
Beeld: Shutterstock
Nederland wil miljoenen extra bomen planten voor het klimaat, maar wie een schop in de grond wil zetten, stuit al snel op een woud aan regels en obstakels. Pioniers en doorzetters laten zien hoe het wél kan.
Met een boommeetklem in zijn hand loopt Bas Lerink, onderzoeker Europees bos aan Wageningen University & Research, door het bos van de Brabantse Wal. Dit is een van de steekproefpunten waar hij inventariseert hoe het met het bos gaat. Hij kijkt naar houtvolume, groei, CO₂-opslag en de gezondheid van de bomen. “Het ziet er goed uit, er staan veel jonge boompjes”, zegt hij tevreden.
Over het tempo van bomenaanplant in Nederland is hij minder optimistisch. Nederland bungelt onderaan in Europa: slechts 9,9 procent van ons land is bedekt met bos, blijkt uit cijfers uit 2022. Dat is ruim onder het EU-gemiddelde van 39 procent, alleen Malta doet het nog slechter. “Er moet een tandje bij”, zegt Bas. Maar het is de vraag of dat gaat gebeuren.
Eeuwen van ontbossing
Ooit, honderden jaren geleden, was Nederland een land vol bos en natuur. Maar mensen hadden hout nodig – als brandstof, en vooral ook grond – voor de voedselproductie. Eeuwenlang betekende vooruitgang vooral het kappen van bos, en dat was er altijd genoeg. Dachten we.
Rond 1850 kwam er een omslag en werden er weer bomen aangeplant. Productiebossen, oftewel houtplantages, leverden geld op. Het hout werd vooral gebruikt in de bouw en voor papierproductie. Toch bleef de herbebossing kwetsbaar. In de decennia erna moesten bossen weer wijken voor wegen, industrie en woningbouw. Tussen 2013 en 2017 was de snelheid van ontbossing in Nederland zelfs te vergelijken met die van de Amazone, volgens ecoloog Eric Arets van Wageningen Environmental Research. “Dat is verhoudingsgewijs natuurlijk: de schaal van de Amazone is totaal anders”, nuanceert Bas. “Maar ook in Nederland ging het heel snel.”
37 duizend hectare erbij
In 2020 kwamen het Rijk en de provincies met de Bossenstrategie, een ambitieus plan om meer bomen te planten en de kwaliteit van de bossen te verbeteren. Een van de doelen: 10 procent meer bos in 2023, cruciaal om nationale, Europese en mondiale klimaatafspraken na te komen. De bomen moeten deels binnen Natuurnetwerk Nederland terechtkomen, de bestaande natuurgebieden, en deels daarbuiten.
“De ontbossing was telkens groter dan de aanplant”
Het is de vraag of de doelen ooit gehaald worden. Historisch gezien, blijkt de praktijk weerbarstig. Neem het Bosbeleidsplan van 1993. Dat stelde dat er vóór 2020 zo’n 75 duizend hectare nieuw bos moest zijn bijgekomen: dat is niet gelukt.
10 procent meer bos betekent dat er 37 duizend hectare bos bij moet komen: grofweg twee keer de oppervlakte van het eiland Texel. “Het stomme is: er zijn in de afgelopen 20 jaar echt wel periodes geweest waarin genoeg is geplant om die doelen te halen”, vertelt Bas. “Maar de ontbossing was telkens groter dan de aanplant.” Zo werd het Sterrebos bij het Limburgse Born gekapt voor de uitbreiding van autofabrikant VDL Nedcar. En ook liggen er nog steeds plannen om bomen te kappen bij Amelisweerd in Utrecht voor de verbreding van de A27.
4 procent van het doel gehaald
De teller staat 5 jaar na de start van de Bossenstrategie volgens de laatste cijfers pas op 1.436 hectare, nog geen 4 procent van het doel. “Dat we 37 duizend hectare gaan halen, lijkt me sterk”, zegt Bas eerlijk. Voor zo veel bos moeten er bovendien nóg veel meer bomen worden aangeplant omdat veel zaailingen in het eerste jaar sterven. Dat ziet Bas met eigen ogen gebeuren: “Het wortelstelsel van jonge bomen is nog niet goed ontwikkeld. Dit is het droogste voorjaar ooit en dat is funest.” Ongeveer 90 procent van de bomen overleeft het eerste jaar, zegt hij. “Op sommige plekken maar 50 procent.”

Ruimte, geld en papierwerk
Omdat het natuurbeleid in Nederland is gedecentraliseerd, hebben de provincies de landelijke doelstelling van de Bossenstrategie vertaald naar hun eigen uitvoeringsplannen. Zij zijn eindverantwoordelijk voor de uitvoering en werken – binnen de wettelijke kaders van onder meer de Vogel- en Habitatrichtlijnen – samen met allerhande partijen: terreinbeheerders zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, provinciale landschappen, waterschappen, gemeenten en particuliere boseigenaren.
