijven veel in de fietssector, maar ik zag ze ook toen ik in een vorig leven werkte aan de ontwikkeling van klimaatneutrale producten. Onder de duurzame bedrijven zijn familiebedrijven oververtegenwoordigd.”
Rechtvaardigheid
Kluit bekijkt duurzaamheid in de brede zin van het woord: people, planet en profit. Winst maken is niet verkeerd, vindt Kluit, maar moet wel binnen de kaders blijven van de planeet en de mensen. Ze is er van jongs af aan al mee bezig. Een van haar favoriete kinderboeken – uitgegeven door Greenpeace – ging over een jongetje dat al varend ijsberen en smeltende poolkappen tegenkomt. Ze vatte het plan op om naar de hogere Zeevaartschool te gaan. “Het leek me geweldig om de wereld over te reizen. Maar toen het tijd was om te kiezen, was er net een crisis uitgebroken in de zeevaart. Ik koos daarom Internationale Betrekkingen en leerde over landrechten en het verdrijven van Indianen voor boskap. Rechtvaardigheid kwam steeds heel nadrukkelijk naar voren.”
Het vele reizen is haar gelukt, maar dan niet de hele wereld over. “Ik ga nu veel op pad voor de Dutch Cycling Embassy en de European Cycling Federation. Dan geef ik training aan internationale fietsgroepen of ik vertel hoe goed het fietsbeleid in Nederland is geregeld. We zijn echt wereldkoploper als het gaat om fietsen. Schrijf dat maar op in hoofdletters, want daar zijn we echt niet trots genoeg op. Als ik wil, zou ik daar elke twee weken in een andere wereldstad over kunnen vertellen. Dat doe ik niet, omdat zo’n bezoek de uitstoot van mijn vlucht vaak niet genoeg compenseert. Ik blijf vooral in Europa en reis dan veel met de trein.”
Gemiste kansen
In Nederland vinden we de fiets te vanzelfsprekend en daardoor missen we de strategische kansen. “We zien de fiets als gebruiksvoorwerp. Net als een wasmachine: superbelangrijk, maar weinig strategisch”, legt Kluit uit. “En omdat de overheid haar eigen rol vooral ziet in het oplossen van problemen, blijven veel kansen onzichtbaar. De fiets geeft weinig problemen, dus dan hoef je er ook geen aandacht aan te besteden. Hoewel wij de helft van de keren wandelend of met de fiets op stap gaan, kijkt de overheid als het gaat over mobiliteit steeds weer naar bereikbaarheidsproblemen op de weg en het spoor. Pas als er fietsongelukken plaatsvinden of duizenden fietsen rondom stations ophopen, komt de overheid in beweging. Dan worden er extra stallingen gebouwd. Maar wel met tijdelijke programma’s waarin het geld altijd sneller opgaat dan verwacht.
Mobiliteit kan ook een instrument zijn om andere doelen te bereiken. Neem gezondheid. Het gaat dan al snel over geluidsoverlast en emissies. Maar als mensen tien procent meer fietsen, zit de gezondheidswinst vooral in beweging. Kinderen breken nu 30 procent meer botten dan 15 jaar geleden, omdat ze te weinig bewegen. Met fietsen krijg je dat heel makkelijk voor elkaar.”
De voordelen van de fiets voor gezondheid en duurzaamheid worden toch wel erkend door de overheid?
“Nou, dat is de vraag. Met fietsbeleid bespaar je minder CO2-uitstoot dan met bijvoorbeeld het verduurzamen van auto’s; dat was een van de redenen waarom ik moeite had een plek aan de Klimaattafel te krijgen. Als je de fiets volop inzet in het klimaatakkoord heb je tot driehonderd miljoen euro per jaar nodig om fietspaden aan te leggen, stallingen te bouwen en fietsen fiscaal te stimuleren. Maar dat telt alleen als CO2-winst als automobilisten er gebruik van maken en de auto laten staan.
Waar geen rekening mee wordt gehouden, is dat automobilisten fitter worden als ze gaan fietsen. Dat betekent minder ziekteverzuim bij werkgevers en op de lange termijn minder gezondheidskosten voor ons allemaal door een afname van bijvoorbeeld kanker, hart- en vaatziekten en depressies. Die driehonderd miljoen euro levert dan zo het dubbele op. Maar die gezondheidswinst mocht het Planbureau van de Leefomgeving er afgelopen zomer niet bij rekenen, daar kregen ze de uren niet voor. Dus bestaat het in Den Haag niet.”
In jouw profiel als Eerste Kamerlid voor GroenLinks staat dat je een goed gevoel hebt voor de werking van macht. Is machtswerking de schuld van deze problemen?
“Ja. Investeringseuro’s voor de fiets renderen op zoveel vlakken: bereikbaarheid van de stad, luchtkwaliteit, geluidsoverlast. Maar de politiek kiest ervoor dat niet in beeld te brengen. Dat is macht.
Het heeft ook veel te maken met politieke waardering. Fietsmaatregelen zijn relatief goedkoop, dus worden ze nooit een politieke bananenschil. Tussen nu en 2030 geven wij 19 miljard uit aan weginvesteringen, terwijl er honderd miljoen staat gereserveerd voor de fiets. Dat is bestuurlijk marginaal en daar kun je dus ook niet over struikelen. Als er een fietspad uit de hand loopt, raak je als minister je baan niet kwijt.
