Ooit werd er op grote plantages vooral suikerriet verbouwd, waar veel pesticiden aan te pas kwamen. Nu wordt Cuba genoemd als koploper in de kleinschalige, ecologische landbouw. Is het eiland onbedoeld de broedplaats van een eco-revolutie?
Koffie-aromatisch, aarde-tonig, hazelnoot- of houtachtig; het is slechts een greep uit de termen waarmee de smaak van Cubaanse sigaren wordt bezongen. Tabak uit Cuba’s Viñales is wereldberoemd en daarmee het tweede exportproduct van het land. Minder bekend is dat de tabaksbladeren duurzaam worden verbouwd.
Op het land van Cuba’s kleinschalige tabaksboeren krijgen de nerven van de bladeren een nieuw leven als compost. En om de grond niet uit te putten wordt tabak afgewisseld met andere gewassen zoals aardappel, koffie, cassave of bonen. “Alles gaat met de hand, het hele proces’’, zegt fotograaf Sanne Derks, die voor een onderzoeksproject over klimaatverandering het dagelijkse leven van Cubaanse tabaksboeren vastlegde. “Zelfs het omploegen van het land – gemiddeld zo’n vijf hectare per boer – gaat met de os. Volgens de boeren duwen de machines de grond teveel in.” Pesticiden of chemische meststoffen komen er, in tegenstelling tot het sterk vervuilende productieproces van tabak elders in de wereld, op dit eiland niet aan te pas.
Bio-toeristen
De Cubaanse tabaksproductie is gecentraliseerd en pesticiden zijn door de staat verboden. Daarbij, bekenden de boeren aan Derks, vinden de toeristen het maar al te romantisch om bij traditionele bio-tabaksboeren op bezoek te gaan. En die toeristen leveren een broodnodig extra zakcentje op.
Antonio Lorenzo Lozano is zo’n traditionele tabaksboer in Viñales. Negentig procent van de tabak die hij samen met zijn zoon verbouwt, moet hij afstaan aan de staat; die neemt de oogst voor een vaste prijs van hem af. Daarmee verdient de 86-jarige Lozano maandelijks omgerekend 140 euro als aanvulling op zijn schamele pensioen van zeven euro. Maar het zijn de gifvrije, ecologische mango’s en koffiebonen op zijn eigen erf waarmee hij het hoofd boven water houdt, vertelt Lozano. “Een mango wordt door de Cubaanse staat misschien opgekocht voor drie cent, maar een toerist betaalt met plezier drie dollar voor een biologisch mangosapje.”
De duurzaamste ter wereld
Gifvrije en energiezuinige boeren zoals Lozano passen bij het beeld van Cuba dat in 2016 werd uitgeroepen tot het meest duurzame land op aarde. In het tweejaarlijkse Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds (WWF) bleek Cuba goed te scoren op zowel menselijke ontwikkeling als ecologische voetafdruk. Terwijl de Cubanen dus genieten van een hoge ontwikkeling (volgens de VN Human Development Index), zoals een levensverwachting van 79,9 jaar, gebruiken ze volgens het rapport maar weinig natuurlijke hulpbronnen.
“Het is superknap,” zegt Daphne Willems, hoofd van WWF Cuba, “om je voetafdruk binnen de grenzen van de aarde te houden en toch de levensverwachting en educatie hoog en kindersterfte laag te houden. Dat is echt heel bijzonder.” De voetafdruk laat de hoeveelheid land zien die jaarlijks nodig is voor consumptie. Per mens zou op basis van een eerlijke verdeling 1,7 hectare beschikbaar zijn. De ecologische voetafdruk van Cuba is maar 1,8 hectare, terwijl het wereldwijde gemiddelde op 2,7 ligt. Vergeleken met Nederlanders, die een afdruk van 6,2 hectare hebben, verbruiken de Cubanen al helemaal weinig.
