Je leven in eigen hand nemen, bijvoorbeeld door met een groep duurzame stroom te brouwen. Wat kom je dan tegen? Het voorbeeld van Pingjum.
Zuidwest-Friesland, daar waar de Afsluitdijk aan land gaat, moet een van de meest stormachtige plekken van Nederland zijn. Vlakbij ligt Pingjum.
Er wonen zeshonderd mensen, in huizen die rond het kerkje tegen elkaar aanschurken, zó schilderachtig dat het geheel beschermd dorpsgezicht is geworden. Buitenwijkjes ontbreken en gezien de hoeveelheid bordjes ‘Te Koop’ zijn die ook overbodig. Pingjum is een krimpdorp, ondanks de pakweg twintig verenigingen die het telt.
Zelfvoorzienend
Een eindje buiten de bebouwde kom ligt de Welstand, de recreatieboerderij van Jos en Lineke Duindam. De zonnepanelen op het dak blikkeren je tegemoet. Zonnecollectoren nemen een deel van de thermische energievoorziening voor hun rekening voor onder andere vloerverwarming en een sauna, aangevuld met een installatie die aardwarmte opslaat. In de tuin staan twee kleine windmolens. Zelfvoorzienend en duurzaam willen deze ondernemers zijn; geen geringe opgave, met soms ruim vijftig gasten.
Maar de Welstand is niet hun enige proeftuin; ze staan ook aan de wieg van de dorpsmolen, een van de twaalf die Friesland rijk is. Een dorpsmolen is een windturbine die schone stroom levert en geld kan opbrengen voor dorpelingen, die hem deels zelf financieren. Participatie schept draagvlak.
Jos Duindam: “Op de eerste vergadering in 1990 kwamen elf mensen. Dorpsbelang, een soort wijkraad voor dorpen die in een grotere gemeente samengaan, wilde aanvankelijk niet meewerken, maar wel dulden. De gemeente stelde een voormalig vuilstortterreintje ter beschikking. Met onze boerderij als onderpand gaf de bank financiering en met een mooie overheidssubsidie konden we gaan bouwen. Toen kwam het dorp in opstand. Windmolens verpestten het landschap, er moest belastinggeld bij, ze maakten herrie en mensen werden gek van die malende slagschaduw in de huiskamer.”
Windinkomsten
De initiatiefnemers zetten door. Ze gaven 7 procent rente op iedere ingelegde gulden en beloofden de winst te steken in de leefbaarheid van Pingjum. Ze schreven in de dorpskrant, reden rond met een geluidswagen en bezochten mensen thuis. Tenslotte zegden zo’n vijftig dorpelingen toe, waaronder de aannemer die de klus mocht klaren. Gezamenlijk goed voor 26 duizend gulden.
In 1994 stond er een molen met een vermogen van 80 kilowatt; energiebedrijf NUON kocht de stroom. De bank werd in tien jaar afbetaald. De Feriening Fryske Doarpsmûnen, die negen dorpsmolens verenigt, berekende dat deelnemende dorpen sinds de start ruim een half miljoen euro aan windinkomsten hebben kunnen besteden. Zo kreeg de basisschool van Kubaard een zonneënergiecentrale, werden voorlichtingsbijeenkomsten over energiebesparing georganiseerd, kreeg een muziekvereniging nieuwe instrumenten, de kaatsclub een kaatskanon, de jeugd een honk en een voetbalclub oefengoals.
Ondertussen rolde de samenleving niet bepaald de rode loper uit. Weliswaar verplichtte de rijksoverheid in 2000 energiebedrijven alle windenergie op het net aan te sluiten, maar toen alle boeren met een molen dat als het sein tot opschaling zagen, bleek de bekabeling in Friesland daarvoor onvoldoende. De provincie besloot nieuwbouw van alleenstaande molens te verbieden, waaraan de weerstand tegen het groeiend aantal molens in het landschap niet vreemd geweest zal zijn.
