Ontwikkelingsgeld wordt misbruikt om aan klimaatafspraken te voldoen, zegt Madeleen Helmer, projectleider adaptatie bij het Klimaatverbond Nederland. “We geven arme landen een sigaar uit eigen doos.”
Het rijke Noorden moet niet weglopen voor zijn verantwoordelijkheid om de allerarmsten te compenseren voor klimaatschade. Madeleen Helmer (58) blijft haar boodschap verkondigen. Eind jaren tachtig werkte ze voor het European Center on Pacific Issues dat zich bezighield met de eilanden in de Stille Oceaan. Bij een naderende zeespiegelstijging zouden kleine atolstaatjes als Tuvalu, Kiribati en de Marshall eilanden als eerste worden bedreigd. Tijdens de Klimaatconferentie in Den Haag (2000) wilde Helmer de voor die landen broodnodige adaptatie – aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering – aan de orde stellen. Ze vond bij de grote ontwikkelingsorganisaties toen geen enkele steun, behalve bij het Rode Kruis. Daar richtte ze in 2002 het Klimaatcentrum op. Nu is ze projectleider adaptatie bij Klimaatverbond Nederland.
Haar boodschap: onze welvaart hebben we dankzij fossiele energiebronnen. De nadelige gevolgen hiervan komen vooral bij de allerarmsten terecht. Zij hebben het klimaatprobleem niet veroorzaakt maar zijn er wel het meest kwetsbaar voor, omdat ze met kleine tuintjes, akkertjes en vee erg afhankelijk zijn van het weer. Het is dus niet meer dan normaal dat wij hen helpen.
Is dit een verdelingsvraagstuk, of gaat het over klimaat?
“Klimaat gaat over heel veel dingen, dus ook hierover. Aanvankelijk bestond er veel weerstand tegen dat idee. Bij VROM – het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer – zeiden ze destijds letterlijk: ga weg! Maak het niet nog ingewikkelder. Met alleen het mitigatievraagstuk, het voorkómen van klimaatverandering, was de uitvoering van het Kyotoprotocol (1997) al ingewikkeld genoeg. Wij zeiden: Kyoto gaat niet ver genoeg, de gevolgen zijn onafwendbaar. Dus moeten we de kwetsbaarste mensen beschermen. Het heeft een jaar of zes geduurd om die boodschap gemeengoed te maken. In Kopenhagen (2009) is uiteindelijk afgesproken dat er vanaf 2020 jaarlijks $100 miljard moet worden vrijgemaakt voor klimaatactie in ontwikkelingslanden.”
Dus dat is in orde?
“Nee, integendeel. De eerste adaptatiediscussies hadden een duidelijk doel: hoe helpen we de allerarmsten de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden. Wij – inclusief toenmalig minister Koenders – vonden dat de financiering daarvan bovenop het budget voor ontwikkelingssamenwerking moest komen. Bij adaptatie gaat het tenslotte niet om solidariteit, maar om compensatie voor door ons veroorzaakte schade. Nu zijn we tien jaar verder. Op ontwikkelingssamenwerking is enorm gekort, en uit dat geslonken budget financiert Nederland nu toch die klimaatprojecten. Jaarlijks voor zo’n €700 miljoen. Maar armoedebestrijding, de basis voor ontwikkelingssamenwerking, is geen criterium meer voor deze projecten. Niemand bekritiseert minister Ploumen dat haar geld wordt misbruikt om aan verplichingen te voldoen die voortkomen uit Kopenhagen. Dat geld komt dus bij de verkeerde mensen terecht.”
Hoezo?
“Bij de onderhandelingen voor het adaptatieframework in 2008 was onze inzet dat de bescherming van de meest kwetsbare mensen prioriteit moest krijgen. Tijdens het onderhandelingsproces is ‘mensen’ verdwenen, ‘landen’ kwam ervoor in plaats. Daar ging het mis. Alles wat Nederland doet, is dus conform het adaptatieprotocol. Als er maar een bak geld richting ontwikkelingslanden gaat, is het oké. De praktijk is dat het geld door die overheden besteed wordt – waarbij vaak westerse bedrijven en onderzoeksinstellingen worden ingehuurd – en doorgaans niet terechtkomt bij de allerarmsten. We komen niet eens bij die mensen in de buurt.”
