
Shutterstock
Groene groei is een illusie, vindt econoom Paul Schenderling. Hij pleit voor een postgroei-benadering: minder consumptie, meer focus op kwaliteit en een economie die binnen de draagkracht van de aarde blijft.
Is het mogelijk om de vijf grootste veroorzakers van milieuschade – uitstoot van broeikasgassen, materiaalgebruik, landgebruik, waterverbruik en uitstoot van giftige stoffen – tegelijk én snel genoeg terug te dringen, terwijl de economie blijft groeien? Nee, zegt Paul Schenderling in zijn boek Er is leven na de groei. De helft van alle milieuwinst, met name behaald door technologische ontwikkelingen, wordt tot nog toe weer teniet gedaan door consumptiegroei.

Dit verschijnsel, dat bekendstaat als de Jevons-paradox, is niet nieuw. Toen in de negentiende eeuw de kolenvoorraden in Engeland begonnen op te raken, werden er maatregelen genomen om kolen efficiënter te gebruiken. Maar juist daardoor raakten de voorraden nog sneller uitgeput: grotere efficiëntie leidde tot lagere prijzen, en lagere prijzen zorgden voor meer consumptie.
Je pleit voor een postgroei-maatschappij. Hoe ziet die eruit?
“Postgroei gaat tegen de stroom in, omdat we zo gewend zijn geraakt aan het idee van economische groei. Niet alleen economen geloven daarin, wij zijn allemaal opgegroeid met die illusie. We hebben een bijna grenzeloos vertrouwen in technologie: de overtuiging dat technologische oplossingen onze problemen wel zullen verhelpen. Daardoor lijken we het idee te hebben dat we onze huidige levensstijl kunnen behouden en toch binnen de draagkracht van de aarde kunnen blijven. Dat idee is onderdeel geworden van ons vooruitgangsgeloof.
Postgroei stelt daar een ander vooruitgangsverhaal tegenover. De logische reflex is vaak: ‘Als de groei stopt, stopt ook de vooruitgang.’ Maar dat is een groot misverstand. Na het tijdperk van economische groei komt er geen stilstand of achteruitgang, maar een nieuw tijdperk waarin kwaliteit centraal staat: van producten, arbeid, ons leven en onze leefomgeving. Het is een verschuiving van kwantitatieve naar kwalitatieve groei. Waar het oude vooruitgangsverhaal draaide om méér, groter en sneller, draait het nieuwe om betere, langzamere en zinvollere manieren van leven.”
Om daar te komen, moeten we beleid maken op de vraagzijde van de economie, zeg jij. Hoe?
“Alleen vergroenen aan de productiekant is niet genoeg. Groene producenten doen hun best om schoner te werken, maar er is te weinig vraag naar die producten. Consumenten, bedrijven en overheden kiezen meestal voor het goedkoopste aanbod, soms ook geïmporteerd uit landen met lagere milieustandaarden. Dat maakt het voor groene bedrijven bijna onmogelijk om te concurreren. De oplossing ligt in het beprijzen van milieuschade via heffingen, die zichtbaar worden in de consumentenprijs. Zo wordt een wasmachine met hoge milieukosten automatisch duurder, tenzij de producent kan aantonen dat hij duurzaam produceert. Dit moet ook gelden voor importproducten, anders blijft er oneerlijke concurrentie.
Een stap verder is een progressieve heffing: hoe meer iemand consumeert – zoals vaker vliegen – hoe hoger het tarief. Uiteindelijk moeten we ook de totale consumptiegroei afremmen. Dat betekent minder werken en minder consumeren. Alleen zo voorkomen we dat milieuwinst steeds opnieuw ongedaan wordt gemaakt.”
“Euro’s die er niet zijn, kun je ook niet uitgeven”
Werkt het? Gaan mensen dan echt minder consumeren?
“Het verhaal van postgroei is nog radicaler: om consumptie als geheel te stabiliseren, moeten we de komende decennia ook minder gaan werken. Euro’s die er niet zijn, kun je ook niet uitgeven. Door vervuilende consumptie duurder te maken én mensen meer vrije tijd te geven, zal de totale consumptie dalen. Vooral die met een grote milieu-impact. In een postgroei-samenleving ontstaat ruimte voor maatschappelijke initiatieven en creatieve oplossingen voor problemen die je niet met geld oplost. Het biedt een ander perspectief op vooruitgang en versterkt onze democratie.”
