In Wild van de economie schopt Tom Bade tegen een heilig huisje. Hij kent een geldelijke waarde toe aan natuur, met name ‘grofwild’. Niet om het te gelde te maken, maar om het te redden.
“Onze boeken zijn altijd voor de tegenpartij geschreven”, zegt auteur Tom Bade in het blad van de Zoogdiervereniging. Bade is directeur van bureau Triple E (Ecology, Economy, Experience) voor kennisontwikkeling over de relatie tussen economie, natuur en natuurbeleving. In opdracht van de Zoogdiervereniging schreef hij het boek Wild van de economie. Bade schopt hierin tegen een heilig huisje en kent een geldelijke waarde toe aan natuur, met name ‘grofwild’, grote zoogdieren dus.
Ik moet bekennen dat ik dat op het eerste gezicht een slecht idee vind. Voor je het weet, denkt iemand dat je een diersoort kunt inruilen voor een zak met geld. Maar wat blijkt: niet alleen natuurbeschermers zelf houden vast aan het idee van ‘instrinsieke waarde’ van de natuur. Ook de ’tegenpartij’ hanteert vrolijk dat begrip, met negatieve gevolgen voor het wildbeleid. Want schade door wild wordt wel weer in geld uitgedrukt. Zonder te weten welke baten daar tegenover staan, wordt het een krom verhaal.
Bij het doorbladeren van het boek moet ik denken aan de discussie rond Meat the Truth, die film over de klimaatimpact van vlees. Welke zaken mag je aan het fenomeen toerekenen? Wildexcursies, uiteraard, maar ook regenjassen? Fotoapparatuur? Kopjes koffie in hotels naast het bos? Ja, alles en meer. Geforceerd? Valt mee.
Snel trekt Bade je de materie in. Voor een boek gericht aan de ’tegenstander’ is het buitengewoon vriendelijk, vol mooie foto’s. Kaarten tonen waar wilde zwijnen, reeën, damherten, otters, bevers en zeehonden te zien zijn. Tabellen tonen wat ze de gebieden opbrengen.
De Veluwe blijkt het uitstekend begrepen te hebben, qua wildeconomie, en kan wildschade goed dragen. Ironisch detail: aanrijdingen met schade gebeuren deels terwijl men op zoek is naar wild. Op de Kop van Schouwen, Zeeland zit echter een damhertenpopulatie waar de lokale economie niet op inspeelt. Kansen, mensen! Die zaken in cijfers vatten is dus erg interessant. Zo kunnen zes dagen wolf in Nederland zo’n 1.3 miljoen euro opbrengen. Ook wild dat niet gezien wordt, brengt geld op. Zelfs als het er misschien werkelijk niet zit, zoals poema’s.
Wild, zo stelt Bade in het boek, overstijgt op deze manier de status van ‘product’. Om z’n punt kracht bij te zetten, belicht hij de economieën rond de jacht, van opbrengsten van het vlees tot cursusgeld voor de honden van de jagers. Jagen en wildkijken kunnen best naast elkaar bestaan, wat Bade betreft, maar er zijn steeds minder jagers en steeds meer wildkijkers. Baten uit wildkijken overstijgen de schade door wild en de baten uit jacht. Inruilen van een diersoort voor een zak geld kan dus niet zomaar, wil ‘ie maar zeggen. Ben ik om? Misschien wel, al was het maar omdat ik dit soort pionierswerk erg waardeer. Worden de baten van boeken over wild eigenlijk ook meegerekend?
Geef een reactie