Filosoof Henk Oosterling schoolt In Rotterdam-Zuid jongeren in judo, koken, tuinieren en ecosofie. Zodat ze een vak leren en opgroeien tot ecosociale burgers. “Ecosociaal betekent dat er geen afval meer is, dus ook geen gemarginaliseerde of uitgesloten mensen.”
“Ik leg momenteel de hand aan mijn nieuwe boek, dan zit ik zo’n flow dat zoiets als scheren er bij inschiet”, zegt Henk Oosterling als ik hem vraag of hij zijn baard laat staan. ECO3: Doendenken luidt de titel van dit in maart te verschijnen boek. Een “reflexief verslag” van de projecten die in de afgelopen jaren door Rotterdam Vakmanstad/Skillcity zijn uitgevoerd, variërend van eco-onderwijs op basisscholen tot een op duurzaamheid gerichte, integrale aanpak van grootstedelijke problemen.
Oosterling is initiator en directeur van Rotterdam Vakmanstad, een functie die hij drie dagen per week combineert met een universitair hoofddocentschap wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. “Slopend is het soms, die beide banen, maar ik zag mezelf niet tot mijn 65ste alleen maar op die maatschappelijk sluimerende universiteit zitten.”
Netwerksamenleving
Denken en doen, dat is de Rotterdammer Oosterling ten voeten uit. Een filosoof die midden in de wereld staat waarop hij reflecteert en waar hij zich bij betrokken voelt. In 2008 ontving hij de Laurenspenning van de stad Rotterdam vanwege zijn verdiensten voor het maatschappelijke en culturele leven in de havenstad. Zo organiseerde hij talloze debatten over politiek, kunst, cultuur en filosofie, en werd hij in 2000 adviseur van Pact op Zuid: een integrale samenwerking tussen gemeente, overheid, wooncorporaties en maatschappelijke organisaties om de sociale problemen in Rotterdam-Zuid aan te pakken. Niet door repressie, zoals het dominante politieke discours voorstond, maar door in te zetten op goed en creatief onderwijs.
In 2004 stelde Oosterling in zijn Rotterdam-lezing dat in de transitie van arbeidersstad naar cultuurstad het vakmanschap is ondergesneeuwd. Veel sociale problemen zijn daarop terug te voeren. Oosterling: “In onze mediale netwerksamenleving zakken veel jongeren door het netwerk heen. Maar iedereen heeft talenten, het gaat er om die via skills aan te spreken en de ruimte te geven, zodat deze jongeren kunnen deelnemen aan onze samenleving en gewoon aan het werk kunnen.”
Oosterling weet waar hij het over heeft. Als jongen uit een arbeidersgezin moest hij vaak hard knokken om via de MULO, HAVO en de pedagogische academie tenslotte in 1996 aan de Erasmus Universiteit cum laude te promoveren in de wijsbegeerte. In de tussenliggende jaren was hij actief in de milieubeweging, gaf hij les op een lagere school, ontwikkelde hij een ecologische methode voor kinderboerderijen en lesmethodes voor Nederlandse gastarbeiders, studeerde hij filosofie en Japans en bekwaamde hij zich in Japan in kendo, een op zelfbeheersing gerichte zwaardvechtkunst. In deze sport werd hij in 1983 Nederlands kampioen en hij werd uiteindelijk coach van het Nederlandse kendoteam.
Samenwerken
Zijn voorliefde voor kendo en andere oosterse vechtsporten, waarin niet het ego maar de relatie tussen individuen centraal staat, heeft ook zijn weerslag in zijn manier van denken. Daarin staat het opheffen, of beter: “deconstrueren” van “schijnbare tegenstellingen” centraal, zoals lichaam-geest, privé-openbaar, individu-samenleving, ecologie-economie.
