Nanodeeltjes. Ze zitten in cosmetica, kleding, medicijnen en zelfs in voedselproducten. Zorgwekkend, of juist niet? Niemand die het echt weet. Dus maakt de politiek geen wetten en gaat het bedrijfsleven gewoon haar gang.
Met nanotechnologie is iets raars aan de hand”, schrijft het Rathenau Instituut op zijn website. “Er worden miljarden geïnvesteerd in onderzoek. Wekelijks komen nieuwe nano-producten op de markt. Beleidsmakers en experts discussiëren volop over de kansen en risico’s. Maar aan een groot deel van de Nederlandse bevolking lijken deze ontwikkelingen voorbij te gaan.”
Het Rathenau Instituut kan het weten, zij zijn door de overheid gevraagd om de Maatschappelijke Dialoog Nanotechnologie te trekken. Die liep van 2003 tot begin dit jaar. Want nano is overal en het gaat ook niet meer weg.
De Maatschappelijke Dialoog kan dan wel klaar zijn, nog steeds is het niet voor iedereen duidelijk wat nano nu is en wat de kansen en risico’s zijn. Of eigenlijk is het probleem wat groter: het is voor niemand werkelijk duidelijk. En toch zijn er al honderden producten op de markt waarin nanotechnologie een rol speelt. Antibacteriële sokken, vuilafstotende kleding, zelfreparerende lak, maar ook medicijnen, voedsel of, bijvoorbeeld, koelkasten. Sommige producten worden zelfs gepresenteerd als ‘groen’, zoals wasmachines met zilvercoating die minder water en zeep nodig hebben. Of als ‘natuurlijk’, zoals zonnebrandcreme zonder chemische, maar met minerale UV-filters van nanotitaniumdioxide. Wat moeten we daar allemaal van denken?
Wat is nano?
Maar eerst, wat is het? Bij definities wordt het al lastig. Een nanometer is een miljardste meter. Iets heet een nanodeeltje als het kleiner is dan 100 nanometer (een menselijke haar is 80 duizend nanometer breed), maar er bestaat geen internationaal geaccepteerde definitie, en er is ook geen scherpe scheidslijn in eigenschappen tussen deeltjes van 92 en 114 nanometer. Materialen op de nanoschaal hebben doorgaans unieke eigenschappen. Stoffen of oppervlaktes worden bijvoorbeeld sterker, bacteriedodend, of reageren anders op licht. Sommige deeltjes kunnen daarnaast door barrières heendringen, zoals celwanden. Het is bovendien mogelijk materialen op moleculair niveau te creëren.
Nanotechnologie is een parapluterm. Zo zijn er onder andere nanostructuren, zoals groeven in chips, en nanomaterialen, zoals deeltjes. Er zijn losse, ‘ongebonden’ deeltjes, die je ergens doorheen kunt mengen, of gebonden deeltjes, gevat in een vaste structuur zoals een autoband of in een coating. Tot slot komen ze ook van nature voor in onze omgeving. Het vakgebied neemt een snelle vlucht. Er tekenen zich al verschillende generaties af (zie kader). Over door de mens gefabriceerde ongebonden of losrakende gebonden nanodeeltjes is het meeste te doen, specifiek als die onoplosbaar en onafbreekbaar zijn.
Gebrek aan openheid
“De ontwikkelingen gaan sneller dan de wetgeving kan bijhouden en consumenten worden niet geïnformeerd”, vertelt Sijas Akkerman van Stichting Natuur en Milieu. De milieuorganisatie voert campagne op dit thema. Onlangs vroeg ze lezeressen van het tijdschrift Linda cosmeticaproducten aan te dragen voor een test door onderzoeksbureau RIKILT van de Universiteit Wageningen. Acht van de vijftien producten bleken nanodeeltjes te bevatten. Akkerman vindt dat zorgelijk. “De veiligheid is niet voldoende vastgesteld en de etikettering is onvoldoende. Meestal staat er niets, en soms staat er nano op terwijl het er niet in zit”, zegt Akkermans. “Bovendien is cosmetica lang niet de enige productsoort waar nanodeeltjes in voorkomen. Zelfs in voedsel zit het allang, zoals afbreekbare nanodeeltjes in melkpoeder.”
Hij pleit voor een beter register. In Nederland houdt het RIVM bij welke nanoproducten er op de markt verschijnen en probeert de risico’s in kaart te brengen voor consumenten, patiënten, werknemers en het milieu. Dat is niet zo gemakkelijk door gebrek aan openheid van de industrie. Bedrijven kunnen vrijwillig melden hoeveel nanomateriaal ze produceren, maar dat gebeurt weinig. En testen op de aanwezigheid is nog een duur, omslachtig proces. De Tweede Kamer maakte zich ook zorgen en vroeg in een debat in 2009 om een lijst van verdachte deeltjes. Toen dat niet mogelijk bleek – welke deeltjes zijn er immers verdacht? – vroeg de Kamer om een meldingsplicht. Maar in een tweede debat dit jaar was die er nog niet, noch was er voldoende steun voor.
