In de door PvdD-Kamerlid Marianne Thieme samengestelde bundel ‘Méér’ zoeken wetenschappers naar mogelijke uitwegen en oplossingen voor de huidige crisis. Levert dit nieuwe inzichten?
Je hebt het in deze kolommen al vaker gelezen: onze fixatie op economische groei wordt nog eens onze ondergang. Nu al zorgt het voor milieuvervuiling, ecologische degradatie, klimaatverandering en ziekte en armoede in grote delen van de wereld. Toch erkennen ook mensen die inzien dat we niet almaar door kunnen groeien, dat stoppen met groeien in het huidige economische stelsel lastig, zo niet onmogelijk is. Financiële markten storten in, bedrijven gaan failliet, de werkloosheid neemt toe en grote groepen mensen zullen in armoede vervallen. Dat wil niemand op z’n geweten hebben. Dus wat te doen?
In de door PvdD-Kamerlid Marianne Thieme samengestelde bundel Méér zoeken een vijftiental wetenschappers naar mogelijke uitwegen en oplossingen. Voor eenieder die deze discussie al langer volgt, zijn de meeste bijdragen gesneden koek. Nogmaals wordt aangetoond dat schoon water schaars wordt, fosfaat en olie opraken, het klimaat dramatisch verandert en de biodiversiteit snel afneemt.
Ook de oplossingen zijn allerminst nieuw. Ecologe Louise Vet pleit voor een circulaire economie, transitieprofessor Jan Rotmans voor een transitie naar een groene economie, antropologe Leida Rijnhout voor een herverdeling van rijk naar arm, econoom Arjo Klamer voor minder economie en meer maatschappij en milieueconoom Jeroen van den Bergh voor het loslaten van de fixatie op het Bruto Nationaal Product omdat dit geen goede graadmeter is voor welvaart.
Allemaal goede ideeën, maar hoe vertalen we dit in ander beleid? Daarvan worden in de diverse bijdragen voorbeelden genoemd. Zoals de verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op grondstoffen of op ‘onttrokken waarde’, een financieel systeem dat de economie dient in plaats van andersom, en het stoppen met het meten van het BNP, of in ieder geval zorgen voor andere welvaartsindicatoren. Het is zeker een goed idee om veel van deze maatregelen zo snel mogelijk in te voeren. Maar, zo vraag ik me af, wat is de meerwaarde van deze bundel, die nog wel de naam Méér mee heeft gekregen?
Ook Thieme zelf komt in haar afsluitende hoofdstuk niet met een nieuwe visie of groots plan. “Er is dringend behoefte aan nieuwe inzichten”, schrijft ze, maar juist die mis ik in dit boek. Misschien dat ze nieuw zijn voor haar collega’s in de Kamer. Voor deze drukbezette mensen is het fijn dat deze bundel alle bezwaren tegen het groeidenken en een aantal mogelijke oplossingen bij elkaar heeft gezet. Nog mooier zou zijn als ze dit boek lezen en ter harte nemen, geobsedeerd als ze zijn door het groeidenken en de ramingen van het Centraal Planbureau. Zelf had ik echter wel wat méér gelust.
Geef een reactie