
Beeld: Curve
Nederland wil af van energieverspillende woningen. Energielabels moeten daarbij helpen, maar daar zitten nog wel wat haken en ogen aan. Zo kreeg het huis van journalist Katja Keuchenius in korte tijd label C, B én A. Hoe worden die labels eigenlij toegewezen?
Ons huis een A-label? Mijn vriend en ik konden het bijna niet geloven. Dat was immers heel wat beter dan het energielabel C dat we de week ervoor nog kregen. We hadden ons huis, gekocht in 2019, dus tóch officieel verduurzaamd. Na de aankoop – ook met C-label – hebben we indertijd flink verbouwd. Onze vooroorlogse woning gebruikt dankzij isolatie, vloerverwarming en een warmtepomp nu geen gas meer. Alle stroom komt nog wel gewoon van het net, zonder zonnepanelen. Welk energielabel zou daarbij horen?
Dat bleek nogal af te hangen van wie we daarvoor inschakelden. De eerste gediplomeerde adviseur die langskwam, stuurde in eerste instantie een energielabel B. Maar in het bijbehorende rapport stonden vreemde dingen. Zo was ons dak officieel niet geïsoleerd, want daar had hij geen bewijs voor gevonden. Ook was ons huis volgens het rapport nog niet klaar voor een overstap naar lage-temperatuurverwarming. Die overstap hadden we met de warmtepomp allang gemaakt, maar dat was volgens de adviseur niet in te voeren in het officiële labelsysteem. Bovendien had ons huis een grote kans op oververhitting, aldus het rapport. Ik wees nog op de koelingsfunctie van onze warmtepomp, maar dat was geen verbetering. Integendeel, want koelen kost natuurlijk energie. Met deze nieuwe informatie zakten we zelfs weer terug naar energielabel C.
Second opinion
We gingen op zoek naar een second opinion. Een week later raceten drie jongemannen met iPads door het huis en bezorgden ons volstrekt onverwacht een energielabel A. Leuk voor ons, dat A-label. Maar ik vond de totstandkoming ervan wel zorgwekkend voor de verduurzaming van de woningsector. Daarin spelen energielabels een belangrijke rol. Maar wat zijn die waard als het er zo aan toegaat?
Drie jongemannen met iPads raceten door het huis en bezorgden ons volstrekt onverwacht een energielabel A
Eerst even wat context. Nederland is al langer bezig om de ‘gebouwde omgeving’ te verduurzamen. Dat is nodig om het nationale en Europese doel – energieneutraal in 2050 – te halen. Op de weg daarnaartoe komt de eerste deadline al snel dichterbij. Volgens de Europese richtlijn, genaamd Energy Performance of Building Directive IV (EPBD IV), moeten landen de gemiddelde primaire energiebehoefte van hun woningvoorraad in 2030 met 16 procent hebben verlaagd ten opzichte van 2020. In 2035 moet het energieverbruik van woningen met 20 tot 22 procent zijn afgenomen.
Labels in de wet
Nationale wetgevers mogen zelf invullen hoe ze dat gaan doen. Net als veel landen werkt Nederland met energielabels. Soms is daar ook al wetgeving aan gekoppeld. Zo geldt voor kantoren al enkele jaren de plicht om tenminste een energielabel C te hebben. Ook woningen worden aangepakt. Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening schreef in maart in een Kamerbrief dat alle E-, F- en G-labels uit de huursector in 2028 moeten zijn verduurzaamd. Zo bepalen energielabels welke gebouwen worden aangepakt. Dan moeten die labels dus wel een goede weergave zijn van hoe energiezuinig een gebouw of woning is. Nederland wil af van energieverspillende woningen. Energielabels moeten daarbij helpen, maar daar zitten nog wel wat haken en ogen aan.
Mankementen energielabel
Het energielabelsysteem is nu al heel wat professioneler dan enkele jaren geleden. Huiseigenaren konden toen zélf een energielabel maken, desnoods met foto’s van installaties van de buren. Sinds 2021 geldt in Nederland het zogenoemde NTA 8800-systeem, waarin alleen aangewezen energieprestatie-adviseurs een label kunnen registreren.
