Het gaat goed met het FSC-keurmerk voor hout uit verantwoorde bossen. Maar gaat het ook goed met de bossen? Volgend jaar bestaat de Forest Stewardship Council 20 jaar. Er is veel lof, maar ook kritiek. Tijd om eens te kijken: snijdt de kritiek hout?
Hoeveel beter kun je het doen? FSC, het keurmerk voor hout uit goed beheerde bossen, heeft in een aantal westerse landen een grote vlucht genomen. Volgens cijfers van 2009 is de naamsbekendheid van FSC in Nederland gestegen tot 71 procent. Het marktaandeel in ons land is 21 procent. Nieuwe cijfers komen rond de zomer. Een woordvoerder van FSC Nederland verwacht flinke groei ten opzichte van 2009. Geen gek resultaat voor een keurmerk dat bijna 20 jaar bestaat.
Niet alleen met de naamsbekendheid en het marktaandeel zit het wel snor. In 80 landen is inmiddels meer dan 155 miljoen hectare bos gecertificeerd, en dat aantal groeit. Ook zijn er meer dan 23 duizend chain of custody certificaten uitgegeven. Kort door de bocht houdt dat in dat eindgebruikers in steeds meer landen FSC-gecertificeerde producten kunnen kopen, omdat niet alleen de bossen gecertificeerd zijn maar ook producten (en aannemers, leveranciers, etc.). “FSC is een wereldwijd keurmerk en de beste standaard die er is”, zegt Hans Berkhuizen, directeur van Milieudefensie en bestuurslid van FSC Nederland. “Het certificaat is vooral sterk door de goede balans tussen economische, ecologische en sociale belangen.” En dat moet zo blijven. Milieudefensie is daarom ook lid van FSC International.
Maar hoge bomen vangen veel wind: er is ook kritiek op het keurmerk. Het zou niet-duurzame bosbouwpraktijken toestaan, belangenverstrengeling tussen bedrijven en certificeerders niet aanpakken en laks omgaan met klachten. Bovendien, zo luidt de kritiek op certificering als instrument, stelt het eindresultaat niet veel voor. Is beter de vijand van het goede of snijdt de kritiek hout?
Kettingzaagcrimineel
Samen met zijn broer Paul runt Herbert Reef houtbedrijf TRC in Kameroen: Transformation Reef Cameroun. Vier kapconcessies, waarvan twee FSC-gecertificeerd. Vóór 2005, toen TRC nog geen eigen concessies had, kwam het hout voor de zagerij in Douala overal vandaan. Ook uit de beruchte kortlopende concessies, die bijna uitnodigen tot roofbouw. Reef: “Ik stond wel eens jankend in de bossen, als ik zag hoe slecht daarmee werd omgegaan.” In 2003 betitelde Greenpeace het bedrijf zelfs als chainsaw criminal, omdat het zich zou bezondigen aan illegale houtkap. De Reefbroers trokken het boetekleed aan. De smet op hun naam sterkte de broers in de vurige wens om eigen, langdurige kapconcessies te verwerven en die te laten certificeren. “Wij waren gefixeerd op FSC.”
De transformatie van de gebroeders Reef is exemplarisch, zegt Paolo Cerutti van het Center for International Forestry Research (Cifor), in de Kameroense hoofdstad Yaoundé. “De grootste winst van FSC zit in de manier waarop de houtbedrijven worden gerund.” Hij spreekt van een mentaliteitsverandering. “Hun cowboy-achtige manier van werken is vervangen door een bedrijfsmatige aanpak. Het verschil valt vooral op in de houtverwerking: FSC-gecertificeerde bedrijven zijn veel beter georganiseerd en houden zich aan allerlei internationale regels op het gebied van arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden.”