Rustig draaiende wieken
Dorpsmolen Pingjum legde zich hier niet bij neer. Samen met een aantal andere molenbezitters stelde men een gedurfd plan op: twaalf alleenstaande turbines vervangen door een parkje van vier efficiëntere nieuwe, met een gecombineerd vermogen van 8 megawatt, gelijk aan honderd dorpsmolens.
Een enquête wees uit dat tweederde van de Pingjummers inmiddels windenergie had omarmd. Vier omliggende dorpen, die de 78 meter hoge masten goed konden zien, werden over de streep getrokken doordat dorpsmolen Pingjum, die bijna 8 procent van de aandelen in het windmolenpark verwierf, de inkomsten daarvan met hen wilde delen. Men vond een locatie, mooi in lijn met een sloot en de snelweg verderop. De twee boeren-eigenaars verhuurden het land graag, voor 35 duizend euro per jaar. In 2009 werd windpark A7, het sterkste van Friesland, aangesloten op een nieuwe bekabeling.
Jos Duindam rijdt me erheen. Hij kijkt tevreden naar de rustig draaiende wieken. “8 Megawatt betekent op een gemiddelde plek stroom voor vijfduizend huishoudens”, zegt hij, “maar met onze wind zijn het er in een goed jaar tienduizend. Alle huishoudens van Sneek. De aanleg kostte 13 miljoen euro, waarvoor we bij de ING een (inmiddels afgeschafte) groenlening konden afsluiten, en we waren nog net op tijd voor de MEP-subsidie. Dorpsmolen Pingjum verdient nu tussen de 30 en 80 duizend euro per jaar en omdat we alles aan de dorpen geven, betalen we geen belasting.”
Draagvlak
Maar de lat ligt nog hoger. Het Platform Duurzaam Friesland, waarvan De Feriening Fryske Doarpsmûnen lid is, schreef Aanbod 600, een plan waarin het windmolenpark van de provincie Friesland, die streeft naar energieopwekking zonder fossiele brandstoffen in 2020, zodanig wordt geherstructureerd dat tweederde van het huidige aantal molens vier keer zo veel vermogen (600 megawatt) oplevert. “Maar”, zegt Jos, “de provincie wil niet meer dan 400 megawatt en stelt nog maar drie locaties beschikbaar. In onze visie wordt energie verspreid opgewekt. In de provinciale opzet krijg je enorme parken, waarvoor mijns inziens draagvlak ontbreekt.”
We doen een rondje dorp. Waar nu een grote kuil is, staat straks een nieuwe school annex dorpshuis, energieneutraal met warmtepomp, zonnecollectoren en zonnepanelen dankzij de bijdrage van de dorpsmolen. Bij het jeugdhonk heeft iemand een barst in een glazen deur gegooid. “Vandalisme”, zegt Kevin Oudhuis, die een veiligheidscamera onder het dak installeert. “Kunnen we hiervoor een aanvraag bij de dorpsmolen doen?”, vraagt hij aan Jos.
Met het Pingjumse draagvlak zit het wel snor, maar daarvoor bestaan ook andere dan materiële motieven. Jan Ykema, beroemd dorpeling met een Olympische schaatsmedaille in 1988, was aanvankelijk fel tegen de dorpsmolen. “Ik was net makelaar aan het worden, VVD-stemmer en vond dat de hinder onvoldoende was onderzocht”, zegt hij aan de telefoon. “Nu begrijp ik het verhaal erachter, en ik sta anders in het leven. Met die fossiele brandstoffen loopt het de spuigaten uit, we hebben schone energie nodig en zelfvoorzienend zijn geeft een boost.”
“Een ontwikkeling is pas echt duurzaam als die door de bevolking wordt gedragen”, zegt Dorpsbelangvoorzitter Klaas Koornstra aan het eind van de middag, bij een snee suikerbrood aan de grote tafel in de Welstand. “Als een projectontwikkelaar iets begint drijft het op geld, dat ben je zo weer kwijt. Wat we zelf opzetten, dat hebben we.”
Geef een reactie