In de baai van Guanabara, naast Rio de Janeiro, binden vissers met gevaar voor eigen leven de strijd aan met olie- en gasbedrijven. Ondertussen steunde Nederland vorig jaar nog deze zelfde bedrijven met 300 miljoen euro.
Tekst: Carlos Tautz en Marius Troost. Beeld: Marius Troost
Een klein gezelschap klimt aan boord van een vissersboot.Vertegenwoordigers van Nederlandse en Braziliaanse milieu-organisaties worden op sleeptouw genomen door Alexandre Anderson de Souza en Daize Menezes de Souza, een vissersechtpaar uit een kustplaatsje ten noorden van de baai van Guanabara. De baai is hun bron van inkomsten, maar ook een afvoerput voor vervuild rioolwater en chemisch afval. Én een uitvalsbasis voor de fossiele industrie in Rio de Janeiro.
Schepen varen af en aan richting Santos Basin Pre-Salt, een gigantisch olie- en gasveld een paar honderd kilometer uit de kust. Als die schepen eenmaal worden afgedankt, worden ze achtergelaten in de baai. “Er liggen hier honderden verlaten schepen, naast de honderden grote schepen uit de olie-industrie die nog in de vaart zijn”, wijst Alexandre. “Die moeten onderhouden worden, en soms gerepareerd natuurlijk. Daarbij worden giftige stoffen gebruikt, maar er is niemand die dat controleert.” Elke dag wordt er op de oevers van de baai 98 ton afval gedumpt en meer dan 1,3 miljard liter afvalwater geloosd. “Helaas is dat niet het enige grote probleem”, zegt Alexandre. De regio kent een lange geschiedenis van milieucriminaliteit, het gevolg van de groeiende fossiele industrie ter plekke.
Argwanende blikken
Rond de baai van Guanabara wonen 11 miljoen mensen, verdeeld over Rio de Janeiro en zes andere gemeenten. De baai is goed voor de productie van 500 ton vis per maand, waarvan 70 procent gevangen wordt door kleinschalige, vaak traditionele vissers zoals Alexandre en Daize. Ze komen allebei uit vissersfamilies en vissen nog steeds op de manier waarop hun ouders en hun grootouders dat deden. Daize staat daarnaast aan het hoofd van een vereniging van vrouwelijke en LGBTQ+-vissers, Alexandre is voorzitter van de lokale Vereniging van Zeelieden (Ahomar).
Alexandre en Daize sturen hun vissersboot langs talloze ondersteuningsschepen voor de fossiele industrie. De schepen liggen voor anker naast illegale scheepswerven bij de stad Niterói. Ooit waren het sardineconservenfabrieken. Nu worden er schepen gebouwd en gerepareerd, vertelt Alexandre, maar daarvoor zijn deze plekken totaal ongeschikt. Werklieden maken de schepen schoon, lassen en verven. De gevaarlijke chemicaliën die ze daarbij gebruiken, verdwijnen in zee. En dan heb je nog de illegale stortplaatsen – bekend als big dumps – van de kustplaatsen rond de baai. Al dat vuilnis wordt niet goed verwerkt, giftig vloeibaar afval hoopt zich op en stroomt vervolgens via de vele zijrivieren de Guanabara-baai in.
Tot slot doet het gezelschap een ‘schepenkerkhof’ aan. Roestige schepen, die ooit de offshore-industrie bevoorraadden, liggen half verzonken in vervallen haventjes. Niemand heeft de verantwoordelijkheid genomen om ze te ruimen. Argwanende blikken van een paar aanwezige werklieden verraden dat de bezoekers hier niet helemaal welkom zijn. “Je moet weten: vervuiling is niet het enige probleem hier”, verzucht Alexandre. In Guanabara-baai wordt gehandeld in wapens, drugs en zelfs in mensen. “Maar de Braziliaanse marine en milieuagentschappen doen daar niks tegen.”
Nederlandse vlag
“Kijk, dat schip komt uit Holanda!” Naar de Nederlandse betrokkenheid in Guanabara-baai hoef je niet ver te zoeken. Nederlandse maritieme bedrijven werken al jaren in de Braziliaanse fossiele industrie. Ze baggeren in de havens, leggen pijpleidingen aan en bouwen schepen. Vanwege de grote schaal en dito risico van dit soort projecten zoeken bedrijven regelmatig de steun van de Nederlandse overheid. Die steun wordt toegekend in de vorm van zogenaamde exportkredietverzekeringen – een verzekering tegen betalingsrisico’s waarbij de Nederlandse staat garant staat.
Op de klimaattop in Glasgow in 2021 beloofde Nederland te stoppen met deze vorm van steun voor fossiele energieprojecten, maar later stelde de regering dat besluit een jaar uit. In deze ‘overgangsperiode’ werd vervolgens een exportkredietverzekering ter waarde van 300 miljoen euro voor een drijvend olieboorplatform verstrekt – waarmee de Nederlandse overheid lijnrecht tegen de Glasgow-belofte ingaat. Dit boorplatform van het Nederlandse bedrijf SBM Offshore zal worden ingezet in het Santos Bassin, vlakbij Guanabara-baai.