Hoe eerlijk is het om de prijs bij de consument te leggen?
“De rekening komt uiteindelijk altijd bij de consument terecht. Ook nu al, via de prijs. Alleen is het huidige systeem dat inzet op schonere productie, weinig effectief: het prijsverschil is klein en de vervuiling blijft bestaan. Een aanpak via de consumptiekant is veel effectiever. Dan wordt vervuilende consumptie echt duurder, en schoon consumeren de norm. Het vraagt wel om politiek ingrijpen. Voor 30 procent van de huishoudens met de laagste inkomens moet compensatie komen. Bijvoorbeeld via een dividend of toeslag.”
Hoe zorg je ervoor dat de rijken hard genoeg geraakt worden om hun vervuilende leefstijl aan te passen?
“Door nadrukkelijk te pleiten voor een progressieve belasting op consumptie en vermogen. Wie veel consumeert, betaalt meer, en dat zijn vooral de rijkste 10 en – helemaal extreem – de rijkste 1 procent. Hun ecologische voetafdruk is twee tot vier keer zo groot als die van een gemiddeld huishouden. Voor de gewone burger kan dit juist gunstig uitpakken: minder belasting op arbeid, meer op vervuiling, en compensatie voor lage inkomens. Zo wordt het eerlijker én effectiever.”
Is er dan geen enkel politiek beleid gericht op de aanbodzijde geweest dat wél werkte?
“Een maatregel die enigszins werkt, is het stellen van milieunormen aan producten – zoals het maximumvermogen voor stofzuigers. Die zogenaamde eco-designrichtlijnen zullen de komende jaren breder worden ingezet, bijvoorbeeld op textiel. Als je ze goed handhaaft, kunnen ze ook gelden voor import. Anders zullen bedrijven vaak het chantage-argument gebruiken: dreigen om de productie naar andere landen te verplaatsen. Helaas is de handhaving op dit moment zo lek als een mandje. Chinese webshops krijgen hun spullen zonder problemen door de douane, ook al voldoen die totaal niet aan Europese regels, laat staan aan milieunormen. In theorie is het een goed systeem, maar in de praktijk werkt het niet. Wat wél werkt, is een stevige milieuheffing bij de kassa, zowel online als in fysieke winkels. Niet met kleine symbolische toeslagen, maar met serieuze bedragen die álle milieuschade meenemen. De heffing moet dus de optelsom zijn van al die vormen van impact.”
Hoe beïnvloedt de handelsoorlog van Trump dit idee?
“Het maakt mijn verhaal alleen maar urgenter. Want wat gebeurt er met het Chinese exportoverschot als de Verenigde Staten de grenzen sluiten? Grote kans dat die stroom aan producten richting Europa komt. En dat maakt milieubeleid nóg minder effectief, zeker als we blijven toestaan dat extreem goedkope, vervuilende producten de EU binnenkomen. De druk op Europese politici om milieuwetgeving af te zwakken is nu al groot, en zal alleen maar toenemen. We staan op een kruispunt: kiezen we voor afzwakking, of durven we onze milieuregels juist te versterken en echt te handhaven aan de grens? Dit is het moment voor Europa om het hoofd koel te houden en te kiezen voor een eigen koers, voor een economie die draait om kwaliteit in plaats van kwantiteit. Maar dan moeten we er ook naar durven handelen.”
Bram van Liere
Campaigner eerlijke klimaatoplossingen bij Milieudefensie

“Paul heeft terechte kritiek op economische groei, die is voor grote delen van de wereld funest. Milieudefensie is ook voorstander van progressieve maatregelen om milieubeleid effectiever te maken. We hebben laatst de energiebelasting doorberekend: als je energiebelasting eerlijker verdeelt over verschillende inkomenscategorieën, bespaart dat 5,4 megaton CO 2 -uitstoot. Een spectaculaire vondst! Eerlijk beleid levert dus echt milieuwinst op.
“Dat je alleen op vraag moet sturen, vind ik minder overtuigend”
Dat je alleen op vraag moet sturen, vind ik minder overtuigend. Aanbod reguleren kan op veel manieren. Als Schiphol moet krimpen bijvoorbeeld, is dat feitelijk een aanbodmaatregel die wel degelijk gaat helpen. Ook onze rechtszaken richten zich natuurlijk tegen aanbieders van allerlei vervuilende spullen. Zij hebben hun eigen verantwoordelijkheid.
