Ralf Fücks is prominent lid van de Duitse Grünen en actief pleitbezorger van het ecologisch modernisme. Niet in het veranderen van onze levensstijl, maar in het ontwikkelen van duurzame technieken kunnen Duitsland en Europa volgens hem het grootste positieve milieu-effect sorteren. Hij schreef er een boek over: ‘Intelligent Groeien’.
In een beroemd geworden essay over ideologie onderscheidt de Britse liberaal filosoof Isaiah Berlin twee mensentypen: de egel en de vos. De egel ‘weet een groot ding’, terwijl de vos ‘veel dingen weet’ – en zijn mening voortdurend bijstelt aan de hand van nieuwe ervaringen. Ralf Fücks, directeur van de Heinrich Böll Stiftung – een aan Die Grünen gelieerde denktank – en sinds jaar en dag prominent lid van diezelfde partij, weet veel dingen. Pro (slimme) economische groei, contra kernenergie; pro-genetische manipulatie, contra vleesindustrie. Fücks is de vos van zijn partij, die handig tussen de ideologische stellingen doorglipt die in de loop der tijd door zijn partij zijn opgeworpen.
Fücks ontvangt in een lichte, witte, opgeruimde kamer in Berlijn-Mitte. Met zijn gladde schedel, rustige dictie en vriendelijke mimiek heeft hij iets weg van een zen-boeddhist. Er is hem deze dagen veel aan gelegen de zegeningen van het eco-kapitalisme te prediken. Al een paar maanden reist hij door Duitsland om zijn optimistische nieuwe boek Intelligent Wachsen (Intelligent Groeien) te promoten. En wel op persoonlijke titel, zodat hij vrijuit kon spreken. Naast zijn functie als directeur vond hij tijd om zijn boek op tijd af te hebben voor de recente Duitse parlementsverkiezingen én in het jaar dat Die Grünen hun dertigjarige bestaan vieren.
Intelligent Wachsen: die grüne Revolution is daarmee niet alleen een tijdig, maar volgens de Süddeutsche Zeitung tevens een “onideologisch” boek geworden. Fücks verbindt twee grote verhalen van deze tijd: technologische innovatie en de razendsnelle opkomst van een gigantische globale middenklasse. In het licht van deze globale groei wordt Europa een kleine factor in wereldwijde milieuvervuiling. Van belang wordt dus op welke manier groei elders plaats gaat vinden. Op basis van zon en wind, of kolen en gas? Met elektrische mobiliteit of met benzine en diesel? Niet in het veranderen van onze levensstijl, maar in het dichterbij brengen van duurzame technieken kan Duitsland – en Europa – het grootste positieve milieu-effect sorteren, is zijn these.
Als antidotum voor depressie signaleert en beschrijft hij talloze bedrijven en innovaties die de wereld efficiënter en beter kunnen maken. Van de bio-based economy, de circulaire economie, duurzame land- en tuinbouw, de postfossiele stad tot de Energiewende. Met dit ‘ecologisch modernisme’ waarschuwt Fücks zijn partij in het bijzonder de toekomst niet af te schilderen als een zwarte tunnel waar door milieuproblemen steeds minder kan en mogelijk is.
Bent u al sinds het begin van uw politieke carrière overtuigd van de noodzaak van eco-kapitalisme?
“Toen ik begin jaren negentig in Bremen burgemeester was, moest ik besluiten nemen over de stadsinrichting – dus ook bedrijventerreinen. Ik heb in die functie veel entrepreneurs en zakenmensen ontmoet. Er zit zoveel creativiteit en energie in ondernemers. Toen realiseerde ik me dat het er om gaat deze in goede banen te leiden. Het gevestigde bedrijfsleven herbergt zoveel talent dat we kunnen uitdagen; de milieubeweging doet er goed aan bedrijven niet voor te stellen als gesloten giganten, maar als verzamelingen individuen met verschillende vleugels. Het gaat er dan om de progressieve vleugel met je mee te krijgen. Bij de Heinrich Böll Stiftung organiseren we daarom dialogen tussen milieubeweging en de grote industrie. De chemiereuzen als Bayern zitten hier, maar ook autofabrikanten en de energiesector. Het is heel belangrijk om de omslag op lange termijn naar een ecologische industriemaatschappij ook op korte termijn economisch rendabel te maken. Bedrijven moeten winst maken om te overleven. Dat zie ik als de grootste uitdaging van groene politiek – de economisch korte en de ecologisch lange termijn verbinden.”