De olieramp die alles veranderde
Naast al het giftige afval en de scheepswrakken, zijn ook olierampen een enorme bron van vervuiling. In de Guanabara-baai zijn drie grote olielekken geweest, de meest recente in 2000. “Meer dan een miljoen liter olie lekte er toen weg, afkomstig van een raffinaderij van het Braziliaanse staatsoliebedrijf Petrobras, in de stad Duque de Caxias”, vertelt Alexandre. “Sindsdien leven er veel minder vissen in de baai.” De olieramp was voor Alexandre en zijn collega’s de aanleiding om de vereniging Ahomar op te richten en actie te voeren tegen de illegale praktijken van de oliebedrijven.
Samen wisten ze de aandacht op de milieuproblemen te vestigen, maar tegelijkertijd werd Ahomar een doelwit voor diegenen die profiteren van de wetteloosheid in de baai. De vissers van Ahomar worden al 22 jaar op allerlei manieren bedreigd, zes van hen werden zelfs vermoord. Nadat Alexandre, Daize en een voormalig Ahomar-directeur als protest met kleine vissersboten de vaarroute van grote schepen in de baai hadden geblokkeerd, kregen ook zij doodsbedreigingen. Ze moesten halsoverkop hun huizen verlaten. Ongeveer 15 jaar geleden werden ze toegelaten tot het nationale programma voor de bescherming van mensenrechtenactivisten, dat wordt beheerd door de Braziliaanse overheid en de deelstaatregering van Rio de Janeiro. “Maar de bedreigingen gingen gewoon door, die bescherming stelde eigenlijk weinig voor”, herinnert Daize zich. Uiteindelijk werden hun persoonsgegevens zelfs gelekt, iets waarvoor zij de autoriteiten verantwoordelijk houden. Ze besloten het beschermingsprogramma te verlaten. “We hebben jarenlang op plekken gewoond waar onze veiligheid niet gegarandeerd was. Uiteindelijk zijn we maar terug gegaan naar ons oude huis.”
De bedreigingen zijn afkomstig van paramilitaire milities. “Dat zijn vooral voormalige politieagenten”, vertelt Daize. “Zij verzorgen de ‘beveiliging’ van verschillende vervuilende industrieën rond de baai.” Deze milities vormen een staat binnen de staat, schuwen geweld niet en knappen het vuile werk op voor grote bedrijven, zoals in dit geval het oliebedrijf Petrobras.
Verrassend herstel
Hoe hopeloos de situatie ook lijkt, de baai van Guanabara vertoont ook tekenen van herstel en is lang niet zo ‘dood’ als verschillende overheidsinstanties en bedrijven willen doen geloven. Dat is een argument dat wordt gebruikt om de vissers definitief uit de baai te verjagen, vertelt Alexandre. “De situatie is echt slecht, maar niet verloren. Dankzij initiatieven van een paar ambitieuze ambtenaren, de bewoners van de baai en vissers hebben de mangrovebossen zich na de olieramp snel hersteld.” Mangrovebossen dienen als kraamkamers voor verschillende soorten vis en schaaldieren én vormen een natuurlijke bescherming tegen schommelingen in de zeespiegel – en daarmee tegen de gevolgen van klimaatverandering. “De vervuilers blijven volhouden dat de baai dood is, maar dat is dus niet waar”, zegt Alexandre. “Sterker nog: er is weer meer zeeleven in Guanabara-baai. Vissen en zelfs waterzoogdieren zoals dolfijnen keren nu terug naar de mangroven.”
Inmiddels zijn er bijna vierduizend vissers aangesloten bij het netwerk van Ahomar en heeft het een reeks internationale prijzen gewonnen met het vrijwilligersproject Patrulha Ambiental da Pesca (Milieu Visserij Patrouille). Samen hebben de vissers een app ontwikkeld om misstanden in de baai te monitoren. Daarmee kunnen ze bijvoorbeeld vervuiling en olielekken rapporteren bij de relevante autoriteiten. Alexandre haalt zijn telefoon tevoorschijn en laat een kaartje zien dat lijkt op Google Maps. “Al onze vissers hebben nu deze app op hun telefoon. Hiermee kunnen we tijdens het varen op de kaart aangeven als we bijvoorbeeld een olielek zien, of een schip dat vaart waar dat niet mag. Die informatie wordt dan opgeslagen en gearchiveerd zodat we bewijs hebben waarmee we de bedrijven verantwoordelijk kunnen houden.”
Ondertussen worden, behalve Daize en Alexandre, nog acht andere vissers in het Ahomar-netwerk bedreigd. Maar dit weerhoudt hen er niet van hun werk voort te zetten. Alexandre: “We worden steeds bekender in de regio, we hopen dat die aandacht ons enigszins beschermt. Onze tegenstanders willen ons hier weg hebben natuurlijk. Maar we verlaten de baai niet.”
Afgelopen jaar bezochten medewerkers van Both ENDS en de Braziliaanse milieuorganisatie FASE de baai van Guanabara, waar de Nederlandse overheid een drijvend boorplatform voor olie en gas financierde, om de gevolgen op mens en natuur van de fossiele industrie te onderzoeken.
Geef een reactie