In We Come As Friends maakt filmmaker Hubert Sauper een bizarre reis door het nieuwste land van de wereld: Zuid-Soedan, een gebied vol olie waarop zowel Chinezen als Amerikanen azen. In een piepklein, zelfgebouwd vliegtuigje komt hij op plekken waar niemand hem verwacht. Zijn missie: “Ik wil de koloniale psychologie blootleggen.”
“Wist je dat de maan het bezit is van de witte man?” Het is een van de openingszinnen van We Come As Friends, een prikkelende documentaire waarin maker Hubert Sauper je uitnodigt om als alien naar de wereld te kijken. Door buitenaardse ogen doorziet de kijker hopelijk wat het (neo)kolonialisme aanricht. De spreker, een Soedanese man, legt het kolonialisme in Afrika uit aan zijn familie: “Europeanen en Amerikanen bezetten het continent en verdeelden het in verschillende landen. En later noemden ze ze ‘vrije naties’.”
Vanuit een hotel aan de Amsterdamse grachten haalt Sauper met veel instemming zijn veelbetekenende woorden aan: “Presidenten die boeven zijn kunnen overleven en presidenten die op willen komen voor de rechten van hun volk zullen sterven in een vliegtuigongeluk.”
Grenzen
Deze Soedanees snapt heel goed wat kolonialisme inhoudt, in tegenstelling tot veel van de mensen die Sauper de revue laat passeren. Hubert Sauper maakte eerder Kisangani Diary en het Oscar-genomineerde Darwin’s Nightmare, diep verontrustende documentaires die ook speelden in Afrika. Dat hij in Soedan terechtkwam had te maken met het feit dat Zuid-Soedan zich, na decennia van burgeroorlog, wilde afscheiden.
“Een van de grootste de koloniale erfenissen is de opdeling van Afrika en de creatie van al die grenzen”, vertelt Sauper. “Opeens was er een raam naar het verleden, je zag weer een verhitte sfeer ontstaan en hetzelfde discours van honderd jaar geleden werd gebezigd. Ik was gefascineerd door een zin van Mark Twain: ‘De geschiedenis herhaalt zichzelf niet, ze rijmt.’ Dat was de rode lijn in mijn gedachten. Als dat eenmaal zo is, dan ben je ineens ontvankelijk voor allerlei signalen in het leven en zie je zoveel meer dan je zou verwachten. Als je zwanger bent, zie je ook ineens overal zwangere vrouwen.”
Breed glimlachend wijst hij naar mijn kopje. Onder een laagje gemorste koffie is nog net het woordje Earth zichtbaar, zie ik als ik naar beneden kijk. Maar hij praat alweer verder. Zo werkt zijn brein, voortdurend alert op details die extra betekenis kunnen geven aan het moment. Met klem herhaalt hij dat zijn verhaal niet noodzakelijk over Soedan gaat, het had ook in Londen of Korea kunnen spelen. Al zou de situatie dan een stuk minder inzichtelijk zijn.
In Soedan botsen bijvoorbeeld de belangen van China en Amerika, die het beide op de olie en andere grondstoffen van het land hebben gemunt. China is bevriend met wat sinds juli 2011 de Republiek Soedan is gaan heten en steunt de Islamitische leider. En de VS steunen Zuid-Soedan, wat christelijk is. Pijnlijk is de vreugde van mensen, die het gevoel hebben dat ze na lange perioden van burgeroorlog eindelijk bevrijd zijn. Terwijl ze nu een stroom bedrijven en missionarissen over zich heen krijgen die ‘beschaving’ en ‘vooruitgang’ komen brengen en zelfs naar de Amerikaanse indianen durven te verwijzen die niet geloven dat je land kunt bezitten en dat je het een beetje beter moet achterlaten dan je hebt aangetroffen. Dat is precies wat zij als bedrijven komen doen, en dat ze daar ook wat aan verdienen, daar is niks mis mee. Vinden zij.
Een mooi voorbeeld van de manier waarop Hubert Sauper ons naar de werkelijkheid probeert te laten kijken is de interactie tussen hem en enkele Zuid-Soedanese soldaten. Hij zegt niet dat het conflict tussen Noord en Zuid wordt geframed als een religieus conflict, maar in werkelijkheid om de olie draait. Nee, hij laat het zien. “Ben je moslim of christen?”, vragen de soldaten meermalen. “Ik ben geen moslim”, zegt Sauper. Zo gaat het heen en weer. “We zijn hier om de vrede te bewaren”, zegt een soldaat. “Dus je beschermt het olieveld?” “Ja.”
