Capital, de historische studie van Thomas Piketty over de ontwikkeling van de ongelijkheid van inkomen uit arbeid en kapitaalbezit, is momenteel immens populair. Helaas blijven de milieuaspecten van die ontwikkeling in dat boek vrijwel geheel buiten beschouwing. Dat gemis wordt een beetje goedgemaakt door een andere, onlangs verschenen, historische studie How was life? Global well – being since 1820.
How was life? is een uitgave van de OECD die via internet te downloaden is. Aan dit omvangrijke project hebben onderzoekers uit verschillende landen meegewerkt, waarbij Nederlanders een prominente rol vervulden.
In deze studie wordt vanaf 1820 wereldwijd een groot aantal ontwikkelingen die met menselijk welzijn te maken hebben besproken, waaronder de ontwikkeling van de lonen, het onderwijs, de levensduur, de persoonlijke veiligheid en ook de milieukwaliteit.
Het is moeilijk om voor de verschillende onderwerpen over een periode van bijna 200 jaar uit heel de wereld betrouwbare gegevens te verzamelen. De auteurs geven per onderwerp uitvoerig en naar mijn indruk zorgvuldig aan hoe ze aan hun informatie zijn gekomen. Een groot deel van de tekst wordt dan ook door de verantwoording van de gepresenteerde data ingenomen.
Democratie
Bij de afbakening van de verschillende onderwerpen die ze bestudeerd hebben ontbreekt het echter nogal eens aan zorgvuldigheid. Zo wordt het onderwerp (ontwikkeling van) ‘politieke instellingen’ teruggebracht tot – de mate van – democratie. Daardoor blijft een voor het menselijk welzijn cruciaal verschijnsel als de mate van scheiding van uitvoerende en rechtelijke macht geheel buiten beschouwing. En bij het onderwerp ‘ongelijkheid van inkomen’ blijft de mate van beschikbaarheid van onbetaalde overheidsvoorzieningen ongenoemd.
Milieukwaliteit
Ook de uitwerking van het onderwerp ‘milieukwaliteit’ is te beperkt. Het is teruggebracht tot de ontwikkeling van SO2– en CO2– emissies en van de biodiversiteit. Er wordt niets gezegd over de ontwikkeling van bodemkwaliteit, grond- en oppervlakte water en de uitputting van grondstoffen en fossiele brandstoffen. Er worden niet eens argumenten aangedragen om ze niet te behandelen. Ze worden eenvoudigweg genegeerd.
De weinig verrassende uitkomst is dat de toename van SO2-uitstoot gevolgd is door een afname daarvan in een groeiend deel van de wereld maar dat de toename van CO2 in de dampkring en de afname van biodiversiteit op aarde onverminderd doorgaat.
Niet de passages die uitdrukkelijk op het milieu betrekking hebben, maar wel die over de relatie tussen economische groei en verschillende aspecten van welzijn gaan maken dit boek voor in het milieu geïnteresseerden interessant.
Bruto Nationaal Product
In het begin van het boek wordt afstand genomen van de kritiek op het bruto nationaal product als indicator van vooruitgang. “Er wordt weleens vergeten wat een goed idee het was – en nog steeds is – om het BNP te gebruiken als we een indicator willen hebben om economische output in verschillende tijden en landen te kunnen vergelijken”. Er wordt wel erkend dat het BNP gratis geleverde huishoudelijke en andere diensten negeert, maar er wordt niets vermeld over de schadelijke effecten die de door het BNP uitgedrukte goederen en diensten op het milieu kunnen hebben.
Ondanks het ontbreken van de inmiddels vrij wijd verbreide kritiek op het gebruik van het BNP als indicator van menselijk welzijn bieden de conclusies van de studie wel ondersteuning voor die kritiek. Zo blijkt de levensduur in verschillende delen van de wereld toe te nemen, terwijl de groei van het BNP stagneert. Dit wordt toegeschreven aan toename van medische kennis en verspreiding van medische technologie die kennelijk niet afhankelijk is van de mate van economische groei. Ook de persoonlijke veiligheid (uitgedrukt in het aantal moorden en het getroffen worden door gewelddadige conflicten) correleert niet met het BNP per hoofd van de bevolking. Ook blijkt de ongelijkheid van inkomen door economische groei niet te verminderen.
Welzijn
Aan het einde van de studie wagen de auteurs zich aan de hachelijke onderneming van het ontwikkelen van een uit verschillende indicatoren samengestelde index van welzijn. Bij het gebruik van die index blijkt dat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw de verschillen tussen landen qua welzijn geringer zijn dan qua bruto nationaal product, terwijl daarvoor die welzijnsverschillen juist groter waren. De auteurs verbinden daaraan de conclusie dat meer economische activiteit en inkomen niet noodzakelijkerwijs vooruitgang in ’andere domeinen van welzijn’ met zich meebrengen.
Anders gezegd: er zijn meer argumenten in te brengen tegen het gangbare gebruik van het bruto nationaal product als indicator van maatschappelijke vooruitgang dan alleen maar de vaststelling dat economische groei schadelijke milieueffecten heeft. Misschien biedt dat een basis voor coalitievorming van de milieubeweging met de behartigers van andere welzijnsbelangen.
Geef een reactie