Ook in zijn nieuwe boek zet Oosterling de aanval in op het denken en spreken in tegenstellingen, het “polemische discours” dat het politieke debat beheerst. “Niet alleen bij de PVV en de Leefbaren hier in Rotterdam, ook bij de VVD en PvdA. Ik probeer dat debat te deconstrueren en het ‘irenische momentum’ te zoeken. Irene betekent vrede, het punt waarop samenwerking gebaseerd is. Samenwerken kan niet vanuit een oorlogszuchtige houding. Dat is samenwerken tegen iets anders, zoals Wilders doet. Dat denken is gebaseerd op individuele identiteit – ‘de Nederlander’ – en die definieer je door anderen uit te sluiten. Het irenisch momentum in daarentegen inclusief, dat sluit niet uit, maar in. Mijn centrale vraag is hoe je door samenwerking de groepen die nu in onze samenleving niet aan bod komen, of zich verzetten, weer bij die samenleving kunt betrekken. Dat doe je door participatie, communicatie en educatie.”
Volgens Oosterling hebben jongeren van zichzelf een natuurlijke nieuwsgierigheid. Die moet je stimuleren. “Het is triest om te zien hoe 8-jarigen zich van de wereld afsluiten door urenlang wezenloos naar een videoscherm te turen. Daar is alle nieuwsgierigheid kapot gemaakt. Door aandacht en concentratie kunnen ze het contact met de omgeving herstellen.”
Skills
‘Niet chillen maar skillen’, luidt daarom het motto van Rotterdam Vakmanstad. Concreet is het project erop gericht om kinderen van 6 tot 18 jaar via goed onderwijs, cursussen en stages ‘skills’ te leren zodat ze als actieve burger kunnen deelnemen aan de maatschappij. Hiervoor wordt samengewerkt met woningbouwcorporaties, scholen, wijkbestuurders en uiteraard ook het bedrijfsleven. “Want die kids moeten tenslotte wel een betaalde baan krijgen.”
Momenteel krijgen 10 tot 14-jarigen daartoe in het Vakhuis drie dagen in de week na schooltijd cursussen techniek, zorg en gezondheid, ICT en cultuur. Volgend jaar moet ook de Vakwerf van start gaan. Bedrijven faciliteren daarin op stages geschraagde productiewerkplaatsen voor jongeren van de bovenbouw van het MBO (15-18 jaar). “Het gaat hier om Duurzaam Vakmanschap”, benadrukt Oosterling. “Duurzaam in de dubbele betekenis van ecologisch en economisch. Dus zowel innovatief vakmanschap in een op duurzaamheid gerichte wereld, als een baan met vooruitzichten en met toekomst voor de jongeren zelf.”
Het Vakhuis en Vakwerf sluiten aan op het programma Fysieke Integriteit dat sinds 2008 wordt gegeven op de openbare basisschool Bloemhof in de gelijknamige wijk in Rotterdam-Zuid. Bloemwijk is een sociaal-economisch zwakke wijk waar 90 procent van de kinderen een interculturele achtergrond heeft. Naast dat kinderen op deze school in huiswerktrajecten extra taal en rekenen krijgen, hebben ze nu vier jaar lang wekelijks 6 uur extra les in judo, koken, tuinieren, natuur- en milieueducatie en filosofie. Een “interventie met eco-sociale inslag” noemt Oosterling het.
Centrale gedachte is dat kinderen pas effectief kunnen deelnemen aan de lessen op school en in de samenleving, als ze goed in hun vel zitten. Oosterling: “Dit betekent onder meer dat ze goed moeten eten, nu zijn ze vaak te dik. Maar om goed te eten moet je weten wat je kiest en wat je eet, dus er moet smaaksensibiliteit ontwikkeld worden. Daarom worden er kooklessen gegeven en is in de school een grote keuken gebouwd. Vier keer in de week eten ruim driehonderd leerlingen daar nu een warme, verse en gezonde maaltijd. Moeders en stagiaires van MBO en HBO helpen bij de verschillende onderdelen van het proces.”