Leidt de nadruk op rechtvaardigheid niet af van klimaatverandering?
“Die discussie heb ik nooit geloofd. Iedereen die nu met de gevolgen van klimaatverandering te maken krijgt, snapt dat niets duurzaam helpt als we de uitstoot van broeikasgassen niet stoppen. Dat geldt ook voor mensen die niet per se in het milieu geïnteresseerd zijn. Ik heb het zien gebeuren bij het Rode Kruis: zij nam in 2007 een resolutie aan waarin voor terugdringing van broeikasgassen werd gepleit. Let wel: het Rode Kruis, waar bijna alle landen lid van zijn, is een politiek neutrale organisatie.
Het is onze verantwoordelijkheid om mensen elders in de wereld te beschermen tegen het veranderende klimaat, daar mogen we niet voor weglopen. Milieuorganisaties hoeven die taak niet op zich te nemen, maar ze moeten het ook niet bestrijden. In het begin gebeurde dat wel. Er werd me verweten dat ik in het kamp van Bush thuishoorde. Vervolgens ging men zoeken naar win-win oplossingen zoals herbebossing. Goed voor het leefmilieu van mensen én de opname van CO2. Maar wat doe je tijdens een hittegolf? In juli 2006 stierven in Nederland duizend mensen aan de hitte, vooral ouderen. Die zijn het beste geholpen met een airco. Mag je die dan niet geven? Van mij wel: je moet mensen altijd zo goed mogelijk helpen. Ook als de oplossing zelf een probleem is.”
Maar die airco heeft weer effect op de allerarmsten?
“Zeker. Net zoals de douche die ik ‘s ochtends neem, of de computer die ik iedere dag aanzet.”
Je zou bijna verdrinken in schuldgevoel… dat inspireert mensen toch niet tot actie?
“Daar heb ik geen boodschap aan. We doen die dingen toch niet met de bedoeling om schade te berokkenen? Wij zijn onschuldig schuldig, daar zit nu net het dilemma. Als ik wil functioneren in Nederland moet ik meedoen met de samenleving: een telefoon hebben, een computer gebruiken en af en toe met de trein gaan. Het gaat niet om schuld, maar om verantwoordelijkheid. Nadelige gevolgen van je gedrag rechtzetten noem ik beschaving. Dat doe je gewoon.”
Inmiddels word je niet meer versleten voor Bush-adept?
“Nee, maar de morele component is uit de adaptatie-discussie verdwenen. Het is dijken voor de rijken, en bijna niks voor de allerarmsten. In Nederland besteden we jaarlijks een miljard euro aan een Deltaprogramma voor onszelf, terwijl we arme landen een sigaar uit eigen doos geven. Terwijl de ramp zich vooral dáár voltrekt. We weten dat de Arabische lente en de oorlog in Syrië deels veroorzaakt werden door droogte en stijgende voedselprijzen. Toch speelt klimaatverandering geen enkele rol in het debat over de vluchtelingencrisis. Vluchtelingen zullen blijven komen. Dat is geen argument, maar werkelijkheid. En wat doen wij? Dealtjes sluiten met Erdogan en belemmeringen opwerpen. Het morele verhaal is verdwenen, maar het moet wel worden verteld.”
Hoe nu verder?
“Achteraf denk ik dat ik met al die jaren lobbywerk in de VN en daarbuiten heb bijgedragen aan de ontwikkeling van perverse systemen. Het lot van de armsten wordt in fraaie toespraken in de etalage gezet, terwijl achterin de winkel allerlei constructies zijn bedacht waardoor zij nog minder worden geholpen. Klimaatverandering is een nog groter, angstaanjagender beest dan ik 25 jaar geleden dacht. Ervoor weglopen kan niet. We moeten volhouden, wonden likken als iets mislukt en weer opnieuw proberen. Ook als niet zeker is dat het goed komt.”
Hans Potters zegt
Inderdaad: hou nou eens op met gemoraliseer en pak aan.