“Op het gebied van werknemersveiligheid is er wel aandacht voor. Werknemers komen namelijk met veel hogere concentraties nanodeeltjes in aanraking”, zegt Akkerman. Er is wat regelgeving en de Arbeidsinspectie neemt nano mee in hun controles. Dan blijkt dat producenten soms hun afnemers niet informeren. Verfspuiterijen weten bijvoorbeeld niet altijd dat hun verf nanodeeltjes bevat. “De FNV is vrij actief in het nanodebat. Die zijn wel wat verder.” Verder dan de rest van de samenleving, bedoelt Akkerman, want eigenlijk is er voor consumentenproducten nauwelijks tot geen regelgeving. Natuur en Milieu zet in op Europese wetgeving en vindt dat Staatssecretaris Atsma zich er ook hard voor zou moeten maken. “Belachelijk dat ’ie niet ingrijpt in een veld met zo veel onduidelijkheden en spelers”, aldus Akkermans.
Koolstof maar dan anders
Die Europese wetgeving is REACH, de giftigestoffenwetgeving. Deze schiet nog ernstig te kort. Nanodeeltjes hoeven niet getest te worden als de oorspronkelijke stof al is toegelaten. Het is tenslotte dezelfde stof, ook al gedraagt de nanovariant zich anders. Limieten worden bovendien weergegeven in grammen per kilo lichaamsgewicht of per liter, wat voor nanomateriaal niet werkt. Zij werken immers via hun grote oppervlak en niet hun massa.
“Hoe toxisch zilver is staat in de handboeken. Maar een gram nanozilver is veel reactiever dan een gram zilver”, legt toxicoloog Paul Borm uit. Hij werkt voor de Hogeschool Zuyd en is directeur van Nano4Imaging, een bedrijf dat onder andere nanodeeltjes inzet voor medische toepassingen. Hij streeft naar duurzame toepassing van nanotechnologie. In 2008 was hij een van de eerste wetenschappers die op de gevaren van nanokoolstofbuisjes wees, in een artikel in NRC Handelsblad. Dit sterke, lichte wondermateriaal zou hetzelfde effect kunnen hebben als asbest. “Net als alles met die vorm en afmetingen trouwens”, zegt Borm. Hij legt uit hoe er niet één nanovariant per stof is. “Koolstof kan al variëren van diamant tot het grafiet in potloden. Zo ook kunnen er talloze nanoversies van een stof bestaan, waarvan sommige misschien toxisch zijn. Dat maakt het moeilijk om wetgeving te ontwikkelen.”
Kosten-batenanalyse
Paul Borm is bezorgd dat mensen bang worden voor alles wat maar nano heet. “Er zijn bijvoorbeeld contrastmiddelen met nanoijzeroxide. Ik blijf maar aan investeerders uitleggen dat dat veilig is. Je kunt deeltjes op zo’n manier inbouwen, coaten in polymeren bijvoorbeeld, dat ze niet vrij kunnen komen. Risico is toxiciteit plus blootstelling. Bij een kleine kans op blootstelling, is er ook weinig risico. Er moet telkens een kosten-baten analyse gemaakt worden. “Bijvoorbeeld bij nanoceriumoxide in brandstof. Het vermindert de fijnstofuitstoot en voorkomt zo vele doden, maar het komt wel in het milieu.”
“Stichting Natuur en Milieu heeft gelijk: er zitten nanodeeltjes in sommige cosmetica. Er wordt met name nanotitanumdioxide en nanozinkoxide gebruikt als UV-filter.” Aan het woord is Judith de Graaf, van de Nederlandse Cosmetica Vereniging. Ze deelt Akkerman’s zorg niet. “Deze stoffen gebruiken we al jaren, de effecten zijn goed gedocumenteerd. De nanodeeltjes dringen nauwelijks door in de huid.”Jaarlijks overlijden er zo veel mensen aan huidkanker, stelt ze, dat een goede bescherming tegen UV-straling van levensbelang is. “In nanovorm werken de stoffen beduidend beter.” Er was wel een probleem met vorming van vrije radicalen, schadelijke deeltjes, onder invloed van zonlicht. Dat is ondervangen met een coating. “De voordelen zijn veel groter dan de nadelen.”
Achter het gebrek aan informatie op de verpakking, zit een verhaal over internationaal geaccepteerde termen in de ingrediëntenlijst en wetgeving. Heeft het dan geen zin een werkdefinitie aan te nemen? “Jawel, die hebben we ook. Vanaf 2013 is een nieuwe Europese cosmeticawetgeving van toepassing. Dan moet nano op het label en zullen er voor sommige stoffen testresultaten moeten worden overlegd. De werkdefinitie is nu 100 nanometer.” Titaniumdioxide en zinkoxide zullen dan waarschijnlijk geaccepteerd worden. Hoe zit het met die andere aanwezige nanotechnologie: zilver, bijvoorbeeld in deodorants? Dat valt buiten deze discussie, zegt De Graaf. “Dat zijn geen nanodeeltjes, maar zilverionen.”