Moeten we niet gewoon minder groeien, minder consumeren, in plaats van groener consumeren?
“Als je minder wil werken of consumeren vind ik dat goed. Maar mensen moeten dat uiteindelijk voor zichzelf beslissen. Het is niet aan de milieubeweging of politiek mensen gedrag voor te schrijven. Ik ben allergisch voor de moraal van het ‘eco-calvinisme’. Minder consumeren, een reductie van mogelijkheden, dat zijn geen inspirerende toekomstvisies. Groeien wordt dan een ‘innerlijke’, een spirituele reis. Maar dat is helemaal niet nodig. Ik ben ervan overtuigd dat we lang niet alle mogelijkheden van materiële groei ontdekt hebben. We staan pas aan het begin. Alleen moeten we deze groei zo organiseren dat het niet gepaard gaat met grootschalige milieuvervuiling. Tot nu toe betekende groei een gevecht tegen de natuur. Daar moeten we zo snel mogelijk vanaf. Wat ik bedoel met ‘intelligente groei’ is co-evolutie. Groeien mét de natuur. En daar is innovatie en ondernemerschap voor nodig. Mijn boek wil deze Amerikaanse can-do-mentaliteit in het debat brengen.
Daarnaast is minder consumeren maar een klein deel van de oplossing. Als we als mensheid onze CO2-uitstoot rond 2050 met 90 procent willen reduceren, hoeveel kunnen we dan met ‘anders’ consumeren veranderen? Twintig procent? Dat is al extreem ambitieus. En waar komt de rest vandaan? De rest móet van ontkoppeling van groei en vervuiling komen, en daar is innovatie voor nodig. Natuurlijk moeten we ons cultureel aanpassen. We moeten geen auto meer als statussymbool willen, maar kiezen voor slimme combinaties van autodelen en openbaar vervoer en fietsen. Maar geven we daarmee mobiliteit op? Nee! Mobiliteit is een burgerrecht geworden. We moeten mensen niet willen veranderen, we moeten onze economie op een slimmere manier organiseren. En dit geldt helemaal voor die miljoenen die nu in opkomende landen toetreden tot de middenklasse. Beslissend voor de wereld is niet hoe Duitsland haar emissies reduceert – maar hoe wij een efficiënter model van economische groei uitvinden. De Energiewende is onze bijdrage aan het reduceren van de wereldwijde CO2-uitstoot. Laten zien dat zoiets mogelijk is.”
Hoe ziet een internationaal klimaatverdrag er volgens u uit?
“Ik geloof dat de klimaattoppen tot nu toe mislukken omdat het gaat om het verdelen van lasten. Het is een negatieve benadering van klimaatverandering. Zolang maatregelen tegen klimaatverandering economische groei bemoeilijken zal er geen internationaal akkoord komen. We moeten daarom het discours omdraaien: van ‘burden sharing’ naar nieuwe kansen en mogelijkheden. Pas wanneer we klimaatmaatregelen kunnen verbinden met sociale vooruitgang, kan er een internationaal bindend akkoord gesloten worden dat acceptabel is voor alle landen. Elektriciteit uit schone bronnen is ook met nieuwe mogelijkheden verbonden – dat is mijn optimisme. Begrijp me niet verkeerd: er is uiteindelijk ook een internationaal, na te leven klimaatakkoord nodig. Is dat er niet, dan is het te aantrekkelijk om kolen te delven die er toch al liggen. Maar voor het zover is moeten mensen en landen eerst de kansen zien van een alternatief energiemodel.”
Veel van de thema’s die u in uw boek beschrijft zijn dertig jaar geleden al door Die Grünen aangekaart.
“Die Grünen profiteren van een duurzame verandering van de samenleving, een verandering die ze zelf aangewakkerd hebben. Wat wij dertig jaar geleden als eerste op de kaart zetten is nu werkelijkheid aan het worden. Ga maar na: de Atomausstieg (het besluit om alle Duitse kerncentrales voor 2022 te sluiten, P.V.) en de Energiewende (de overgang naar een vrijwel geheel duurzame energievoorziening in 2050, P.V.) zijn nu realiteit aan het worden. Maar daar blijft het niet bij – de hele samenleving is ‘groener’ geworden. Recycling, biologisch eten en drinken, eerlijke handel – dit is in die dertig jaar allemaal mainstream geworden.
