Landroof kennen we allemaal: door lokale boeren bewerkte stukjes grond die eindigen in handen van grootschalige industriële complexen. Oceaanroof is net zoiets. Lokale gemeenschappen raken hun visgronden kwijt aan grote visserijbedrijven. Oceaanroof kent veel verschillende vormen en ondermijnt de rechten en mogelijkheden van miljoenen mensen die afhankelijk zijn van kleinschalige visserij.
Binnen dezelfde context als landroof, het veranderen van de bestemming van landbouwgronden van kleinschalig, lokaal gebruik naar exploitatie op industriële schaal, vindt oceaanroof plaats. Visgronden die voorheen gebruikt werden door de lokale bevolking komen via beleid, wetten en het toewijzen van toegang aan nieuwe gebruikers in beheer van anderen dan de lokale gemeenschap. Met desastreuze gevolgen voor mens en natuur.
Volgens het Transnationaal Instituut (TNI) moet er snel actie ondernomen worden om van oceanen weer gemeenschappelijk goed te maken. Omdat de kleinschalige visserij bij uitstek zorgt voor voedselsoevereiniteit en een startpunt is voor een serieuze overgang naar een sociaal en ecologisch rechtvaardig voedselregime. Dit stelt TNI in het rapport The Global Ocean Grab.
Bedreigingen
De sturende krachten achter het uitsluiten van lokale, traditionele vissers van hun visgronden, zijn divers. Een grote rol speelt de zich uitbreidende, grootschalige industriële visserij. Daaronder vallen zowel wildvangst als aquacultuur. En er zijn meer bedreigingen: (inter)nationaal visserijbestuur, handels- en investeringsbeleid, energiewinning en financiële speculatie. Zelfs (eco)toerisme en het aanwijzen van beschermde gebieden, met zogenaamde ‘no take’ zones bedreigen in steeds grotere mate de kleinschalige vissersgemeenschappen in toenemende mate.
Privatiseren
Heel schadelijk is dat instituten met sleutelposities over de hele wereld de weg vrijmaken voor oceaanroof met gebruik van een vocabulaire dat gebaseerd is op mensenrechtenjargon, aldus het rapport. Onder het mom van voedselzekerheid en armoedebestrijding wordt door deze instituten het initiatief genomen om gemeenschappelijke hulpbronnen te privatiseren.
Een van de belangrijkste drijvers van landroof is de opkomst van ‘Rights Based Fishing’. Dit is snel een dominant raamwerk voor wereldwijd visserijmanagement aan het worden.
Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn er wereldwijd verschillende privatiseringsprogramma’s in werking getreden, zoals de Catch Shares in de Verenigde Staten, de Individual Transferable Quota`s in IJsland en Nieuw Zeeland en de Transferable Fishing Concessions in Europa. Deze programma’s delen de focus op privé-eigendom en marktmechanismen als de enige aanvaardbare middelen om visbestanden te verdelen. Hiermee worden bestaande beheersystemen, die allemaal een vorm van gemeenschappelijke eigendoms- of toegangsrechten behelzen, genegeerd. Bovendien wordt niet erkend dat problemen in de visserij het resultaat zijn van slecht beheer en beleid, aldus het rapport.
Quota
Hoe werkt deze omslag van publiek naar privaat? De Europese Unie bijvoorbeeld bepaalt elk jaar hoeveel beroepsvissers van een bepaalde vissoort mogen vangen. Die hoeveelheid wordt verdeeld over de EU lidstaten: de visquota. De verschillende gebruikers van de visbestanden van een lidstaat krijgen een percentage van het jaarlijkse quotum van een bepaalde vissoort toegewezen. Een visser verkrijgt op deze manier enkel het toegangsrecht om op deze soort te vissen, terwijl de natuurlijke hulpbronnen publiek bezit blijven. De verandering van ‘state owned‘ naar ‘Rights Based Fishing’ (RBF) vindt plaats wanneer een overheid besluit om de quota’s permanent toe te wijzen aan gebruikers. Daarmee ontstaat een nieuwe markt voor eigenaren van quota, om deze te leasen, verkopen of kopen.