Favoriete houtsoorten
In de bossen is het verschil volgens Cerutti een stuk minder zichtbaar. “In Afrika is het bos altijd afgeroomd met heel selectieve houtkap, ook door FSC-gecertificeerde bedrijven. Er worden maar een paar favoriete houtsoorten gekapt op een manier die niet verantwoord is.” In Kameroen werkt dat als volgt. Bedrijven moeten opgeven hoeveel ze jaarlijks kappen. Het idee is dat er genoeg kapbare bomen blijven staan voor volgende kapcycli. Die berekeningen zijn gebaseerd op een inventaris van alle oogstbare soorten, in Kameroen ongeveer zestig. De bosbouwwet schrijft voor dat de concessiehouder hieruit minimaal twintig boomsoorten selecteert voor het bosbeheersplan, die samen driekwart van de totale oogstbare houtvolume van de concessie vertegenwoordigen.
Die twintig zijn niet per se de soorten die de concessiehouder wil kappen. In de praktijk komt het vaak voor dat bedrijven commercieel interessante boomsoorten juist búiten het bosbeheersplan laten. Daarvoor hoeven ze dan niet te berekenen of er genoeg aangroei plaatsvindt in een rotatieperiode. De enige restrictie is het totale houtvolume dat ze jaarlijks kappen.
Cerutti heeft in Kameroen aangetoond dat veel bedrijven, ook FSC-gecertificeerde, juist boomsoorten kappen die niet in het bosbeheersplan staan. In die mate, dat van herstel van sommige soorten geen sprake kan zijn. Daniëlle van Oijen van Greenpeace noemt dat “niet duurzaam, niet economisch en niet ecologisch verantwoord. Dit laat zien dat die bedrijven niet verder kijken dan de eerste kapcyclus en kappen wat ze kappen kunnen. De concessies zijn na 30 jaar ‘waardeloos’, waarna de overheid genoeglijk ander landgebruik voor kan stellen. Palmolie rukt al op in West- en Centraal-Afrika…”
Volgens Arjan Alkema, adjunct-directeur van FSC Nederland, is alle FSC-gecertificeerde bedrijven in Kameroen duidelijk te kennen gegeven dat zij verder dienen te gaan dan wat de Kameroenese wet voorschrijft. “Wanneer er commercieel interessante boomsoorten niet in het beheerplan zijn opgenomen, worden de bedrijven hier door hun FSC-certificeerders op aangesproken. FSC is daarmee juist het middel bij uitstek om dit te voorkomen. Overigens heeft Cerutti in de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan de recent vastgestelde regionale FSC-standaard voor het Kongobekken.”
Accreditatiestandaard
Cerutti heeft ook kritiek op de manier waarop FSC is georganiseerd. Hij waarschuwt voor belangenverstrengeling tussen houtbedrijven en de instellingen die certificeren en vervolgens jaarlijks controleren. FSC werkt met geaccrediteerde certificeerders, zoals Det Norske Veritas, KPMG en Control Union. Cerutti: “Een houtbedrijf sluit aan het begin van het certificeringsproces vaak een langdurig contract met een certificeerder. De tegenprestatie is dat die hem zal helpen het FSC-certificaat te verkrijgen. Ze hebben dus een gezamenlijk commercieel belang. Het zou veel beter zijn als FSC, of een onafhankelijke partij als Accreditation Services International (ASI), de auditor aanwijst. Dan voorkom je de schijn van belangenverstrengeling.”
Alkema is het niet eens met de kritiek van Cerutti. “De kritiek is al 15 jaar oud, maar het is nog nooit hard gemaakt dat de kwaliteit van de certificering onder de maat is, laat staan dat er een oorzakelijk verband is tussen mindere kwaliteit en de relatie tussen certificeerder en houtbedrijf. Het is heel gebruikelijk om zelf een certificeerder uit te kiezen. Vergelijk het met accountants, die ook commerciële relaties met klanten aangaan. Dat gaat in de meeste gevallen goed. Interpretatieverschillen tussen certificeerders zijn onvermijdelijk, maar ASI, met veel bosbouwkennis in huis, ziet toe op de kwaliteit.”
Alkema heeft ook vertrouwen in het zelfreinigende vermogen van FSC. Als voorbeeld noemt hij Greenpeace, dat zowel supporter als criticaster is van FSC. “Die houding leidt tot verbeteringen, bijvoorbeeld het aanscherpen van de accreditatiestandaard of een verscherpt toezicht door ASI op FSC-certificering in het Kongobekken.”