Naast de kooklessen krijgen ze judo. “Want fysiek betekent ook dat je je lichaam snapt, dat je de grenzen van je lichaam leert kennen”, zegt Oosterling. “Dan moet je ook weten wat de grenzen van het lichaam van anderen zijn, er zit ook een sociaal aspect aan het fysieke. Judo is hier uitermate geschikt voor, het is de meest irenische sport. Je beoefent het altijd met anderen en judo is, omdat het gevaarlijk is, ingebed in hele strikte regels. Die regels werken indirect door in het gedrag van kinderen. Dit zie je terug op het schoolplein. Als ze elkaar nu aanraken beginnen ze niet gelijk te roepen: ‘hé joh, blijf met je poten van me af!’, nee ze raken elkaar gewoon aan. Ze mijden niet langer het fysieke contact. Dat is heel belangrijk voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling.”
Wijktuinen
Behalve voor hun eigen fysiek moeten de kinderen ook oog krijgen voor hun fysieke omgeving. Deze is door en door stedelijk, weinig groen, veel auto’s. Niet echt de plek voor een gezonde fysieke ontwikkeling. “Omdat deze kinderen bijna nooit met de natuur in aanraking komen, krijgen ze natuur- en milieuonderwijs en hebben we naast de school drie wijktuinen aangelegd waar ze zelf groenten, fruit en kruiden verbouwen. Door zelf te zaaien, de tuinen te onderhouden en te oogsten ervaren ze zintuiglijk waar hun eten vandaan komt en krijgen ze ook oog voor het cyclische van de seizoenen, een cruciaal ecosociaal besef.”
Ook krijgen de kinderen filosofielessen waarin ze leren luisteren en argumenteren in plaats van primair reageren. “Ze leren elkaar hierdoor beter begrijpen, filosofie is een relationeel spel. Evenals bij judo moeten ze leren in de situatie te gaan staan, in plaats van in de aanval of de verdediging te schieten.” Om het “irenisch momentum” vrij te maken krijgen ze tijdens de filosofielessen ook vredeslessen of conflictbeheersing en ecologielessen waarin hun eigen ervaringen verbonden worden met grotere onderwerpen als luchtvervuiling, het klimaatprobleem en voedselvraagstuk. Zo wordt volgens Oosterling “in deze drietrapsraket filosofie tenslotte ecosofie.”
Vette zooi
Het project Fysieke Integriteit op de Bloemhof loopt nu ruim vier jaar en is wetenschappelijk gemonitord door het Verwey-Jonker instituut. De resultaten zijn positief. De kinderen die vier jaar geleden zijn begonnen, blijken sociaal-emotioneel enorm gegroeid. Ze zijn veel rustiger dan op andere scholen in de buurt en staan veel evenwichtiger op hun benen. Cognitief hebben ze ook stappen gemaakt. Na een enorme achterstand scoren de leerlingen van de Bloemhof met de Cito-toetsen nu 3 punten boven het landelijk gemiddelde.
Wel zijn ze vaak nog steeds te dik. Oosterling: “Ze worden dus thuis nog steeds volgestopt met zoete en vette zooi. Daarom zijn we nu met de ouders bezig, middels wijkdiners met diëtistes. Je moet opschakelen. Van de school naar het gezin en de dan de wijk in en tenslotte naar de stad. Maar dat kunnen wij niet zelf, voor ons is een stadsdeel of deelgemeente de maximale schaal.”
De vele verzoeken die Rotterdam Vakmanstad krijgt uit andere steden moet ze daarom afslaan. In Rotterdam worden inmiddels op andere scholen in de wijken Feijenoord en Charlois wel soortgelijke programma’s gedraaid. Ook zijn er samenwerkingsverbanden met scholen in Griekenland, Canada, Mexico en Brazilië. Daar worden de ideeën ook in de praktijk gebracht. “Nooit helemaal hetzelfde”, benadrukt Oosterling, “want er bestaat geen blauwdruk, geen vaste methodiek. De context is belangrijk dus moet je fysieke integriteit voortdurend opnieuw definiëren. En je hebt altijd met weerstanden en verschillende partijen te maken. Een school en de leraren moeten het wel willen. Anders wordt het niks.”
