
Een beter milieu: waar begin je? Bij de grote vervuilers, natuurlijk. Maar je kunt ook zelf aan de bak! Door groenteresten opnieuw te laten groeien, bijvoorbeeld. Doe-het-groener Hilde Wijnen probeert het uit en begint een kontjeskwekerij.
Goedkoop, duurzaam en gemakkelijk: van verschillende kanten bereiken mij de laatste tijd veelbelovende berichten over het opnieuw laten uitgroeien van restjes groenten. Zo vertelt iemand me al járen geen bosuitjes meer te hoeven kopen en hoor ik een lyrisch verhaal over een galerijflat die veranderd is in een weelderige moestuin. En dat allemaal dankzij het planten van stronkjes, kontjes en zaadjes van gebruikte groenten. Nu heb ik alleen twee vensterbanken van beperkte afmetingen tot mijn beschikking, maar dat is misschien juist wel behapbaar als je ook nog duizend andere dingen te doen hebt, dacht ik zo. Dus, hup, weg met al mijn vensterbankprullaria, de kontjeskwekerij is geopend!
Kontjes, hoedjes en steeltjes
Voor ik van start ga, doe ik een onderzoekje. Welke groenten zijn eigenlijk geschikt om opnieuw te laten groeien? Het internet staat vol tips die niet allemaal even eenduidig zijn, maar na een tijdje begint op te vallen dat een stuk of tien groenten steeds opnieuw worden genoemd. Vooral bosui, sla en bleekselderij oogsten veel succes. Ik besluit met die drie te beginnen en doe er voor de variatie ook nog wortels en champignons bij.

In de bio-winkel koop ik de groenten die ik nodig heb. Nadat ik de eetbare delen heb verorberd (voor alle duidelijkheid: niet onmiddellijk en ook niet in één keer) zet ik de kontjes in een laagje water in schaaltjes en potjes die ik op de vensterbank boven de verwarming plaats. Daar staan ze lekker warm en hebben ze voldoende licht. Als laatste stop ik de stelen van de champignons in een mengsel van aarde en koffiedik, doe er een deksel met gaatjes op en zet het geheel op een donkere, warme plek. Daar groeien straks nieuwe champignons uit, als ik de verhalen mag geloven. Mmm, ik verheug me er nu al op!
Een nieuw blaadje
Keihard werken hoor, zo’n kwekerij. Elke dag moet het water in de bakjes ververst worden en dat moet heel precies gebeuren: als er te veel water in staat, krijg je snotterige stronken en daar wordt niemand blij van. Maar ik houd alles goed bij en zie na een paar dagen de bosuitjes de lucht al inschieten. Je hoeft er bijna geen geduld voor te hebben. De sla en de bleekselderij nemen wat meer tijd, maar ook daar is na een week al iets veranderd. In het midden van de stronkjes groeit – heel piep, maar onmiskenbaar – het begin van een nieuw blaadje.

Na twee weken zijn de bosuien bijna net zo groot als ze waren toen ik ze kocht, hebben de sla en de bleekselderij meerdere nieuwe blaadjes en groeien er aan de onderkant bovendien voorzichtig nieuwe wortels uit. Nog even en ze kunnen in een pot met aarde gezellig groot groeien. Ook de wortels zien er blij uit. Echt nieuwe wortels kunnen het niet worden, maar uit de kontjes komt wel frisgroen loof op. Lekker om pesto van te maken of als tussendoortje voor de cavia’s. Alleen in de pot met champignons is nog niks te zien. Maar ik geef niet op. Ik houd de aarde vochtig, zoals ik in verschillende instructies gelezen heb, en moedig ze ondertussen aan om vooral hun steeltjes uit te slaan.
Het noodlot
Dan slaat het noodlot toe. Ik word ziek en lig een paar dagen compleet voor pampus. De kontjeskwekerij wordt aan zijn lot overgelaten. Als ik weer bij mijn positieven ben, is de ene helft van de vensterbanktuin uitgedroogd en de andere helft veranderd in snot. Mijn hele experiment kan subiet de gft-bak in. Met de groenten die nog in mijn koelkast liggen, zet ik zo snel mogelijk een nieuwe kwekerij op, maar van de nieuwe lichting komt niets terecht. Uit de wortelhoedjes komt geen loof, de bleekselderij verandert langzaam in een armetierige stronk en ook de andere kontjes hebben er dit keer geen zin in. Ik vermoed dat het aan de kwaliteit van het restmateriaal ligt. Beter werken met verse groenten dan met exemplaren die al een tijdje in de koelkast liggen te vegeteren.

Kontjeskwekerij 3.0
Nog een keertje dan, dit moest toch makkelijk zijn! Ik koop frisse sla, een bundeltje bosui, een flinke paksoi, een joekel van een bleekselderij, een prei, wortels en een stel kastanjechampignons. Thuis doe ik wat de eerdere keren ook deed, behalve bij de champignons: ik stop de steeltjes nu half onder de grond in plaats van helemaal. Volgens weer een andere instructie is dat dé manier. Ook doe ik een vergeten aardappel en een stuk overgebleven gember in een pot met aarde. Elke dag een beetje water en er komt een plantje tevoorschijn, is de theorie.
Pracht van een paksoi
Gelukkig hebben deze kontjes weer pit. De kwekerij groeit en bloeit opnieuw. Het gaat iets langzamer dan de allereerste keer, zo lijkt het, maar dat mag de pret niet drukken. Het blijft een leuk gezicht, zo’n vensterbank vol dapper opkomend groen. Niet alles lukt. De champignonsteeltjes laten het wederom afweten en ook de gember doet niks. De paksoi is wel een gouden greep. Die groeit na een paar weken uit tot het topstuk van de kontjeskwekerij. Bovenin ontvouwen zich drie grote bladeren en aan vier kanten komen kleine vertakkingen uit het oorspronkelijke restdeel. Als de wortels groot genoeg zijn en het stronkje een beetje slijmerig wordt, zet ik de paksoi in een bak met potgrond en compost. Nog eventjes wachten en de eerste oogst is binnen! Zelfvoorzienend zal ik er niet van worden, maar ik heb straks in ieder geval blije cavia’s.

Doe het lekker zelf (en nu jij)!
1 Sla, bleekselderij, paksoi, prei, bosui: gooi de kontjes en stronkjes van je groenten niet weg maar zet ze in een laagje water.
2 Zorg dat de kontjes genoeg licht krijgen en dat ze het lekker warm hebben.
3 Ververs elke (of op zijn minst om de) dag het water.
4 Kijk of er wortels groeien en of die sterk genoeg zijn. Zo ja, dan kun je de stronkjes in de aarde zetten waar ze groter kunnen groeien. De bosuitjes mogen in water blijven staan.
5 Oogst je eigenhandig opgekweekte groente en smullen maar!
Recente reacties