Martin Mooij, manager certificering en programmamanager Paris Proof bij de Dutch Green Building Council, hoort wel vaker verhalen over dubieuze toekenning van energielabels, zoals bij onze vooroorlogse woning. “Er blijft nu eenmaal ruimte voor interpretatie. En er worden fouten gemaakt.” Maar dat zijn incidenten en die vindt hij nog tot daaraan toe. Dat energielabels een theoretische werkelijkheid laten zien, vindt hij problematischer. Een energieprestatie-adviseur meet bijvoorbeeld de oppervlakte van de woning, de ramen en de muren. Gecombineerd met zaken zoals standaard bewonersgedrag en hoe goed een woning geïsoleerd is, rolt uit het officiële energielabelsysteem een berekening van de energiezuinigheid van een woning. Maar die berekening zegt lang niet alles over het daadwerkelijke energieverbruik van de woning.
Verbruik meten
Dat energieverbruik is namelijk ook afhankelijk van het gedrag van bewoners. Vaak wordt niet elke kamer even warm gestookt, terwijl de modellen in energielabels daar wel van uitgaan. Het verschil tussen theoretisch en daadwerkelijk energieverbruik is aanzienlijk, zegt Martin. “Huizen met energielabels E, F of G verbruiken vaak minder energie dan berekend. Bij een slecht geïsoleerde woning laat je het vanwege de energiekosten wel na om de verwarming in alle kamers open te zetten.” Andersom is dat ook zo: A-labelwoningen verbruiken juist meer energie dan berekend. Een zuinige woning maakt de bewoners zélf blijkbaar minder zuinig. Maar ook dat verschilt natuurlijk per bewoner.
Om een beter beeld te krijgen van het energieverbruik van een woning wil Martin daarom ook het daadwerkelijke verbruik meenemen: de getallen die je kunt aflezen op de energiemeter. Hij ziet daarvoor bij het ministerie steeds meer bereidheid. Het gebeurt bijvoorbeeld al in de zogenoemde utiliteitsbouw, ofwel alle gebouwen die niet bedoeld zijn voor wonen. Om te laten zien dat zij voldoen aan hun plichten om energie te besparen, mogen grote partijen als Rijkswaterstaat, de politie en Jumbo in de zogenoemde Portefeuilleaanpak de verduurzaming van hun gebouwen aantonen met getallen op de energiemeter. Daarbij telt niet alleen de aanschaf van betere isolatie of zonnepanelen, maar ook het beter instellen van apparatuur en het instrueren van gebruikers om daar zuiniger mee om te gaan. Denk aan een koeling en een verwarming die tegelijk aanstaan. Of een gebouw dat is aangesloten op een warmtenet, waarvan de gebruikers uit gemak vaak een raampje openzetten in plaats van de temperatuurinstelling aan te passen. Martin: “Het is al sinds jaar en dag bekend dat er vaak zo’n 15 tot 20 procent verspilling zit in het energieverbruik van gebouwen.”
Particuliere woningen
Minister Keijzer schreef dit voorjaar een Kamerbrief over haar uitvoeringsplannen van de Europese richtlijn voor het verduurzamen van gebouwen, de al eerder genoemde EPBD IV. Ze houdt vast aan de gemaakte afspraken over kantoren en huurwoningen, waar de E-, F- en G-labels worden ‘uitgefaseerd’. Gebouwen die in deze verduurzamingsafspraken níét aan de orde komen, zijn woningen van particuliere eigenaren. “Bij die groep is het een stuk lastiger”, zegt Piet Hein Schram. Hij is financieel consultant en houdt zich al een kwarteeuw bezig met de financiering van hypotheken en het verduurzamen van woningen. “We vinden het heel moeilijk om individuen aan te spreken op hun gedrag. ‘U moet uw woning verduurzamen.’ Zeg dat eens tegen tante Mien van 83 met een klein pensioen. Of iemand met drie baby’s thuis. Er zijn honderden voorbeelden te verzinnen waarom dit op consumentengebied niet werkt.”

Europese labels
Ook andere Europese landen worstelen hiermee, zegt Piet Hein. Alle lidstaten moeten hun gebouwen verduurzamen en voor iedereen zijn de particuliere woningen het grootste struikelblok. “Niemand ziet nog voor zich hoe dat moet gaan werken.”