Gevolgen
Met het introduceren van zulke privatiseringsprogramma’s is een land in feite alle democratische politieke controle over de natuurlijke hulpbron kwijt. Een gemeenschappelijk goed is afgestaan aan een, vaak klein, aantal private spelers die ermee kunnen handelen op een markt die is gecreëerd voor individuele quota-eigenaren. De gevolgen zijn niet misselijk.
In IJsland leidde de omschakeling naar RBF in 2007 tot een sterke concentratie van de visserijquota: vijftig procent van de nationale quota waren eigendom van de tien grootste visserijbedrijven van het land. Volgens het rapport speelde RBF een sleutelrol in de IJslandse financiële crisis.
Een ander schrijnend voorbeeld uit het rapport is een overeenkomst tussen Mauritius en de EU in 2009, waarin Mauritius Europese vissersschepen toestaat 5,500 ton vis per jaar te vangen, voor drie jaar. De EU verkreeg zo 16,500 ton vis voor 660.000 euro, wat volgens het rapport vijf procent is van wat deze hoeveelheid vis op de lokale markt waard geweest zou zijn. In Chili zijn vier bedrijven voor 90 procent eigenaar van de quota’s. De overgebleven 10 procent van de quota’s wordt gedeeld door 127 duizend mensen werkzaam in de visserijsector.
Zeereservaten
Beschermde gebieden in zee, dat klinkt heel mooi. We gaan wat er nog over is van de natuur onder water beschermen tegen de mens, tegen de allesvernietigende visserij en andere verderfelijke activiteiten. Maar degenen die de dupe zijn van zeereservaten, zijn de kleinschalige vissers die afhankelijk zijn van die gebieden. Mensen die er al generaties lang vissen, gemeenschappen wier manier van leven en cultuur gebaseerd is op artisanale visserij. Want wat er vaak vooraf gaat aan het ontdekken van de noodzaak van het instellen van een beschermd gebied, is een oceaanroof. Dat wil zeggen dat de bestemming van het gebied gewijzigd wordt en traditionele gebruikers, die in veel gevallen het gebied op zo’n manier gebruikten dat het systeem het aankon, de toegang tot een (hun) gebied ontzegd wordt, om plaats te maken voor veelal buitenlandse partijen die er op commerciële schaal aan de slag gaan.
Bijvoorbeeld met superefficiënte megatrawlers die vis per sonar opsporen en per school binnenhalen. Of grote aquacultuurvijvers vol chemicaliën en antibiotica aanleggen in kustgebieden waarvoor mangroven worden vernietigd. Of door er energie te winnen of er plaats te maken voor (eco)toerisme.
Dubbele strop
Zodoende raakt de lokale visser eerst zijn uitvalsbasis kwijt aan de nieuwe, natuurvernietigende bestemming. Vervolgens wordt op die plek een zeereservaat ingesteld, in de hoop dat het systeem, wat inmiddels uitgehold is en waar weinig meer uit te vangen is, zich zal herstellen. Het zeereservaat is een ‘no take zone’, er vissen is strafbaar. Voor de lokale bevolking, in grote mate afhankelijk van de kleinschalige visserij, dus een dubbele strop.
Piet van Noort zegt
Omstreden onregelmatigheden gebeuren voor de Nederlandse kust. “Zacht waar het kan en hard waar het moet” is een wetskreet die de zandlobby er in Den Haag heeft doorgekregen. De handel weet deze regel zo te gebruiken dat de voordelen die hier uit vloeien voor handelsdoeleinden inzetbaar zijn. De schade die deze regel aan de rest van de kust geeft, erosie, wimpelen ze af op de massa die belasting betaald. Op deze manier wil NL zich profileren als exportland van kustverdedigingswerken. Natuur, milieu en de belastinginkomsten spelen in deze exportberekening natuurlijk geen rol. Zandhandel is veel belangrijker, van deze lobby was onze koning, toe hij nog kroonprins was, ooit voorzitter!