De aanplant stokt vanwege drie grote struikelblokken: ruimte, besluitvorming en geld. Nederland is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld, waardoor de druk op elke vierkante meter enorm is. Landbouw, woningbouw en infrastructuur krijgen vaak prioriteit in de strijd om grond. Daarbovenop spelen trage vergunningstrajecten een rol, volgens Staatsbosbeheer vormen die een van de grootste hindernissen. Van de 5 duizend hectare bos die Staatsbosbeheer in het kader van de Bossenstrategie wil aanleggen, is nu 1,2 duizend hectare gerealiseerd. “Ook om op onze eigen terreinen nieuw bos aan te planten, hebben we een vergunning van de gemeente nodig”, zegt woordvoerder Marcel van Dun. Bovendien stuiten plannen geregeld op bezwaren van omwonenden. In natuurgebied De Steendert in de Betuwe loopt een project hierdoor bijvoorbeeld al jaren vertraging op. “We zijn al een paar jaar bezig, hebben de plannen aangepast, maar er is nog steeds tegenstand.” Een flexibelere opstelling van gemeenten zou helpen om de aanplant van bos te versnellen, vindt Marcel.
En ten slotte: de financiën. Landbouwgrond is veel waardevoller dan bosgrond, dit jaar ligt de gemiddelde waarde van landbouwgrond rond de 85.300 euro per hectare. Zodra die grond wordt omgezet in bos, daalt de waarde naar ongeveer 22.500 euro per hectare. Daarbij komen de kosten van het aanplanten, die kunnen oplopen tot zo’n 13.750 euro per hectare. Het is dus niet vreemd dat veel boeren en grondbezitters weinig haast maken om hun land zomaar met bomen te beplanten. Bas: “Daar is meer subsidie voor nodig, grootschalige financiering ontbreekt.” Dat is overigens geen nieuw geluid: de Algemene Rekenkamer waarschuwde al in 2022 dat de hoge waarde van grond de grootste belemmering vormt.
Financiering afgeschaft
Juist daar hapert het de afgelopen jaren nog veel meer. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), waar een groot deel van de financiering voor de Bossenstrategie vandaan moest komen, werd door het kabinet-Schoof geschrapt. “Ze hebben een enorme fout gemaakt”, zegt Bas. “Wat mij betreft zou een nieuw kabinet het NPLG uit de prullenbak moeten halen, waar nodig updaten en dan uitvoeren.” Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur erkent zelf dat bosaanplant “achterloopt op de doelen” en wijt dat onder meer aan “gebrek aan financiering” en “complexe ruimtelijke inpassing van bos, wat veel tijd en geld kost”. Ook erkennen ze dat de financiering op dit moment niet toereikend is voor de volledige uitvoering van de doelen.
“We zien regionaal en bottom-up al veel positiefs gebeuren. Nu de Rijksoverheid nog”
Wel zijn er nog enkele trajecten met financiering via de provincies in gang gezet, aldus het ministerie, maar concrete prognoses voor de resterende jaren ontbreken. De provincies besteden het beschikbare budget elk op hun eigen manier.
Natuur versterken
Ook Louise Vet, voormalig directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en emeritus hoogleraar Evolutionaire Ecologie aan Wageningen University & Research, hoopt dat een nieuw kabinet het NPLG weer in ere herstelt. “Laat ze nu eens voortvarend inzetten op landschappelijke kwaliteit, met een belangrijke rol voor onze boeren die we goed gaan betalen voor natuurinclusief werken.” Die samenwerking is belangrijk, zegt ze. “We zien regionaal en bottom-up al veel positiefs gebeuren. Nu de Rijksoverheid nog.” We kunnen bovendien meer doen om de natuur te versterken en koolstof vast te leggen, benadrukt Louise. “Houtige landschapselementen zoals heggen, hagen, knotwilgen, struwelen, boomgaarden en voedselbossen slaan óók koolstof op en hebben zeker twintig andere functies. Ze verbeteren de bodem, bieden leefgebied en verbindingsroutes voor planten, insecten en vleermuizen en helpen boeren met natuurlijke plaagbestrijding.”
Wél de grond in
Tegen de stroperigheid steken de bottom-up initiatieven waar Louise het over heeft scherp af. Waar beleid verzandt in nota’s en vergadertafels, grijpt een organisatie als Meer Bomen Nu letterlijk de schop. Vrijwilligers verzamelen zaailingen en jonge bomen op plekken waar ze anders zouden worden weggehaald – langs wegen, onder hoogspanningskabels, in stadsparken – en planten ze elders uit, op plekken waar wél ruimte is.