In 2030 worden de Europese energielabels geharmoniseerd. Dat betekent niet dat alle labels op dezelfde manier worden vastgesteld. Dat is volgens Piet Hein onmogelijk in Europa, omdat de woningen en de energiemarkt per land erg verschillend zijn. “In Zweden is 90 procent van de stroom duurzaam opgewekt. Daar is isolatie van woningen een stuk minder relevant. In Italië is 60 procent van de huizen een monument. Die schrijf je ook niet zo één, twee, drie voor hoe ze moeten verduurzamen.” De labels moeten straks wel dezelfde groepen woningen vertegenwoordigen. Aan het label kun je dan zien of een woning behoort tot de slechtste of juist de beste energiepresterende woningen van het land, of ergens daartussenin.
Verduurzaming bekostigen
Energielabels kunnen ook helpen bij het bekostigen van verduurzaming. Zo krijgen woningeigenaren korting op hun rente bij aankoop van een woning met energielabel A. Die korting kun je ook krijgen op een bestaande hypotheek als je je eigen huis weet op te krikken naar energielabel A. Met de rentekorting die je dan krijgt, kun je die verduurzaming achteraf betalen. Het woordje ‘achteraf’ is hier wel belangrijk: net als bij subsidies voor verduurzaming moet je als woningeigenaar het geld voor de verbouwing wel eerst zelf ophoesten. Dat is voor veel huishoudens niet te doen.
Met particuliere E-, F- en G-woningen ligt het moeilijker, zegt Piet Hein. “Als banken een hypotheek verstrekken, moeten zij daar geld voor vinden in de kapitaalmarkt. Dat gaat makkelijker bij woningen met een energielabel A, want die zijn volgens de Nederlandse wetgeving officieel ‘groen’.” Door groene woningen te financieren, breiden banken hun officiële ‘groene portefeuille’ uit, iets waarop wordt aangestuurd met Europese regelgeving. Dat maakt het voor banken makkelijker om financiers te vinden voor een hypotheek op een A-woning. Vandaar de rentekorting voor consumenten.
“Een huis van label F naar B brengen helpt bij verduurzaming van de woningmarkt, maar wordt niet als ‘groen’ gezien”
Een doorn in het oog van Piet Hein is dat alleen energielabel A officieel ‘groen’ is volgens Europese wetgeving. Een label B of C staat qua beleggingsportefeuille gelijk aan alle labels daaronder. Piet Hein: “Maar er zijn veel meer mensen die een woning van energielabel F of E naar C of B willen brengen. Dat helpt ontzettend in de verduurzaming van de woningmarkt. Die investering wordt in de wetgeving alleen niet gezien als ‘groen’.” En dat maakt het voor banken lastiger een hypotheek te financieren.
Businesscase
Afgezien van een kleine groep mensen met geld en hart voor het milieu, verduurzamen de meeste mensen volgens Piet Hein hun woning pas als de businesscase klopt. Dat ziet er positiever uit dan je zou denken als je alleen naar de verbouwingskosten kijkt. Piet Hein: “Er komen nog flink hogere gasaccijnzen aan om Europa van het gas af te krijgen. Tel daarbij op dat je huis in waarde toeneemt en dat je subsidie krijgt.” Ook de aangekondigde minimumeis voor energieprestaties voor verhuurders – met ingang van 2028 geen E-, F- en G-labels meer in de huursector – zal volgens Piet Hein effect hebben. “Als verhuurders een boete kunnen krijgen voor alle labels lager dan D, zullen ook hypotheekverstrekkers dat merken en in rentes gaan doorberekenen. Ook private verhuurders kunnen dat ondervinden. Dan is de keuze voor verduurzaming ineens snel gemaakt.”
Weer even terug naar ons eigen huis. Het energielabel A heeft ons waarschijnlijk duizenden euro’s opgeleverd. Het jonge stel dat ons huis kocht, kon dankzij dat A-label namelijk een goedkopere hypotheek krijgen. Daardoor konden ze meer geld bieden voor ons huis. En zo werd ons huis meer geld waard. Dat heeft ons weer aangezet tot een duurzame verbouwing van ons nieuwe huis. Wat dat betreft heeft het A-label gewerkt. Maar of het jonge stel het huis verder gaat verduurzamen, met zonnepanelen bijvoorbeeld, is nog maar de vraag. Voor het energielabel hoeven ze het in elk geval niet te doen.
Recente reacties