Infuus van zilver
Toxicoloog Paul Borm beveelt voor commerciële toepassingen een andere manier van testen aan dan de huidige. “Zo’n materiaal gaat naar een commercieel lab en daar worden eventuele gevreesde effecten niet gevonden. Maar er wordt niet gekeken naar onvermoede effecten.”Borm maakt zich met name zorgen over zilver, dat al in tientallen producten zit. Zilver kan op zo’n manier met nanotechnologie verwerkt worden dat er ionen vrijkomen die een antibacteriële werking hebben. Borm: “Zelf vind ik het een ongunstige ontwikkeling. Resistentie van bacteriën tegen zilver zou niet optreden, dacht men. Maar er zijn nu al aanwijzingen dat dat wel gebeurt. Als zilver zo in het milieu terechtkomt, dan kan het daar lange tijd ionen blijven afgeven. Het is een soort infuus.”
Dat is terug te zien in het rapport Nanomaterialen in Afval van de Gezondheidsraad uit 2011. Daar wordt als gevaar niet genoemd dat zilverdeeltjes zelf in je eten of lichaam terechtkomen, maar dat ze met hun bacteriedodende werking waterzuiveringsinstallaties, die met bacteriën werken, saboteren. Iets dat nog niet goed te meten is. En zullen zilverionen, die geen deeltjes zijn, wel onder toekomstige nanowetgeving vallen? Veel vragen dus, terwijl producenten het kwistig toepassen. Borm: “Ik denk dat het het topje van de ijsberg is.”
Green Nano
Toch heeft geen van de betrokkenen iets tegen nanotechnologie an sich. “Wij zijn er niet tegen, we willen dat er voorzichtig wordt gewerkt”, zegt Sijas Akkerman van Natuur en Milieu. Ook hij kan een aantal voordelen noemen: huidvernieuwende brandwondenpleisters, medicijnen, efficiëntere zonnepanelen. En zo zijn er talloze toepassingen voor een betere wereld. De manier van werken heet Green Nano, gebruikmakend van principes uit Green Chemistry en Green Engineering zoals afval voorkomen, overdaad en materiaaldiversiteit vermijden, hernieuwbaar en energie-efficiënt werken, en zo ontwerpen dat afbreken en uitsplitsen mogelijk is. Als je op nanoschaal materialen opbouwt, kun je wellicht zonder afval produceren. Materialen worden lichter en sterker. En duurzame technologie kan profiteren, zoals, inderdaad, betere zonnecellen en brandstofcellen. Veelbelovend is de toepassing in het opruimen van vervuiling. Zoals deeltjes die vervuiling kunnen binden in de grond en daarna met magnetisme weer teruggewonnen worden. Ironisch genoeg zijn er vooral ook kansen op het gebied van waterzuivering, met nanofilters of zuiverende deeltjes.
Niet de weg van gentech
Veel van deze toepassingen zijn nog toekomstmuziek, en er is ook kritiek. Niet alleen de vraag of de risico’s wel opwegen tegen de voordelen. Maar met name dat nanotechnologie een zo specialistische techniek is dat er gemakkelijk monopolies kunnen ontstaan, zoals dat met gentech ook gebeurd is. De overheid en wetenschap willen koste wat kost voorkomen dat het nanodebat hetzelfde overkomt als het gentechdebat, dat helemaal op slot zit. Daarom wordt er buitengewoon veel geld uitgetrokken voor risico-onderzoek, onder andere uit de aardgasbaten. Zo’n tien tot vijftien procent van de investeringen worden daarvoor gereserveerd, een hoog percentage.
Paul Borm vindt dat bij het wetenschappelijk onderzoek naar risico’s de realiteit soms uit het oog wordt verloren. “In de situatie zoals ’ie nu is heeft het weinig zin om geld en tijd te besteden aan het bevestigen van dingen die al grotendeels bekend zijn. Er is dringend behoefte aan kennis over onvermoede effecten.”
Ook vindt hij dat de industrie zich opener moet opstellen. “Ik heb in 2003 in Brussel gepleit voor een uitwisseling van kennis binnen de industrie in een gesloten community. Daar is niets mee gedaan, omdat ze hun keukengeheimen niet willen prijsgeven. Er moet wel snel iets gebeuren.” Volgens Akkermans vindt de industrie het gebrek aan definities en dus nieuwe regelgeving voorlopig wel best. “Hoewel grote chemiebedrijven als DSM wel vragen om meer helderheid. Die hebben ook baat bij veilige producten. Maar iedereen wacht op het RIVM en die wachten op uitkomsten van risico-onderzoek.” Hij pleit voor het voorzorgsprincipe, werkdefinities en een voortzetting van de Maatschappelijke Dialoog. Hij ziet ook een rol voor milieuorganisaties. “Zodra iets echt schadelijk blijkt, dan moet het daarmee snel afgelopen zijn. We zitten er bovenop.”
Geef een reactie