De tegeltuin, de bladblazer, een kunststof gazonnetje en een betonnen bospad: Hollandser kan niet. Maar onze netheidscultus is de dood in de pot voor de biodiversiteit. “Onze tuinen zijn met hun tegels, loungesets en terrasverwarmers eerder egosystemen dan ecosystemen.” Hoe bestrijden we de aard van dit beestje?
Wij Nederlanders zijn een efficiënt en opgeruimd volkje. Iedereen die weleens vanuit België of Duitsland ons land binnenrijdt, valt het meteen op: gemaaide bermen en weilanden doorsneden met opgeschoonde sloten, zodat het regenwater lekker snel naar zee kan worden afgevoerd. Nederlanders willen het liefst een huis met een tuin, maar die tuin moet wel onderhoudsarm zijn. Dus: met veel tegels of kunstgras (toch nog lekker groen). We houden wel van bos, maar dan moeten er wel fijne, betonnen paden zijn, waarover je kunt fietsen. En we houden van groen in de stad, maar dan moet het wel netjes bijgehouden zijn. Gladgeschoren grasveldjes met bomen van één soort, strak in het gelid. Gemeenten bladblazen wat af in de herfst, want stel je voor dat er blaadjes op de stoep blijven liggen!
Dit alles zorgt weliswaar voor een aangeharkte aanblik, maar het is de dood in de pot voor biodiversiteit. Al die versteende omgevingen en gemaaide wegbermen zorgen ervoor dat insecten niet voldoende voedsel meer vinden. Ach, zult u misschien denken, wat maakt het nu uit of dat ene zweefvliegje uitsterft of dat andere wespje zich hier niet meer senang voelt? En bovendien: er zijn toch ontzettend veel insecten? “Nou, dat was wel zo, maar in de afgelopen 30 jaar is ruim driekwart van de totale insectenpopulatie verdwenen”, zegt Louise Vet, emeritus hoogleraar ecologie aan Wageningen University & Research en voormalig directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). “Als je Bas Haring bent, denk je wellicht: ik heb honderd bestuivende soorten insecten, daar kunnen er best negentig van weg.” (Filosoof Bas Haring betoogde in 2011 in zijn boek Plastic panda’s dat het verdwijnen van een paar honderd insectensoorten niets is om over te treuren, AH). “Veel van de bestuiving van onze gewassen kan door generalistische soorten worden gedaan, maar niet alles. Er zijn ook veel specifieke soorten die belangrijk zijn voor een bepaalde functie, die we vaak nog niet eens kennen. Als de een verdwijnt, dan de ander ook, maar daar kom je pas achter als ze bijna weg zijn.”
Alles van waarde is weerloos
Biodiversiteit is nogal een containerbegrip. Uit onderzoek van Motivaction, uitgevoerd in oktober 2020, blijkt dat veel Nederlanders biodiversiteit belangrijk vinden, maar dat bijna twee derde niet precies weet wat het betekent. Laat staan dat ze weten hoe ze biodiversiteit kunnen beschermen en herstellen. Een korte opfriscursus: biodiversiteit is, simpel gezegd, alle vormen van leven op aarde en de manier waarop zij samenleven. Alle planten- en diersoorten zijn op een bepaalde manier afhankelijk van elkaar. Voor voedsel, maar ook voor voortplanting. Zodra er te veel soorten verdwijnen of juist één soort overheerst, verdwijnt de balans en komt het leven op aarde in de problemen (inclusief de mens).
Volgens Louise Vet zijn er drie redenen om biodiversiteit te beschermen. “De eerste is ethisch van aard: wie zijn wij, dat we de natuur mogen vernietigen? De natuur heeft een eigen waarde, ook zonder dat wij die haar toekennen. Ten tweede: de natuur heeft allerlei functies waar wij volledig van afhankelijk zijn, maar dat merken we pas als functies niet meer worden vervuld. Als het niet meer lukt iets te telen op een onvruchtbare bodem, bijvoorbeeld. Of als er geen organismen meer zijn die het water schoonhouden. De natuur doet dat gratis en voor niets. Pas als het verpest is, en we het we zelf moeten oplossen, wordt er een economische waarde aan toegekend. Maar dan is het vaak te laat. Het derde punt is dat het ecosysteem heel goed functioneert bij diversiteit: dan is het veerkrachtig. Als er dan een insect of plant uitsterft, neemt een andere soort het over. Het toverwoord is dus verscheidenheid. Mensen zijn ook genetisch verscheiden. Dat is handig, want als er dan een ziekte komt die ons wil aanvallen, wordt niet meteen het hele dorp ziek. Daarom zie je in monoculturen als landbouw en veeteelt zoveel plagen en ziektes. Biodiverse systemen met veel soorten zijn veel productiever.”