Rotterdam Vakmanstad heeft nu acht coördinatoren. “Die doen alles. Ze sluiten coalities, geven lezingen, maar staan ook voor de klas, halen de kinderen van school, ruimen de judomatten op. Het is mentaal, fysiek en sociaal, ook voor onszelf. Als je niet bereid bent om uien te schillen, word je niet aangenomen. En je moet kunnen denken. Doendenken, woorden als daden.”
Doendenken
ECO3 Doendenken noemt Oosterling deze manier van denken in zijn nieuwe boek. “Deze drievoudige ecologie omvat zowel een milieutechnisch aspect, als sociale netwerken en mentale structuren. We moeten van CO2 naar ECO3. De vraag is niet alleen hoe we minder CO2 kunnen uitstoten, maar ook hoe we ecosociaal kunnen samenleven.”
Daarbij moeten we ons volgens hem wel realiseren dat onze sociale relaties door en door ‘gemedieerd’ zijn: bijna al onze relaties verlopen via media. Oosterling: “Dat heeft grote fysieke, sociale en mentale implicaties, maar daar denken we nooit goed over na. Neem een smartphone. Fysiek is het gewoon een apparaatje. Maar om het te maken heb je goud en palladium nodig. Dat zijn schaarse grondstoffen waarvoor legers in Afrika elkaar uitmoorden. Het maken van dat apparaat kent dus ook een sociaal-politiek aspect. Tegelijkertijd verandert het je denken: zittend in de auto navigerend op je TomTom naar Nergenshuizen praat je met iemand in Zuid-Afrika over een zakelijke deal in China. Dat is een mentaal heel vreemde constructie. Wij denken wel dat wij autonome individuen zijn die middels onze media de wereld besturen, maar in werkelijkheid zijn we knooppunten in globale en lokale netwerken. Niks autonoom, dat besef je ook direct als je je smartphone een dag kwijt bent. Dan merk je pas hoe je wordt geleefd door dat ding en er nagenoeg volledig van afhankelijk bent. Fysiek, sociaal en mentaal schuiven in een mobieltje in elkaar.”
Ecosociaal
Volgens Oosterling is dat niet erg, maar door wat hij noemt “de polemische constructie van het autonome individu” ontbreekt het ons aan interesse, aan een besef van een gemedieerde betrokkenheid bij iedereen. “Die betrokkenheid is cruciaal maar dat begrijpen we niet. Daarom nemen we er geen verantwoording voor en maken we geen keuzes. Laten we onze auto staan? Gaan we wel of niet met het vliegtuig op vakantie? Met welk medium gaan we energie opwekken? Pas als we die vragen stellen wordt de interesse ecosociaal.”
Om dit te verduidelijken wijst hij op de cradle-to-cradle stoelen waarop we zitten. “Die zijn ecologisch omdat het geen afval meer produceert, afval is in deze productiewijze immers de grondstof voor een nieuw product. Maar als deze productiewijze creëert dat mensen uitgesloten worden, bijvoorbeeld omdat de stoelen te duur zijn, dan is het niet integraal cyclisch, niet ecosociaal. Dan is het niet genoeg doordacht omdat het op het sociaal-politiek vlak wel ‘afval’, dat wil zeggen uitsluiting, produceert. ECO3 betekent dat er op geen enkel vlak afval moet zijn. Ook niet op sociaal niveau. Er bestaan geen illegalen, geen gemarginaliseerde of uitgesloten mensen. Je hoort er gewoon bij. Afval is materiaal dat op het verkeerde moment op de verkeerde plek ligt. Als je tijdruimte contextueel maakt is er nooit afval. Dan past alles wel op een bepaalde manier in het geheel, dan is het ecosociaal. Maar dat blijft maatwerk. Je moet dus altijd alle drie de aspecten – mentaal, sociaal en fysiek – in hun cyclische verwevenheid of interesse in elkaar denken. Dan komen we langzaam bij een integrale visie op duurzaamheid.”
Geef een reactie