En dan is er ook nog de norm in ons politieke establishment. Je moet maar eens opletten hoe vaak bestuurders dingen zeggen als: ‘Neem nou mijn geval, ik kan ook niet zonder auto, want ik heb kinderen’. Of ze wonen in een dorp. Ze extrapoleren hun traditionele mobiliteitsgedrag naar heel Nederland. Zo kan het dat in een dorp de bus verdwijnt en alleen een 80 kilometerweg overblijft zonder fietspad. Terwijl een kwart tot de helft van de bevolking er in de bijstand zit en eigenlijk geen geld heeft voor een auto.”
Van onderop
Kluit vindt dat bijzonder kwalijk, omdat ze juist mensen van onderop wil betrekken bij duurzaamheid. Mensen willen zich inzetten voor een betere wereld en voor anderen, daarvan is ze overtuigd. Maar die houding verandert als de overheid zich verkeerd opstelt. Dan worden mensen cynisch. Kluit merkt dat bijvoorbeeld bij gezinnen uit haar buurt.
“De overheid heeft aan de onderkant van de samenleving een heel ander gezicht dan aan de bovenkant. Van sommige gezinnen wordt de uitkering gekort als zij één vinkje verkeerd invullen. Of ze moeten een boete betalen omdat de bewindvoerder een fout maakt. Zij ervaren de overheid niet als redelijke partij. Dan snap ik hun zorgen wel als wordt verteld dat we van het gas af moeten.”
Het kan wel: mensen van onderop betrekken. Bij de Fietsersbond doen lokale groepen het meeste werk. “Zij geven bijvoorbeeld fietsles aan nieuwe Nederlanders of aan mensen die ouder worden. Maar ze gaan ook met de gemeente in de clinch over ons stratennet. Negentig procent van de fietspaden ligt er omdat vrijwilligers daar de afgelopen 40 jaar om gevraagd hebben.
In 2010 startte ik met anderen een eigen energiecoöperatie om een windmolenpark te openen. Dat is niet gelukt, maar via die coöperatie helpen mensen elkaar nog steeds met het vinden van energiebesparingen of lokale energieopwekking. Als je één op één met mensen praat, willen ze allemaal een betere toekomst voor de volgende generatie. Als heel Nederland een dag per week minder de auto pakt, scheelt dat al 15 tot 20 procent aan CO2-uitstoot door personenauto’s.”
Maar hoe krijg je dat voor elkaar?
“Gewoon, het er met elkaar over hebben. Niet per se vanuit het onderwerp ‘duurzaamheid’. Ik gaf eens een presentatie aan een Rotaryclub. Daar sloeg het tegengaan van verspilling heel erg aan. Ik ontmoette iemand van de Groene Moslims, die het thema aansnijden vanuit een religieuze achtergrond. Je kunt mensen ook vanuit gezondheid benaderen via huisartsen of fysiotherapiepraktijken. Ik vind dat Milieudefensie het ook goed doet door te hameren op betaalbaarheid, haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Groene mensen denken vaak dat omschakelen heel makkelijk is, maar je moet mensen aan de hand meenemen. Mensen die de auto laten staan, blijken soms enorme omwegen te fietsen via rechte autoroutes of ze denken dat 20 kilometer fietsen niet te doen is. Wij hebben een routeplanner met leuke fietsroutes, gemaakt door fietsers voor fietsers. Kennis delen met elkaar is het allerbelangrijkst.”
Van bovenaf
Ook de overheid kan een handje meehelpen, door meer te investeren in de zachte kant van de samenleving. “Bij mij in de buurt is ontzettend veel groen weggehaald. Daar komt een recreatieparkje voor terug, maar dat wordt een strand met een barretje”, verzucht Kluit. “Hartstikke leuk voor twintigers en dertigers met geld, maar ik wil een stukje groen waar ik kan hardlopen of de hond uit kan laten. Juist met hondenuitlaters die je dan tegenkomt, kun je goed praten over duurzaamheid en uitleggen dat ze daar niet zo bang voor hoeven te zijn. Dat je bijvoorbeeld echt goed kunt leven met minder vlees.”
De overheid kan duurzaamheid ook stimuleren via aanbestedingen. “In ontwerpvoorstellen voor nieuwe wegen of bruggen bijvoorbeeld kun je extra punten geven voor fietsvriendelijkheid. Nu moeten we soms achteraf voor miljoenen euro’s een tunneltje aanleggen. Als je daar in aanbestedingen al op let, stimuleer je de sector ook nog eens om te innoveren. En staan Nederlandse bedrijven straks sterker op de internationale markt.”
Wat de overheid vooral niet moet doen, is er vanuit gaan dat je burgers moet wantrouwen. “Ik zag het zelf de afgelopen twintig jaar en nu ook weer aan de Klimaattafel. Maar in het MKB en het middenveld van de samenleving is een enorme verandering al gaande.”
Biografie
Saskia Kluit (1973).
Studeerde: Internationale Betrekkingen.
Werkte daarna bij verschillende organisaties die zich inzetten voor duurzaamheid. Acht jaar lang was dat Milieufederatie Utrecht.
In 2010 was ze mede-initatiefnemer van Energie-U, een lokale energie coöperatie in Utrecht.
Sinds 2009 werkt ze bij de Fietsersbond, vanaf 2011 zit ze in de directie.
In de Duurzame 100 van Trouw kwam ze binnen op plaats 92.
Ze staat op nummer 6 van de voorlopige kandidatenlijst voor de Eerste Kamer van GroenLinks.
Ad van Elleswijk zegt
Interessant om de artikelen te lezen.