Lopend buffet
Terug naar insecten: wat zouden wij ervan merken als ze verdwijnen? Insecten vormen de basis van de voedselketen en zijn een lopend (of kruipend, of vliegend) buffet voor dieren als vogels, vleermuizen en kikkers. Het verdwijnen van insecten zet dus een ecologische kettingreactie in gang die nu al merkbaar is. Zo gaat het heel slecht met de grutto, nota bene onze nationale vogel, onder meer omdat hij in de weilanden vol Engels raaigras (gras dat hoog in eiwit is en voor de intensieve melkveehouderij wordt gebruikt) niet genoeg insecten meer kan vinden om te overleven. Een ander nuttig effect van insecten is dat ze elkaar opeten, en dan vooral de soorten waar wij niet zo dol op zijn. Die verfoeide wespen eten muggen, sluipvliegen leggen hun eitjes in eikenprocessierupsen en lieveheersbeestjes eten bladluizen. Zonder insecten zijn er ook geen wilde bloemen, want die hebben bestuiving door insecten nodig om zich voort te planten. Wilde bijen en andere insecten bestuiven trouwens ook de gewassen die wij eten. Anthonie Stip, ecoloog en projectleider bij de Vlinderstichting: “Zonder wilde bestuivers geen koffie voor je ontbijt, geen chocoladehagel, geen fruit. Wel havermout, want graansoorten worden door de wind bestoven.”
Het is overigens wel belangrijk om een verschil te maken tussen wilde bijen en honingbijen. Stip: “Honingbijen, die door imkers worden gehouden, zijn vooral effectief omdat ze met zovelen komen. Wilde bestuivers zijn per bezoek veel efficiënter dan honingbijen. Voor een egaal bestoven boom en mooi fruit blijven kwekers dus afhankelijk van wilde bijen.” Maar zijn er dan geen oplossingen voor verdwijnende bestuivers? Kunnen we niet een list verzinnen? In delen van China zijn al heel lang geen bijen meer, sinds Mao de boeren opdroeg alle mussen uit te roeien en de insectenplaag die daarna ontstond, bestreed met pesticiden. Nu is bevruchting daar mensenwerk geworden: arbeiders schudden stuifmeel uit bloesems en bevruchten ze met kwastjes. Kan dus best. Louise Vet: “Vroeger gebeurde bestuiving in de tomatenkassen hier ook handmatig, maar dat was veel te arbeidsintensief en ook niet zo effectief. Nu bestellen glastuinders hommelkasten bij een hommelmultinational om de tomaten, komkommers en aardbeien te laten bestuiven.”
Volgens Antonie Stip moet je de ‘tamme’ hommels en honingbijen overigens eerder zien als landbouwdieren dan als wilde dieren, compleet met ziekten die met antibiotica worden bestreden. “Een nadeel van kasten met bijen neerzetten is ook dat ze in omliggende gebieden op zoek gaan naar nectar en stuifmeel, en zo het voedsel voor de neus van hun wilde soortgenoten kunnen wegkapen.”
Een andere oplossing wordt gezocht in technologie: in de VS wordt geëxperimenteerd met bestuivende drones. Helaas moet het stuifmeel wel eerst apart worden verzameld voordat de drone het over de fruitbomen kan verspreiden, maar volgens Hortipont, vakblad voor de bloemisterij, kunnen drones de bloesems dan wel veel sneller bestuiven dan bijen dat doen. Bovendien maken ze ook hun rondjes als het koud is, en dat vertikken bijen.
