Het is een goed jaar voor de hazelnoten.
Dat wist ik niet. Vroeger wist ik niet eens dat je in Nederland eetbare hazelnoten kon vinden.
De hazelaar, ja, die kende ik wel. Ik heb dat altijd een mooie boom gevonden, met z’n veelvoud aan stammen, dicht op elkaar, waar ik me als jongetje zo graag doorheen wurmde. Als een soort Houdini klom ik naar boven. Steeds kwam ik weer klem tussen de takken, steeds worstelde ik me vrij. Flink wat kleren heb ik zo gescheurd.
Ik kende de mooie, kwetsbaar ogende, groene bladeren en de gele katjes die zo vroeg in het jaar bloeiden. In januari, vaak onder een dik pak sneeuw.
Je ziet ze overal, de hazelaars, in bijna alle parken en plantsoenen in de stad.
Dus de noten kende ik natuurlijk ook. Je kunt ze moeilijk missen, in september. Van groengemutst tot bruin en rijp.
Maar dat je ze ook eten kan? Dat deze nootjes aan deze Nederlandse boom hetzelfde waren als de hazelnoten uit de winkel? Van de hazelnootpasta? Van het hazelnootgebak?
Het is een beetje vreemd misschien, maar echt, daar had ik nooit bij stil gestaan.
Dat iets zó gewoon en tegelijk zó lekker is. Zo aanraakbaar. Zo dichtbij.
De eerste hap is een grote stap.
En dan … de gedachte dat je minder afhankelijk van winkels bent, dat niemand je iets doet, dat je je eigen relatie met natuur kan hebben, met de geuren van het veld en de bomen in de straat, en dat je zelf kruiden, noten, vruchten plukken kan.
Het duurde even voor ik daar op kwam. En nu zie je het overal.
Wildplukken is booming. Een oude traditie is herboren, de eerste Nationale Wildpluk Conventie – vorige maand – was een groot succes, en ik ben enthousiast.
Natuurbeleving als dagelijkse kost; met kastanjes op het vuur en hazelnoten in de schuur.
Want de hazelnoten, leerde ik, kun je het beste een maandje laten drogen. Pas daarna schillen en vervolgens tien minuutjes in de oven.
En het weegbree, de brandnetel, de zoete kers. Het beukennootje, het zevenblad, de appel en het madeliefje. De vlier, de braam, het meidoornblad.
En de grote boom waar ik zo graag in klom, waarlangs dag in dag uit de mensen lopen, in haar schaduw, in haar pracht.
Waar bos en landschap simpelweg heel lekker zijn.
Is dat geen column waard?
Geef een reactie