De tegenstelling groei versus geen groei stelt hij ook erg absoluut. Ik ben niet tegen groei in sommige sectoren: windmolens, zonnepanelen. En sommige mensen mogen juist wel wat meer verbruiken. Iedereen genoeg om goed te kunnen leven is een belangrijk criterium en daar zal, zeker internationaal, ruimte voor moeten zijn. Ik vind het niet terecht om mensen aan de onderkant van de ladder te vertellen: het moet allemaal minder. En als je wat minder werkt, krijg je een zinvoller leven. Voor iemand die twee of drie ploegendiensten draait om de huur te kunnen betalen, is dat geen charmante boodschap.”
Julia Steinberger
Professor ecologische economie aan de Universiteit van Lausanne

“Pauls benadering is een beetje beperkt: postgroei gaat verder dan het niveau van consumptie, prijzen en verdelingsvraagstukken. Postgroei-economen willen de bestaande economie niet behouden, alleen dan een stukje kleiner. We willen juist fundamenteel veranderen hoe de productie is georganiseerd en hoe consumptiepatronen ontstaan. We willen de economie op systeemniveau veranderen, inclusief besluitvormingsprocessen en eigendomsverhoudingen. Misschien klinkt het utopisch, maar postgroei biedt een perspectief waar mensen enthousiast over kunnen worden. Niet ‘het moet allemaal minder’ maar ‘dit is iets wat wij willen, omdat die economie beter zal zijn voor ons allemaal’. Daar hoort ook economische democratie bij, wat betekent dat mensen zelf besluiten wat ze nodig hebben en hoe dat wordt geproduceerd en geconsumeerd.
“Ja, wij zijn consumenten, maar we zijn veel meer dan dat”
Er zijn onderzoeksmethodes om te bekijken hoe groepen mensen nadenken over hun behoeftes, hoe die bevredigd kunnen worden, hoe ze dat willen aanpakken. In een wijk bijvoorbeeld, of op nationaal niveau met een burgerraad. Dat levert enorm interessante inzichten op. Mijn grootste hobby de afgelopen 1,5 jaar was: echt doordenken wat neoliberalisme betekent. Er zijn behoorlijk wat overconsumers op de wereld, maar ook veel mensen die te weinig hebben. Dat is de reden waarom we onze maatschappij moeten hervormen, met menselijk welzijn als kern. Ja, wij zijn consumenten, maar we zijn veel meer dan dat.”
Rens van Tilburg
Ecconoom, Instituut voor Milieuvraagstukken aan de VU Amsterdam

“Met zero growth, degrowth of postgroei als uitgangspunt voer je al snel de verkeerde discussie. Je moet je verdedigen tegen argumenten als ‘moeten mensen in arme landen – en arme mensen in het westen – ook inleveren, dan?’ Met de uitspraak ‘op een eindige planeet kan geen oneindige groei bestaan’ ben ik het principieel oneens. Groei hoeft niet te bestaat uit dingen die je op je voet kunt laten vallen. Het kunnen ook immateriële waarden zijn, diensten zoals coaching of yoga. Het is best mogelijk dat de economie dan blijft groeien en toch duurzaam wordt. Het punt is: groei is niet het relevante cijfer. Ik reken mezelf tot de groei-agnosten. Het gaat niet om groei, dus heb het er ook niet over. Waarover wel? Over hoe gezond en gelukkig mensen zijn en wat ze daarvoor nodig hebben, binnen planetaire grenzen.
“Ik vind het problematisch om alles in te zetten op beprijzing van CO 2-uitstoot”
Wat ik problematisch vind: Paul zet alles in op beprijzing van CO 2 -uitstoot. Dat roepen economen al 40 jaar, en zie waar we nu staan. Het ligt politiek heel moeilijk, mensen schrikken van dingen die duurder worden en er is weinig vertrouwen in een overheid die in staat moet zijn om te compenseren. Beprijzing moet bovendien internationaal gelden. Of het nu slechte of goede tijden zijn, je moet wel nadenken over de haalbaarheid. Maatregelen als normering, het inkoopbeleid van de overheid of subsidiëring zijn praktisch beter uitvoerbaar. Paul legt al zijn eieren in één mandje – en dat is net het minst haalbare.”
Recente reacties