Onbekommerd consumeren
Door certificering is de manier waarop we aankijken tegen grondstoffen veranderd. In de jaren ’80 en ’90 stonden scheve handelsrelaties en politieke oplossingen centraal. Dat veranderde toen westerse overheden zich terugtrokken op hun kerntaken. Voortaan moest ‘de markt’ het doen en eisten bedrijven de hoofdrol op. Dankzij FSC-certificering, zo zou je misschien kunnen zeggen, bestaat het idee dat we onbekommerd hout en papier kunnen consumeren.
Kritiek op deze denkwijze komt vooral uit zuidelijke landen met grote, FSC-gecertificeerde eucalyptusplantages voor de pulp- en papierindustrie, zoals Brazilië. Zo wijst de World Rainforest Movement (WRM), met het hoofdkantoor in Uruguay, er op dat plantages haaks staan op het hele idee van FSC. “Plantages zijn geen bossen”, laat de WRM weten. FSC is opgericht om natuurlijke bossen te certificeren, later is die mogelijkheid uitgebreid voor industriële plantages, mits die niet in de plaats van natuurlijk bos zijn gekomen.
Dat dit soms fout gaat, was onderwerp van een reportage en film van twee Belgische journalisten in opdracht van het blad MO* die twee jaar geleden stof deed opwaaien. An-Katrien Lecluyse en Leo Broers onderzochten in ‘Duurzaam op papier’ de praktijken van het FSC-gecertificeerde papierpulpbedrijf Veracel in de Braziliaanse deelstaat Bahia. Hun conclusie was dat Veracel het niet zo nauw neemt met de sociale en ecologische regels van FSC, en toch het keurmerk behoudt. FSC liet hun waslijst van 23 klachten onderzoeken door Accreditation Services International. Dat concludeerde dat de certificeerder (SGS Qualifor) grote fouten heeft gemaakt – zodanig dat SGS wordt geschorst – maar dat Veracel in bijna alle klachten vrijuit gaat. De vraag is nu of dit voorbeeld exemplarisch is of uitzonderlijk.
Plantages
Winnie Overbeek is internationaal coördinator van de World Rainforest Movement, vrijwilliger van de Braziliaanse organisatie CEPEDES (tegen Veracel) en woonachtig in het hart van de eucalyptusplantages. Hij mailt een aantal punten waar FSC in zijn ogen geen antwoord op heeft of ontkent, zoals “de fundamentele kritiek dat hier in zuid-Bahia een kwart van het land in handen is gekomen van een handvol plantagebedrijven. Dat veroorzaakt grote problemen en drijft mensen naar de stad, omdat die bedrijven nauwelijks banen creëren.” Veracel werkt op ‘land zonder landtitel’. Betwist land dus. Dit alleen zou volgens Overbeek genoeg moeten zijn om het FSC-keurmerk in te trekken. Overbeek vindt de klachtenprocedure dan ook een schijnvertoning.
Arjan Alkema van FSC Nederland wijst er op dat – anders dan World Rainforest Movement suggereert – FSC geen drijvende kracht achter de aanleg van plantages is. “Het klopt dat FSC plantages certificeert. Milieudefensie heeft daar als lid van FSC International ook mee ingestemd en mijns inziens om goede redenen. Het is belangrijk te onderstrepen dat FSC de omzetting van natuurlijk bos in plantages verbiedt en de certificering van plantages beschouwt als aanvullend op de bescherming van natuurlijk bos”. Het voert volgens Alkema te ver om op alle – volgens hem deels onjuiste – kritiek in te gaan van WRM op Veracel. “De Veracel-case leert dat certificeerders het niet voor het zeggen hebben binnen FSC. SGS is al langere tijd geschorst en kan zelfs zijn accreditatie kwijtraken.” Veracel heeft inmiddels een andere certificeerder.