Hoe ontstaat zo’n scène, bedenk je dat van tevoren?
“Het is een heel naïeve benadering, ik stel gewoon heel veel vragen waarvan ik het antwoord al weet, maar ik heb die antwoorden wel nodig. De andere methode zou zijn dat ik in een voice-over zou vertellen: ‘Het is zoveel oktober, we zijn hier en deze soldaten doen dit en dat.’ Dat is een koloniale toon, betuttelend. Ik probeer gewoon in hun energie te duiken en een gemeenschappelijke basis te vinden. Zij stellen me soortgelijke vragen: ‘Dus je hebt je eigen vliegtuig gemaakt?’ ‘Ooo.’ ‘Dus je komt helemaal uit Frankrijk gevlogen?’ ‘Ah!’ ‘Dus jullie beschermen hier de olie?’ Dus op hetzelfde niveau. Ik stap graag in de sfeer van de ander, zoals jij nu bij mij doet. Zo bouw je een bepaalde energie en wisselwerking op. Als je je arrogant opstelt of het duidelijk is dat je het goud onder het dorp van die mensen wil weg stelen, dan krijg je natuurlijk een andere dynamiek. Ik heb gekozen voor een heel pure manier van ondervragen, bijna als een kind. Hoe is het met je en waarom is alles zoals het is?”
En terwijl je met ze praat, oordeel je niet.
“Nou, dat is niet waar. Als een warlord zegt: we moeten al ons land aan bedrijven geven, dan heb ik daar uiteraard een mening over. Maar als ik dat aan hem laat merken, is het gesprek afgelopen. Dan gaat de film over mijn morele standaarden, dat is niet interessant. Dus ik laat hem zijn verhaal doen. Tegelijk vind ik dat deze man het resultaat is van een beangstigende cultuur, dus ik veroordeel hem niet als individu. Hij zegt iets wat niet uit hemzelf komt maar van ver voor hem. Het is gewoon de echo van zijn opvoeding: hij was een jongetje in een klein dorp, opeens werd hij in een uniform geperst en kreeg hij met de zweep van de leraar omdat hij niet in de rij bleef staan, hij moest de Bijbel uit zijn kop leren. Mijn fascinatie is dat die dingen bijna ondanks zichzelf uit zijn mond komen. Net als bij andere spelers in de film.”
Een voorbeeld daarvan is de vertegenwoordiger van de VN, die het helemaal niet heeft over de Soedanezen zelf, maar vanuit een vliegtuigje op het gebied neerkijkt en erover praat terwijl hij over een maquette hangt of terwijl hij op een plattegrond aan de muur aanwijst waar de olieconcessies zitten en waar dus zijn toekomstige focus ligt. Ongelooflijk dat hij daar zo open over is.
“Zijn brein functioneert binnen het narratief wat ik probeer te decoderen. Hij realiseert zich niet wat hij zegt, want hij zit er middenin. Ik vind dat gebaar dat hij maakt als hij over die plattegrond beweegt met zijn hand, en zegt: hier zit alle olie in interessant. Dat gebaar alleen al drukt bezit uit. Dit land eigen ik me toe, en jij woont er, dus jij gaat voor me werken. Je dochter gaat bij me schoonmaken en je zoon gaat het beschermen met een wapen. En hij zal zijn neef neerschieten omdat hij mijn land wil binnendringen.”
Een Soedanees zegt iets soortgelijks; als jullie ontwikkeling komen brengen, kunnen mijn mensen bij jullie schoonmaken. Hij biedt zo goed als gratis stukken land aan. En die warlord waar je het net over had, zegt dat in feite ook.
“Dat was een van de meest opmerkelijke scènes die ik ooit heb gedraaid. Hij zegt iets heel verontrustends: wij Afrikanen zijn te stom om ons eigen land te ontwikkelen, we hebben jullie nodig met jullie technologie en tractoren. Hij echoot de misdaad van het kolonialisme, hij is er een product van. Als filmmaker kon ik hem wel zoenen maar ik was me ook heel erg bewust van de diepe afgrond van zo’n opmerking.”
Hoe zo’n warlord zo kan worden, maakt Sauper op verschillende momenten inzichtelijk. Op school wordt kinderen bijvoorbeeld ingepeperd dat ze zonder uniform niemand zijn. Wrang, want er zijn ook kinderen in de klas die geen schooluniform hebben omdat hun ouders dat niet kunnen betalen. Christenen uit de VS die hun Bijbels op zonne-energie komen verspreiden denken dat ze iets goeds doen door die kinderen in de kleren te hijsen – volgens hen is naaktheid iets om je voor te schamen. Het gehuil van een jochie dat zich verzet en er toch aan moet geloven gaat door merg en been. De manier waarop Sauper met deze scènes zijn verhaal opbouwt is er duidelijk op gericht dat op een bepaald moment het kwartje valt. Hij zegt iets niet letterlijk, maar laat het je ervaren.
