“Met Vincent…”
“Dag meneer Bijlo, met het milieu. Ik hoef niet te vragen of het gelegen komt, hè, dat ik bel?”
“Nee, natuurlijk niet, het milieu kan niet ongelegen bellen.”
“Ik wist dat u dat zou zeggen. U bent een voorspelbare, correcte, naar de mond pratende slijmbal.”
“Zeg Milieu, dat is niet bepaald een passende toon die u hier aanslaat. Ons blad bestaat deze maand 50 jaar, beseft u dat wel, 50 jaar. We geven ter ere van u een dubbeldik feestnummer uit.”
“Totaal ongepast meneer Bijlo, hoe durft u, een feestnummer. Wat is er te vieren dan, over de ruggen van de lijken van de uitgestorven dieren heen? Drukt u de hele Rode Lijst af ? Geeft u een overzicht van de groei van de uitstoot van broeikasgassen in de afgelopen 50 jaar? Als u echt een feestnummer zou willen uitgeven, was dat dertigdubbeldik en bevatte het een gedetailleerd overzicht van alle activiteiten waarmee u mij in de afgelopen 50 jaar naar de kloten heeft geholpen. Ja, dat zou een feestnummer zijn, een ode aan de hooligan der evolutie, of der schepping, zoals sommige mensen zeggen. Een feestnummer waarmee de arrogante heerser die u bent, zichzelf in het opwarmende klimaat wat koelte zou kunnen toewuiven.”
“Milieu, alstublieft, niet zo bitter.”
“Ik ben niet bitter, ik ben zuur en dat komt door u.”
“Ja maar…”
“Niks ja maar. U bent zeker beledigd nu, hè, omdat u het zo goed met mij voorheeft. Ja, geef maar toe. Elke keer weer die mooie stukjes van u, met die grapjes over rechtse mensen die mij aan het verpesten zijn. U hijst zichzelf op een voetstuk meneer Bijlo. O, o, o, wat bent u toch altijd weer goed bezig. U koopt uw geweten af met het opschrijven van uw mooie praatjes en u verdient er nog geld mee ook. En wat doet u vervolgens met dat geld? Spullen kopen die mij nog meer verzuren,
om daarna een nog mooier praatje te kunnen houden.”
“Milieu, u bent nu zeer onredelijk.”
“Natuurlijk ben ik dat, u kunt van het milieu niet verwachten dat het redelijk is. Het milieu vindt nergens iets van. U bent zelf redelijk en dat is nou precies waarom het zo slecht met mij gaat. U maakt kille, klinische afwegingen. U zit uit te rekenen hoeveel u redelijkerwijs kunt vervuilen om de aarde leefbaar te houden, maar u weet zelf ook wel dat u al veel en veel te ver bent gegaan, omdat u altijd weer ver blind wordt door dat stomme geld van u. U kunt gewoon nooit ergens met uw poten van afblijven. Alles dient in uw ogen nut te hebben, ergens voor te moeten dienen. U haat planten en bomen die zomaar staan te groeien, die niets anders doen dan waar ze voor bedoeld zijn, het leven doorgeven. Weet u wat het met u is? O, wat is het lekker om dat nou eindelijk eens te kunnen zeggen, na 50 jaar mooie praatjes in uw blad. U kunt niet tegen het zijn, het zijn om het zijn. Uw zijn moet altijd nut hebben. Alles staat ten dienste van u. U vernietigt het regenwoud om soja te kweken omdat u weleens wat anders wilt eten dan vlees, of omdat u uw auto wilt laten rijden op biobrandstof. U stopt dieren weg in reservaten omdat u anders niet van ze af kunt blijven en vervolgens bouwt u robots die op die dieren lijken om ze te filmen. Dan kunt u thuis, onderuitgezakt op uw bank, in uw met een warmtepomp verwarmde huis, met biologische kaas en worst en wijn bij de hand, heerlijk genieten van wat moeder natuur ons te bieden heeft, op uw prachtige grote HD-scherm.”
“Mensheid, zie alles nou eens als één groot geheel. U bent het begrip ‘ecologie’ vergeten. U bent onderdeel van de natuur, u staat er niet boven. Dat de biodiversiteit verdwijnt, dat de insectenpopulaties zo ongelofelijk snel afnemen, gaat catastrofale gevolgen hebben. U denkt, met al uw vernuft, dat u daar tegen die tijd wel iets op gevonden zult hebben. Neem van mij aan dat dat niet zo is. Mens, het is zo ontzettend makkelijk. U hoeft maar naar één zin te leven, één enkele zin. Die luidt: alles moet kosten wat het ook echt kost. U moet het nu echt met zijn allen heel anders gaan doen. Stop met het oppompen van olie en gas, zet alle woestijnen vol met zonnepanelen, laat oliesjeiks zonnesjeiks worden. Ik wil niet zuur zijn, ik wil u helpen, u kunt mij helpen. Wij, milieu en mens, wij zijn er voor elkaar. U moet mij laten zijn en niet de hele tijd pleisters plakken nadat u mij wonden hebt toegebracht.”
“Zeg Milieu, nou zit u dingen te beweren die ik al die tijd al in dit blad schrijf en u rekent mij alle schade die de mensheid u toebrengt aan. Bedankt voor het verpesten van het feestnummer.”
“En u bedankt voor het verpesten van het milieu.”
“Maar daar proberen wij als Milieudefensie juist wat aan te doen, begrijp dat nou eens!”
“Ik hoop, meneer Bijlo, dat dat blad van u zijn 100-jarig bestaan niet meer hoeft te vieren, omdat ik met vanzelfsprekend respect behandeld wordt. Ik wens u veel succes met uw strijd en als ik u gekwetst heb dan is dat maar zo. Doei meneer Bijlo!”
“Dag Milieu.”
Geef een reactie