Dat zegt promovendus Greetje Schouten. “Door certificeren blijf je afhankelijk van de markt. Je pakt niet de ontbossing aan, je verduurzaamt de industrie.”
De problemen bij de productie van palmolie, soja, katoen, cacao en suiker zijn bekend: ontbossing, marginalisering, landroof, overmatig pesticidengebruik, bodemerosie. Maar hoe pak je ze aan? Door samen te werken met de veroorzakers, de producenten. Dit is de gedachte achter de Ronde Tafel-initiatieven die sinds begin deze eeuw het licht zien. In de Ronde Tafels praten producenten, verwerkers, handel, banken, retailers en maatschappelijke organisaties met elkaar. Het doel is duurzame productieketens, het middel is certificering. Volgens Greetje Schouten stuiten de Ronde Tafels op grenzen. In november promoveerde zij aan de Universiteit Utrecht op een proefschrift over legitimeringsvraagstukken rond de Ronde Tafels.
Wat hebben de Ronde Tafels bereikt?
“Er is veel in beweging gezet. De problemen in de palmolie- en sojasector staan goed op de agenda, daar is eigenlijk geen discussie meer over. Indonesië en Maleisië hebben de problemen opgepakt en werken aan eigen standaarden voor palmolie.”
En er is gecertificeerde palmolie en soja op de markt.
“Bij palmolie is de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) er in geslaagd vijftien procent van de wereldproductie van palmolie te certificeren. Dat is echt heel veel, veel meer dan bijvoorbeeld FSC-hout, of fairtradeproducten. Maar het blijft tot nu toe op die vijftien procent hangen. Ronde Tafels zijn een beperkt sturingsmiddel. Tussen productie- en consumptielanden bestaat ook een grote spanning over kosten en baten van certificering. De producenten zeggen dat zij opdraaien voor de kosten en dat de baten terechtkomen bij de bedrijven die eindproducten verkopen. Bovendien is lang niet alle duurdere gecertificeerde palmolie en soja verkoopbaar als gecertificeerd, en verdwijnt dan in de – goedkope – bulk. Dit sentiment leeft heel sterk.”
Vanaf het begin was er kritiek op de Ronde Tafels. Wat is de kern?
“De kritiek spitst zich toe op andere opvattingen over duurzame ontwikkeling. In de ogen van onder andere Greenpeace en Milieudefensie zijn bedrijven meer deel van het probleem in plaats van de oplossing. En ze zien sowieso niks in monoculturen. Maar het verzet verandert van karakter. Greenpeace was altijd fel tegenstander van de RSPO, noemde wat daar gebeurde greenwashing, maar zit tegenwoordig wel vaak zichtbaar aan bij RSPO-conferenties. Ze blijft een kritische buitenstaander, maar er is meer gesprek. Maar de externe druk van organisaties als Milieudefensie is wel heel invloedrijk op Ronde Tafels en houdt de betrokkenen scherp.”
Volgens u vertegenwoordigen Ronde tafels een reformistische visie op duurzame ontwikkeling. Wat is dat?
“Dat is het idee dat economische groei en groei van de consumptie hand in hand kunnen gaan met een positieve ecologische en sociale impact. Een win-winsituatie dus. Daar staan meer fundamentele opvattingen tegenover, volgens welke een meer fundamentele verandering nodig is van normen, waarden en gedrag. De reformistische visie wordt tegenwoordig breed gedragen. Daar zit ook wel wat in. Maar door certificeren blijf je afhankelijk van de markt. Je pakt niet de ontbossing aan, je verduurzaamt de industrie.”
Dus de aanpak via de markt is een zwakke kant van Ronde Tafels?
“De Ronde Tafels zijn gebaseerd op vrijwilligheid. Zelfs de leden van de Ronde Tafels zijn niet allemaal gecertificeerd en kunnen uit het overleg stappen als de uitkomsten hen niet bevallen. Een ander punt is dat veel landen geen interesse hebben in gecertificeerde palmolie en soja. Pakistan, China en India bijvoorbeeld, hebben andere problemen aan hun hoofd dan duurzaamheid, die moeten hun groeiende bevolking voeden. Dat betekent dat alle producenten van soja en palmolie exit-markten hebben voor ongecertificeerde producten.”
Vaak hoor je dat er een kritische massa nodig is om een omslagpunt in de hele sector te bereiken: als een bepaald percentage van de markt ‘om’ is, moet de rest wel volgen.
“Dat is het verhaal, maar in de praktijk heb ik het nog niet zien gebeuren. Het is koffiedik kijken.”
Waarom mogen overheden niet meedoen?
“De verwachting was dat je dan een heel ander proces krijgt, met interne overheidsbesluiten bijvoorbeeld, met andere belangen, zodat het proces veel langzamer zou verlopen. De ervaring was ook dat het via de overheid niet liep: Indonesië en Maleisië hebben wetten tegen ontbossing, maar die bestaan voornamelijk op papier. Door corruptie komt er vaak weinig van terecht.”
Maar kan het zonder overheid?
“Dat is inderdaad de vraag. De Ronde Tafels spelen zich af op wereldschaal. Maar het praktische werk, bijvoorbeeld het certificeren, speelt zich af in landen. Dat betekent dat ook de Ronde Tafels zich moet houden aan de wetten en regelgeving van een land. Plus: als je de hele industrie wil veranderen, kan dat bijna niet op basis van vrijwilligheid. Dan moet je private regelgeving slim combineren met publieke.”
Wat is de toekomst van de Ronde Tafels?
“Ik denk dat deze aanpak voorlopig een nichemarkt blijft voor vooral westerse landen. De Ronde Tafels zijn grote organisaties geworden, die houden niet zomaar op te bestaan. Maar productielanden ontwikkelen momenteel hun eigen standaarden en op mondiaal niveau zie je dat er organisaties zoals International Social and Environmental Accreditation and Labeling Alliance (ISEAL) en United Nations Forum on Sustainability Standards (UNFSS) bezig zijn met het reguleren van duurzaamheidsstandaarden zelf. Deze zijn niet perse beter dan Ronde Tafels, maar proberen op een ander niveau iets in beweging te brengen.”
Geef een reactie