Kies voor sluipwespen
Voor al deze oplossingen geldt wat Louise Vet al eerder zei: ze kosten geld, je bent afhankelijk van commerciële bedrijven, terwijl de natuur het gratis doet, als we haar maar de kans geven. Vet vindt het belangrijk dat we alles op alles zetten om biodiversiteit te beschermen en te vergroten. Ze is dan ook initiatiefnemer van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, een stichting waarin natuurorganisaties, boerenorganisaties en kennisinstellingen hun krachten bundelen. Vet: “We moeten beginnen bij de basis: een diversiteit aan inheemse planten en daarmee insecten. Dat betekent een ander maaibeleid, bloemrijke dijken en kruidenrijke graslanden in plaats van Engels raaigras.” Ook ziet ze de monocultuur graag vervangen door strokenteelt: geen velden vol aardappelplanten die opgevreten worden door coloradokevers, maar stroken met diverse gewassen, waardoor plagen nauwelijks kans hebben. Vet: “De landbouw is altijd gedreven door kostenreductie en efficiency: grote apparatuur, grootschalig telen. Maar nu zijn er nieuwe mogelijkheden waarmee je heel precies kunt zaaien en oogsten via robotica en drones. Dan heb je geen zwaar materieel meer nodig. Je moet mét de natuur werken en niet tegen de natuur. Zo kun je aan biologische plaagbestrijding doen met sluipwespen in plaats van bestrijdingsmiddelen.”
Is het tij nog te keren, volgens haar? Vet: “Ja, de natuur staat altijd klaar om er weer op in te springen. Maar die biodiversiteit is wel afhankelijk van verbindende elementen. Als je steden niet verbindt met achterland, kunnen er minder insecten in je tuin komen, en heb je dus ook minder vogels en vleermuizen. En dan kunnen alle organismen zich ook niet aanpassen aan veranderende situaties. Zo blijkt de paardenbloem in de stad zijn zaden dichterbij te laten landen dan op het platteland, omdat hij ‘weet’ dat waar hij zelf staat in elk geval goede grond is om te overleven. Ook zingen merels in de stad harder dan op het platteland omdat ze hier de auto’s moeten overstemmen. De natuur is dus heel veerkrachtig en adaptief, maar ze moet wel de kans krijgen.”
Minder maaien
Die kansen vergroten, daar is de Vlinderstichting ook stevig mee bezig. Anthonie Stip: “Doordat we ons lands steeds intensiever gebruiken is er veel leefgebied voor insecten verloren gegaan. Het resterende gebied, zoals dijken en wegbermen, wordt te vaak gemaaid en biedt daardoor te weinig voedsel. Gelukkig worden waterschappen en gemeenten zich steeds bewuster van het belang van biodiversiteit en willen ze daar graag een steentje aan bijdragen. De Vlinderstichting heeft een keurmerk ontwikkeld voor ecologisch bermbeheer: Kleurkeur. Dat vereist dat tot 30 procent van de berm ongemaaid moet blijven, zodat planten blijven bloeien en als voedsel en schuilplaats voor insecten dienen. Ook wordt het maaisel afgevoerd, zodat de grond niet voedselrijker wordt. Dit klinkt vreemd, maar broodnodige inheemse planten hebben baat bij schrale grond. Als een berm wordt gemaaid met een klepelmaaier, wat nu nog gangbaar is, wordt alle vegetatie fijn gehakseld, ook de insecten en andere diertjes die in de planten zitten. Dat haksel blijft liggen met voedselrijkere grond als gevolg. Die wordt dan nog eens overvloedig besprenkeld door de stikstof uit de lucht met verruiging als gevolg: bermen vol brandnetels en distels. Niet erg divers dus.
Gemeenten, provincies en waterschappen die aan Kleurkeur meedoen, laten hun beheerders en aannemers (vaak wordt maaiwerk uitbesteed aan derde partijen – red.) aan een cursus volgen waarna ze weten hoe en wanneer ze moeten maaien. Het keurmerk is ook een stok achter de deur: gecertificeerde bedrijven kunnen zich met Kleurkeur profileren en opdrachtgevers, zoals gemeenten, hebben de garantie dat het werk goed wordt uitgevoerd en gericht is op het verhogen van de ecologische kwaliteit.”
Wat kun je zelf doen in je tuin?
1. Wees een luie tuinier: laat afgevallen bladeren liggen, veeg ze in de borders of in een hoekje in de tuin. Ze zijn een schuilplaats voor egels, vlinders en insecten. Laat uitgebloeide planten staan. Solitaire bijen overwinteren in de holle stengels en vogels eten van de zaden. Pas als je de eerste insecten weer ziet vliegen, kun je gaan opruimen.
2. Plant inheemse planten die op verschillende tijden bloeien. Tuinplanten die alleen op uiterlijk zijn gekweekt (bijvoorbeeld hortensia of dubbelbloemige rozen) hebben nul waarde voor insecten. 3. Neem een bloeiende haag in plaats van een schutting of laat je schutting begroeien met klimop of wilde wingerd.