Noodzaak
En ja, zeggen verschillende onderzoekers nu, die lage ecologische belasting van de Cubanen is deels terug te leiden tot de groene manier waarop kleinschalige boeren landbouw bedrijven. Maar of ze dat doen voor de natuur en het plezier van de toeristen? Nee, aldus wetenschapper Livia Eliasova in een onderzoek dat zij uitvoerde voor de Italiaanse universiteit Luiss. Het komt ook omdat ze niet anders kunnen. ‘Het is uit noodzaak (…) dat Cuba wereldwijd voorop loopt in ecologische landbouw’, schrijft zij. Het eiland kent een tekort aan van alles. Pesticiden, benzine, machines: ze zijn simpelweg niet altijd voorhanden.
Neem de tabaksboerencoöperatie van boer Lozano; daarin delen 40 boeren één tractor en een vrachtwagen. Maar de tractor is al jaren stuk. En nu de VS de handelsrestricties met Cuba weer hebben aangescherpt en partner Venezuela in crisis verkeert, zorgen olie- en benzinetekorten ervoor dat ook de vrachtwagen steeds vaker stil blijft staan. Het zijn tekorten als deze, beaamt ook Willems, die ervoor zorgen dat de Cubaanse landbouw – zij schat voor 50 tot 70 procent – relatief ecologisch is.
Suikereiland
Cuba’s politieke vervlechtingen hebben het ritme van de landbouw bepaald. Het is een geschiedenis die haar littekens heeft achtergelaten in de vruchtbare grond. Waar het eiland ooit voorzag in de behoeften van de oorspronkelijke Taino en Ciboney indianen, transformeerden Spaanse en Britse kolonisten Cuba tot één grote plantage voor suiker en koffie. Terwijl de inheemse bevolking systematisch werd uitgemoord, werkten naar Cuba verscheepte slaven op de velden waar zij het zoet voor de Nieuwe Wereld produceerden.
Na de revolutie van 1959 en Castro’s nationalisaties wordt communistisch Cuba de suikerproducent voor de Sovjet-staten. Op hun beurt leveren de socialistische partnerlanden pesticiden, mest en zware machinerie. Net als veel landen verandert Cuba op het einde van de 20e eeuw in een chemie-intensieve, gemechaniseerde mono-landbouwcultuur. Op een zeker moment bestaat de helft van Cuba’s landbouw uit suiker. En is Cuba zelfs de grootste consument van agrarische chemicaliën in heel Latijns-Amerika. Maar als de Sovjet-Unie verbrokkelt en de VS haar handelsembargo versterken, raakt Cuba in een crisis die eufemistisch ‘de speciale periode’ wordt genoemd. Vooral speciaal aan deze periode is dat er een tekort is aan alles.
Groene revolutie
Voedseltekorten, waterschaarste, vergiftigde bronnen en uitgeputte landbouwvelden aangetast door erosie: dat is zoals Humberto Rios Labrada zijn land begin jaren negentig aantreft. Vol idealen is de jonge onderzoeker en volksmuzikant het veld ingetrokken om voor zijn promotieonderzoek de ideale pompoensoort voor massaproductie te bepalen. “Maar wat ik zag veranderde mijn kijk op landbouw compleet.”
Om de crisis te bezweren gaf de staat 60 procent van het land aan boeren om te bewerken. En veel van die boeren, die zich in coöperaties zouden verenigen, waren al verrassend duurzaam bezig, zag Labrada. “De boeren werden gedwongen om voedsel te produceren met een zeer beperkte input. Er was geen benzine, geen kunstmest, weinig zaden, helemaal niets. Dus gingen ze aan de slag met meerdere gewassen-rotatie in plaats van die monocultuur, met biologische vormen van bemesting en met soorten die weinig chemische input nodig hebben. Toen ik dat zag, dacht ik: hé, volgens mij zijn dit de ware winnaars van onze groene revolutie.”
Inmiddels is Rios Labrada een bekroond wetenschapper en biodiversiteitsonderzoeker. Voor zijn bijdrage aan Cuba’s omslag van chemie-afhankelijke naar duurzame landbouw won hij de ‘groene Nobelprijs’: The Goldman Environmental Prize (2010). In de afgelopen twintig jaar werkte hij, onder meer met Nederlandse steun, aan het opzetten van een netwerk van 50.000 kleinschalige boeren en de verdere diversificatie van hun gewassen. “Als je echt duurzaam wil zijn,” zegt hij, “dan moet je diversifiëren.”