Sauper: “Als je die momenten na elkaar ziet gebeurt er iets in je brein, een moment van herkenning, waardoor je inziet wat er eigenlijk aan de hand is. Het is een heel creatief proces voor de kijker. Dat overkomt mij ook tijdens het filmen. Ik kom uit een christelijke omgeving, al ging bij ons thuis niemand naar de kerk, en het was duidelijk dat het belangrijk en goed was om kleren naar Afrika te sturen. Ik heb geen moment gedacht: waarom moeten die kinderen eigenlijk kleren aan? Wat is er mis mee dat ze naakt en vrij zijn? Nu zie ik in dat we geen controle over ze uit kunnen oefenen als ze zich niet in ons keurslijf persen. Anders worden ze geen soldaten, of functioneren ze niet in ons systeem. Daarvoor moeten we ze eerst leren om in een linie te lopen, om geld nodig te hebben, om te gehoorzamen en om een wapen vast te houden. Dan zijn het goede, primitieve mensen.”
We Come As Friends toont steeds weer voorbeelden die deze gedachtegang onderstrepen. Een ander ‘koloniaal discours’, zoals Hubert Sauper dat noemt, is de aanleg van wegen en het mantra van ontwikkeling en vooruitgang. “De kolonisators hebben de sporen aangelegd onder het mom van het brengen van beschaving, de Bijbel of de Koran, mensenrechten, hygiëne en morele standaarden naar de ‘wilden’. In werkelijkheid gaat het om het tegenovergestelde. Het spoor werd gebruikt om zoveel mogelijk grondstoffen weg te sluizen, en jonge mensen te vervoeren die het leger in moesten. Exploitatie, dat is het enige waarover het gaat. Het is zo’n intense leugen, zoals een verkrachter die ’s nachts vrouwen misbruikt in het Vondelpark en overdag geld geeft aan een opvang voor slachtoffers van verkrachting.”
Zou een fossielvrije wereld de situatie verbeteren?
“Olie is zeker de belangrijkste reden voor de oorlog daar, dus ja. Maar er zijn meer grondstoffen, schoon water, landbouwgrond. Ik ben natuurlijk filmmaker, geen beleidsmaker. En olie creëert naast conflicten, corruptie en vervuiling ook gewoon meer mensen. Door het bestaan van olie hebben we tractoren, pesticiden, kunstmest, irrigatiesystemen en vervoer. En kunnen we zoveel mensen op de wereld voeden.”
Doordat er zoveel land aan buitenlandse bedrijven wordt uitgeleend, zijn er problemen met de voedselzekerheid.
“Impliciet komt dat in de film aan bod, ja. De koloniale erfenis is één grote landroof in mijn ogen. Bewust of onbewust is de VN een middel om ‘de markt’ toegang te geven tot het land. Ze normaliseren de bevolking, elimineren tribalisme en introduceren nationalisme door ze een nationaal volkslied en een nationale vlag te geven. Vervolgens gaan die twee naties oorlog voeren. We zitten met zijn allen zo diep in de shit en we realiseren het ons niet. Wij intellectuelen blijven zeggen dat we ons bewust zijn van klimaatopwarming, voedselonzekerheid, de oorlogen. Maar we hebben niet het vermogen om de grootte en zwaarte ervan te bevatten, laat staan er iets aan te doen. Klimaatopwarming is semantisch geen slecht woord. Klimaatverandering ook niet; politici hebben altijd de mond vol van verandering. In ons onderbewuste is het niet per se een slecht iets. En voor iemand als Poetin is klimaatverandering vooral heel veel meer geld, hoe meer ijs er smelt, hoe meer vruchtbare grond heeft hij, grondstoffen zijn beter bereikbaar. Het is één grote jackpot.”
Denk je dat wij westerlingen een prijs betalen?
“Ja, absoluut. We denken wel dat we het goed hebben, maar we zijn bang. We weten dat er iets goed mis is en dat we niks doen. We zitten op een tikkende tijdbom en je slaapt niet lekker met iemand die je vermoord hebt onder je bed. Je kunt zeggen wat je wil, maar je hebt geen vrede met jezelf, het kruipt in je ziel.”
https://www.youtube.com/watch?v=E0MgQLk2OCQ
Geef een reactie