Zere plek
Uit een recente studie van de International Tropical Timber Organization blijkt dat naar schatting slechts drie procent van alle tropische bossen duurzaam wordt beheerd. Volgens René Boot, directeur van onderzoeksbureau Tropenbos International in Wageningen, staan bedrijven in de tropen niet te springen om zich te laten certificeren. Daarbij speelt een aantal factoren een rol: de hoge certificeringskosten, de beperkte vraag naar gecertificeerd hout en de ontbrekende regelgeving in landen met tropische bossen. Boot: “Bedrijven vragen zich af waarom ze dat moeten doen als de concurrentie het niet doet: het gelijke speelveld ontbreekt. Maar het belangrijkste is dat het laten certificeren van bossen en een bedrijf een beslissing voor de lange termijn is. Je moet investeren in je personeel, in je organisatie. Die investering is niet zo gemakkelijk te realiseren in de tropen, omdat je niet weet of de regelgeving volgend jaar nog het zelfde is en of je concessierechten gehandhaafd blijven. Bedrijven zullen zich dus wel twee keer bedenken.”
Boot legt de vinger op een zere plek. “FSC-certificering van bossen is een afspraak tussen consumenten en producenten. In de praktijk maken alleen consumenten in Europa en Amerika zich zorgen om duurzaamheid. Het instrument speelt dus alleen een rol bij een klein deel van de internationale handel in tropisch hout. Hout dat in de oorspronglanden wordt gebruikt, veel meer dan de helft van de totale productie, valt er volledig buiten. Dus je hebt maar een klein gedeelte van de markt te pakken met certificering. Wat draagt certificering dan werkelijk bij aan een beter bosbeheer in dat land?”
Volgens Alkema heeft Boot gelijk: FSC is niet dé oplossing. “Maar wel een heel belangrijk instrument. FSC is begonnen in Europa en Noord-Amerika, maar de vraag naar verantwoord hout neemt nu ook toe in China, Brazilië en Vietnam. Dat is een belangwekkende ontwikkeling. En mijn hoop is dat er op den duur ook binnenlandse markten ontstaan voor FSC-hout in de oorspronglanden.”
Geen Ronde Tafel
Wat vindt Hans Berkhuizen, directeur Milieudefensie en bestuurslid FSC Nederland van de kritiek? “Begrijpelijk. Milieudefensie deelt die kritiek ook. En vanuit FSC Nederland vinden we het belangrijk er serieus mee om te gaan.” Maar niet iedereen vindt dus dat dat adequaat gebeurt. “Dat is ook de zorg van FSC Nederland. Het internationale deel is behoorlijk bureaucratisch en het is niet geheel duidelijk welke invloed de landenbureaus en NGO’s hebben. We doen ons best om dat van binnenuit te verbeteren.” Wanneer is het tijd om afstand te nemen? “Als we het gevoel zouden krijgen dat we geen invloed hebben en de verbeteringen er niet doorheen komen. Dat is nu niet zo.”
Wat dat betreft, legt Berkhuizen uit, is er een groot verschil tussen FSC en een aantal andere certificeringsoverleggen waar Milieudefensie juist niet over te spreken is, zoals de Ronde Tafels voor duurzame palmolie en soja. “Die zijn het initiatief van het bedrijfsleven en worden ook gedomineerd door het bedrijfsleven. De invloed van NGO’s en sociale organisaties is er veel te beperkt. FSC is geen initiatief van de houtindustrie, en die heeft daarom ook zeker niet het zwaarste belang. NGO’s hebben evenveel invloed.” In een ideale wereld zou er volledig onafhankelijk en objectief gecertificeerd worden, maar dat is nu nog niet volledig mogelijk, erkent Berkhuizen. “Omdat het een wereldwijd keurmerk is en ook in minder stabiele landen gebruikt wordt, werkt het op sommige plekken niet goed. Zo zijn er problemen met het FSC Controlled Wood-certificaat in West-Australië en Tasmanië en zijn er grote zorgen over het beheer in de Democratische Republiek Congo. Maar op andere plekken werkt FSC juist prima en is het een goede motor voor duurzaam bosbeheer.” Het is een werkbare second best, zegt Berkhuizen, en de beste standaard die er beschikbaar is. En: “Er is geen alternatief.”
Geef een reactie