Ook onze culturele thema’s zijn in onze richting veranderd. Gelijke rechten voor vrouwen, homo’s, immigranten en minderheden, de multiculturele samenleving. En kijk in de kranten: daar gaat het over een balans tussen werken en vrije tijd. Je zou dus kunnen zeggen Die Grünen de Zeitgeist raken. Maar het gaat niet vanzelf. Succes is niet gegarandeerd. Het gevaar dat we lopen is dat we terugschieten in een conservatisme, in ‘nee’ zeggen. Na de kredietcrisis zijn Die Grünen gaan geloven dat ze te veel hadden prijsgegeven van hun waarden toen ze aan de macht waren (van 1998 tot 2005 met de SPD onder Gerard Schröder, P.V.) Maar nu zwiepen ze weer terug in een soms te linkse, defensieve houding. Tegen het bedrijfsleven en economische groei. Dat vind ik jammer, want het komt er nu juist op aan ons oude industriële systeem te vergroenen.”
In uw boek schrijft u dat iedereen inmiddels in woord de Energiewende onderschrijft, maar dat er ondertussen machtspolitiek door de grote energiebedrijven wordt bedreven.
“De maatschappij wordt groener, maar het is gevaarlijk te denken dat het nu vanzelf gaat met duurzaamheid. De ecologische hervorming van de industriële samenleving is een enorme taak die we in de komende decennia moeten realiseren, willen we de aarde niet ruïneren. De Energiewende is de kern van die opgave – en we lopen altijd het risico dat deze mislukt. Bij de Energiewende komt het er op aan de korte met de lange termijn te verbinden. Dat is wat er nu misgaat. Tegenstanders van de Energiewende willen deze nu ‘remmen’ omdat de kolen- en gasprijzen enorm gedaald zijn de laatste jaren. Op de korte termijn, economisch bezien, klopt dit. Maar Die Grünen moeten de blik op de horizon gericht houden: de breuk van een fossiele met een duurzame energievoorziening moet totaal zijn, we kunnen niet halverwege blijven hangen. Waar het om gaat heeft de econoom Joseph Schumpeter beschreven als creative destruction. Het besef dat duurzaam fossiel totaal gaat vervangen moeten we laten doordringen. Concreet betekent dit mensen en bedrijven meekrijgen in ons verhaal. Maar er zijn ook kredieten, investeringen en onderzoeken nodig.”
“De breuk van een fossiele met een duurzame energievoorziening moet totaal zijn, we kunnen niet halverwege blijven hangen”
Uw boek beschrijft vooral de industriële, technologische kant van een duurzame toekomst. Inspirerend voor ondernemers wellicht, maar hoe kan een gemiddelde Duitser of Nederlander hier iets mee?
“Consumenten kunnen genoeg ondernemen. Ze kunnen goed opletten welke producten ze kopen die verantwoord zijn geproduceerd. Ze kunnen om transparantie vragen. Ze kunnen zich verenigen in consumentenpartijen, actie voeren. En ze kunnen minder vlees eten. De hele wereldbevolking kan geen vlees gaan eten – daar is simpelweg te weinig landoppervlak voor. Minder vlees eten is niet eens echt welvaart inleveren: het is gezonder en net zo lekker als wel iedere dag vlees. Mensen kunnen ook overschakelen op groter gebruik van autodelen, en vaker de trein gebruiken. Je kunt de mobiliteit behouden en schoner leven door het efficiënter te organiseren.”
Onlangs is in Duitsland een grote partij-overschrijdende commissie ‘Groei, Welstand Levenskaliteit’, over andere maatstaven voor groei, mislukt. Hoe kan dit?
“Ik geloof niet dat dit soort commissies of indicatoren dé oplossing zijn. Veel mensen roepen nu dat we groei anders moeten meten. Daar zit veel in, maar het heeft ook iets onoprechts. We versluieren zo het debat of er wel of niet een toename van welvaart moet komen. Daarom is deze commissie ook mislukt. Uiteindelijk werd het een loopgravenoorlog tussen twee dogmatische opvattingen: die van oude groei en oude groeikritiek. Terwijl wat we nodig hebben ‘intelligente groei’ is. Daar gaat mijn boek over.”
Geef een reactie