4. Maak een (mini)vijver. Water trekt enorm veel leven aan, vogels en insecten komen er drinken.
5. Stop met het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Uiteindelijk komen slakkenkorrels toch ook in egels of vogels terecht.
6. Vermijd het gebruik van buitenlicht. Veel insecten worden erdoor aangetrokken, raken uitgeput en vormen een makkelijke prooi.
7. Bestrijd negatieve denkbeelden over insecten in je omgeving en leg uit waarom je een ‘rommelige’ tuin hebt.
Meer tips vind je op maakgrijsgroener.nl en in Aan de slag voor insecten, te bestellen of downloaden via de site van de Vlinderstichting.
Iedereen moet aan de bak
Maar niet alleen gemeenten en waterschappen kunnen iets doen, ook burgers zelf. Anthonie Stip: “We zijn er niet met alleen een berm goed beheren. Iedereen moet aan de bak, ook mensen met tuinen en balkons.” Denk niet dat jouw kleine tuintje niet meetelt, want alle Nederlandse tuinen bij elkaar vormen een gebied zo groot als de Veluwe. En de helft van al die tuinen is betegeld. Stip: “In mijn eigen tuin ben ik gaan kijken naar wat er allemaal leeft. Mijn doel was om een jaar lang alle soorten wilde dieren, insecten en wilde planten te noteren. Na een jaar stond de teller op 708 soorten. Dat vond ik een openbaring, dat je op zo’n klein stukje grond zoveel biodiversiteit kunt aantreffen!” Nu is de tuin van Stip geen tegelparadijs of grindbak; dat scheelt. “Er stonden al fruitbomen en hagen, en ik heb zelf extra borders aangelegd met een mix van inheemse en uitheemse planten.” Kreeg hij, met zijn wilde tuin, dan niet te maken met de heersende netheidscultus? “Er bestaat inderdaad nogal sterke groepsdwang om je tuin ‘netjes’ te houden. Ik hoor vaak: zo, jij hebt wel een wilde tuin, hè? Maar dan vinden ze het wél leuk dat er zoveel vogeltjes in zitten. Ik ga altijd het gesprek aan, dat leidt vaak tot begrip en acceptatie. Wij hebben als Vlinderstichting trouwens een boekje gemaakt, Aan de slag voor insecten, waarin wordt beschreven wat je zelf kunt doen voor insecten.”
Aan de slag voor insecten, maar dus ook voor kikkers, vleermuizen, egels en vogels. Stip: “Ja, we moeten er alles aan doen dat het verlies van biodiversiteit zo snel mogelijk stopt. Dat veldleeuweriken blijven jubelen, hommels blijven zoemen, kevers blijven peuren in mest, snoeken blijven jagen en kikkers blijven kwaken. Zonder hen is Nederland arm.”
De oplossing is volgens Stip vrij simpel: “Mens, trek je handen er wat meer van af en laat de natuur wat meer zijn gang gaan. Grote kans dat veel problemen dan grotendeels opgelost zijn.” Helaas vinden wij, in ons grotendeels eigenhandig gecreëerde Nederland, dat erg lastig, iets aan de natuur overlaten. Onze tuinen zijn, met hun tegels, loungesets en terrasverwarmers, eerder egosystemen dan ecosystemen. Wat we daarbij lijken te vergeten is dat we zelf onderdeel zijn van dat ecosysteem.
Marga zegt
Deze winter zijn er nogal veel kleine takken van de bomen aan de zijkant van ons huis en tuin afgewaaid. De takjes heb ik laten liggen en in de borders geveegd. Ik zag merels al rondscharrelen in de tuin maar in de 3 bomen zijn de nestjes die er al jaren zaten verdwenen, omdat er ook grote takken zijn afgebroken. Gaat ook wel slecht met de bomen denk ik.
Willem Zevenbergen zegt
Zeven goede punten om de biodiversiteit in de tuin te verbeteren zijn hier genoemd. Ik wil de nadruk nog even op de bodem leggen. Bodem-biodiversiteit is niet direct zichtbaar maar wel heel belangrijk. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen inderdaad niet doen. Ook het gebruik van kunstmest is slecht voor het opbouwen van een rijke en vruchtbare tuinbodem. De wormen, springstaarten, pissebedden en duizendpoten maar ook de bodemschimmels en bacteriën zijn belangrijk. Om deze organismen te voeden moet er een strooisellaag van twijgen en bladeren zijn. Als die er niet is dan is het opbrengen van compost of stalmest, met stro erin, de beste oplossing.