In zijn werk richt Labrada zich niet op de exportgerichte tabaks- of suikerboeren, maar op de kleinschalige boeren die eetbare gewassen verbouwen en vee houden voor lokale consumptie. “Daar heeft de werkelijke omslag plaatsgevonden”, zegt hij. Hoe die omslag eruit ziet? “Dat is ongelofelijk mooi,” aldus een enthousiaste Labrada, “je zou het zelf moeten komen bewonderen!” De onderzoeker heeft altijd twee beelden in zijn hoofd, vertelt hij. Het eerste beeld is van toen hij begon en alles kapot was. “Het tweede plaatje is van vandaag: daarop zie je meer natuur, meer eten, meer insecten en gezondere mensen.”
Als voorbeeld beschrijft hij de boer die 100 hectare uitgeputte suikerplantage omtoverde in een akker waarop nu zeker twintig gewassen groeien. Op het land staan fruitbomen die beschutting bieden aan geiten en kippen. Micro-organismen uit het bos, een soort witte schimmel, dienen als natuurlijk bestrijdingsmiddel. En de konijnen worden gevoerd met restjes van de boerderij. “Cubaanse boeren kennen de noodzaak van inventiviteit.”
Gecentraliseerde markt
Deze geschetste idylle betekent niet dat we de groene revolutie van Cuba als voltooid kunnen beschouwen, zeggen de experts. Het land is nog altijd afhankelijk van tonnen voedselimport, zoals tarwe, rijst, mais en kip. Een deel van deze basisproducten krijgen de inwoners van Cuba via bonnen van de staat.
“Soms is het heel moeilijk”, zegt Willems (WWF). “Het tekort aan kunstmatige meststoffen noemen wij misschien positief, maar het is hier ook een uitdaging.” Willems is net terug in Nederland na een periode op Cuba, waar de gevolgen van het aangescherpte handelsembargo duidelijk voelbaar waren. “We hebben net gehoord dat de rantsoenen rijst en bonen omlaag gaan. En daarvoor waren er weken geen eieren omdat er geen kippenvoer was – en alle kippen doodgingen. Het is een heel kwetsbaar systeem.”
“Het is ook heel politiek”, zegt Labrada. “Voor mij zit het knelpunt bij de gecentraliseerde markt. De overheid vindt het moeilijk om de kleine boeren – verenigd in coöperaties – als echte ondernemers te erkennen. Terwijl daar veel mogelijkheden zitten.” Labrada, die zelf mangobomen op zijn boerderij heeft, spreekt uit ervaring. “Fantastische, biologische mango’s! Maar het is heel moeilijk om een afzetmarkt te vinden.” Hij zou ze wel naar Mexico willen verschepen bijvoorbeeld, maar er is geen goed certificeringssysteem om dat te regelen. “Het is gewoon niet duidelijk. En de boeren weten niet hoe te ondernemen. Terwijl er echt boeren tussen zitten die de kwaliteit en volume hebben voor export.”’
Businessmodel
Cuba laat zien dat het mogelijk is om duurzaam te verbouwen en tegelijkertijd te ontwikkelen, “maar het is nog niet ideaal”, aldus Labrada. Pas als de boeren zien dat duurzaam produceren niet alleen noodzakelijk maar ook rendabel is, kom je verder, denkt hij. “Het moet ons businessmodel worden. Anders zijn we voor je het weet weer terug bij de pesticiden.”
De komende twee jaar zal Labrada zich met een beurs verder in deze wisselwerking tussen duurzame boer en markt verdiepen. En voor wie geen zin heeft om zich door wetenschappelijke publicaties te worstelen, is er naast Labrada de onderzoeker en mangoteler gelukkig ook Labrada de volksmuzikant. Die zijn boodschap over duurzame gewassenrotatie en ecologische bestrijdingsmiddelen graag zingend op boerenbijeenkomsten verkondigt. De boeren zijn mijn klanten, benadrukt hij; niet de andere wetenschappers. “Resultaten boek ik dus niet door een paper te schrijven. Door te zingen en op te treden bereik ik veel meer mensen.”
Geef een reactie