Dat zegt politiek journalist Thomas van Belzen van het dagelijkse bouwblad Cobouw
“Al 25 jaar verzet de bouwlobby zich succesvol tegen overheidseisen rond duurzaam materiaalgebruik”, aldus de flaptekst van Duurzaamheidsoorlog van Thomas van Belzen, politiek journalist bij Cobouw. In de kantine van het kantoorgebouw op een Haags bedrijventerrein waar de krant redactie houdt – met uitzicht op de ministeriële bestuurstorens in het centrum – legt Van Belzen uit dat een zwalkende overheid een makkelijke speelbal is van de gevestigde bouwindustrie.
Tussen welke partijen woedt de duurzaamheidsoorlog waar je over schrijft?
“Enerzijds de bouwindustrie, de gevestigde orde, en anderzijds de partijen die iets willen veranderen. De overheid wil in 1989 iets met duurzaamheid en bouwen. Zodra er regeltjes komen, begint het verzet. Maar het is ook een oorlog tussen de producenten onderling. De ene maakt isolatiemateriaal van bergen (steenwol, HP), de ander van schapenwol, weer een van EPS, een aardolieproduct. Onderling bestoken die elkaar met rechtszaken en intimidaties. Zodra de een iets roept, zegt de ander: dat klopt allemaal niet.”
Soms werken ze juist allemaal samen, zegt Van Belzen: “Tegen de overheid is er een aantal keren een massale bouwlobby geweest waarin is gezegd: ‘stop er maar mee, want het is niet eerlijk of het is niet wetenschappelijk genoeg of het is te wetenschappelijk of er is geen draagvlak voor’. En dat gebeurt dan ook. Nu zijn er wel regels. Als je bouwt, moet je een milieuprestatieberekening maken. Maar wat er vervolgens uit die berekening komt, maakt niet uit. De minister zegt: ‘de aannemer moet er mee oefenen’. Zolang je geen eisen hebt, maakt het geen bal uit wat je bouwt of ontwerpt.”
Waarom heeft het zolang geduurd voordat regels voor duurzaam bouwen van de grond zijn gekomen?
Het is snel technisch en ingewikkeld en dan zegt men: ‘de bouw moet maar zelf bepalen hoe men het bereikt’. Maar zodra je dat doet en natuur- en milieuorganisaties en consumentenorganisaties zijn in die debatten niet aanwezig, maken de grote partijen die een belang te verdedigen hebben de regels. De bouwindustrie wil niet dat je producten vergelijkt. We bouwen in Nederland veel met beton, bijvoorbeeld. Halverwege de jaren negentig werd gezegd: beton is goed voor de fundering, maar als je een paar muurtjes bouwt, hoeft dat niet met beton, want dat kost ontzettend veel CO2-uitstoot. Dat stond letterlijk in de eerste regels van duurzaam bouwen: ‘beton alleen bij de fundering gebruiken’. Maar als jij miljarden verdient met beton en dan zegt opeens een of andere stuurgroep of stichting: ‘niet meer gebruiken’, dan snap je wel dat de branche gaat zeggen: ‘hoezo dan? En hoezo kurk en schapenwol wel?’
Op een gegeven moment stonden exotische producten overal goed op, maar beton, staal, lood, zink en kunststoffen stonden er allemaal superslecht op. Toen gingen de betonbranche en Brinkman op bezoek bij staatssecretaris Tommel en zeiden: ‘dat is gewoon discriminatie. Hoe kun je nu zeggen dat beton niet duurzaam is en hout wel? Daar moet een goede formule voor komen’. En dan begint het …”
Begint wat?
“Dit rapport zegt dit, dat rapport dat, en dan komen er zoveel nuances in dat je een slap aftreksel krijgt van wat je eigenlijk wil. Dat is de vijand van duurzaamheid. Jacqueline Cramer (ex-minister) zegt dat duurzaamheid weggeprofessionaliseerd is. Dat heeft niks met sjoemelen te maken, dat is puur defensief optreden en een overheid die zegt: shit, nu snap ik er ook geen bal meer van.”
Anno nu berekent de ontwerper met behulp van de Nationale Milieudatabase de duurzaamheidsscore van een gebouw. Die score is een optelsom van de score van alle individuele producten die een gebouw bevat. De productscores zijn gebaseerd op levenscyclusanalyses in de database, aangeleverd door producenten.
Werkt dat goed, die database?
“Nee. Er staan veel te weinig producten in, iets van 700, terwijl er miljoenen bouwproducten zijn. Heel veel informatie uit Nationale Milieudatabase is niet transparant. Als de betonbranche zegt: wij zijn duurzaam en dat volgt uit alle informatie die wij hebben opgevraagd, maar ík weet niet welke informatie is gebruikt…”
Je beschrijft in je boek dat je op bezoek gaat bij architect Renz Pijnenborgh, die al dertig jaar ecologisch bouwt. Door de accumulerende massakachel van leemsteen is het snel behaaglijk in zijn houten huis met lemen muren, zonder PUR en met amper beton. Is dat de kant die duurzaam bouwen eigenlijk op moet?
“Mensen als Pijnenborgh hebben een verhaal. Waarom moet je die en die keuze maken? Ze proberen verspilling tegen te gaan, ze proberen zo te bouwen dat je het weer uit elkaar kunt halen. Dit soort mensen wil alles wat ze gebruiken opnieuw kunnen gebruiken. Ik denk dat duurzaamheid zich niet in een formule laat vangen. Wil het een succes zijn dan moet het sowieso begrijpelijk zijn. Als je zegt: dit hout komt uit Scandinavië en elk jaar worden er X bomen gekapt en komen er weer X bomen bij en het transport is X kilometer, dan werkt dat beter dan een cijfertje 1,2 voor duurzaamheid.”
Duurzaamheidsoorlog. Over geld, macht en idealen is verschenen bij BIM Media BV
Geef een reactie