Dat zijn vaak voedselbossen, achtertuinen of land van agrariërs of grondeigenaren die willen vergroenen. Hiervoor zijn geen vergunningen nodig, zodat er direct geplant kan worden. Ook publieke locaties, zoals bermen, komen in aanmerking, zolang de gemeente wil meewerken. Met deze methode zijn sinds 2020 al bijna 3 miljoen bomen geplant, met behulp van 33 duizend vrijwilligers. Geen dure plannen, geen eindeloze procedures, maar mensen die samen aan de slag gaan. “Ik wil dat we het eigenaarschap van wijkparken, van onze eigen omgeving, weer op ons nemen”, zegt Meer Bomen Nu-oprichter Franke van der Laan. “En dat we niet een tientje doneren voor CO₂-compensatie bij een vliegvakantie naar Bali.”
Miljarden gratis bomen
Dat er weinig geld beschikbaar is, hoeft volgens Franke geen belemmering te zijn: “Er staan miljarden jonge bomen gratis in de natuur die we kunnen verplanten.” Wat we nodig hebben, is minder bureaucratie en meer draagvlak, vindt Franke. “Alles ligt vast in honderdduizenden pagina’s regels. Daardoor durft niemand initiatief te nemen. We denken teveel aan de korte termijn en vergeten het gemeenschappelijk belang.”
Zijn wens voor een nieuw kabinet: “Sneller, soepeler beleid, waarin saamhorigheid en het ecosysteem centraal staan. Dan kunnen we miljoenen bomen planten.” Een concreet voorstel: beplant alle bermen langs wegen. Alleen daar ziet hij al ruimte voor zo’n 30 duizend hectare nieuwe bomen. “Die vangen CO₂, stikstof, fijnstof én geluid af. De extra beheerkosten zijn minimaal. Waar een wil is, is een weg.”
Soorten bomen
Ecologen waarschuwen dat bosuitbreiding niet betekent dat je zomaar bomen kunt neerzetten. Ecoloog Bert Maes, cultuurhistoricus en specialist in inheemse boom- en struiksoorten, vindt dat de Bossenstrategie ernstig tekortschiet op nog een cruciaal punt: er is te weinig aandacht voor de herkomst van de bomen. Uit zijn onderzoek blijkt dat nog slechts zo’n 3 procent van de Nederlandse bossen voor een substantieel deel bestaat uit autochtone, wilde bomen en struiken: soorten die van nature in Nederland voorkomen en waarvan de lokale genetische oorsprong nog intact is. Ze stammen rechtstreeks af van planten die hier altijd al groeiden. “En we stevenen hard af op de 2 procent”, zegt hij bezorgd.
“Het kan toch niet zo zijn dat we in 2100 nog steeds in een kaal, rechtgetrokken landschap leven?”
Bij veel bosuitbreiding ontbreekt het aan duidelijke ecologische randvoorwaarden, vindt Bert. “Er worden soorten geplant die niet thuishoren in het lokale ecosysteem en habitat. Dat zorgt voor een groot verlies aan biodiversiteit en schade aan de bestaande wilde populaties van bomen en struiken.” Hij pleit voor een fundamentelere benadering: “Als je je huis laat schilderen, kijk je eerst wat er mis is. Wat is nodig om te herstellen? Pas daarna kies je de verf. Bij bosbeheer wordt er meteen verf besteld.”
Toekomstbestendig
Volgens de woordvoerder van Staatsbosbeheer ligt de focus bij hen niet op het terugbrengen van historische bossen, maar op toekomstbestendig bosbeheer. “We werken aan gezond bos voor nu en later. Het gaat ons niet om het hercreëren van bos zoals het ooit was”, licht Marcel toe. Al het plantmateriaal is gecertificeerd, de genetische herkomsten zijn bekend en afkomstig van de Nederlandse Rassenlijst Bomen. “Binnen het klimaatslim bosbeheer mag je daar soms iets van afwijken om ervaring op te doen met soorten die mogelijk goed passen bij het veranderende klimaat. Slechts 2 procent van de bomen die we planten heeft een andere herkomst, en daar kijken we heel goed naar. Er wordt niet zomaar iets geplant.”
In de praktijk werkt Staatsbosbeheer in natuurbossen uitsluitend met inheems-autochtone boomsoorten. In andere bossen, waar ook ruimte is voor recreatie of houtproductie, worden bijvoorbeeld ook bomen geplant die niet Nederlands maar Europees inheems zijn, zolang ze bij het bos passen en niet invasief zijn. Ook bij Meer Bomen Nu ligt de nadruk op het planten van inheemse soorten, maar uitheemse bomen worden niet helemaal uitgesloten. Die worden bijvoorbeeld neergezet op locaties waar de aanplant wordt beheerd en waar ze een meerwaarde kunnen hebben, zoals bij een voedselbos. Invasieve exoten worden actief verwijderd. Het is vooral belangrijk om iets te dóén, benadrukt Franke nog maar eens. “De topprioriteit moet zijn dat we aan de slag gaan en zoveel mogelijk bomen planten.” Ook Louise Vet blijft optimistisch. “Het is ook een soort morele verplichting naar mijn kleinkinderen. Het kan toch niet zo zijn dat we in 2100 nog steeds in een kaal, rechtgetrokken landschap leven?”
Recente reacties