Polen is wat energie betreft zo zwart als roet, kolen zijn er heilig. Daar hebben ze niet alleen zichzelf mee, maar ook de rest van Europa. Want waarom zou Nederland schoner worden als Polen niet meedoet? Maar kolen zijn er te diep verankerd in de cultuur. Down to Earth gaat op stap met een rathole miner om te begrijpen waarom.
Het sluiten van kolencentrales is duur. Dat argument had Mark Rutte kunnen gebruiken toen Gert-Jan Segers hem in het defensief dwong tijdens het slotdebat van de verkiezingen. Maar hij zei iets anders: “Als Nederland nieuwe kolencentrales sluit, gaan in Polen de walmende bruinkoolcentrales open. Je kunt geen hek in de lucht plaatsen.”
Tijdens de campagne vielen de ChristenUnie en GroenLinks hem keihard aan, met vijf kolencentrales als munitie. Klaver vond het ‘bizar’ dat Rutte die wilde openhouden en Segers zei dat de transitie naar schone energie ‘met de VVD niet lukt’.
Rutte heeft met Polen een prima alibi. Het is schrijnend hoe één dissidente EU-partner ons klimaatbeleid kan beïnvloeden. In Brussel probeert Polen actief progressief beleid te dwarsbomen. De schuldige daarvoor wordt vaak gevonden in de huidige regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid, maar dat is te kortzichtig. Ook toen Donald Tusk – van Burgerplatform – nog premier was, drukte hij investeringen in onrendabele kolencentrales door. Er speelt dus meer.
Goud
We reizen af naar Polen en beginnen in Wałbrzych, het voormalige Waldenburg. Roman Janiszek (54) staat op het punt om een zwart gat in te duiken. Hij durft niet. Iets verderop staat een zonderlinge man op dezelfde heuvel, omringd door weilanden en bos. De man tuurt in onze richting. Een agent, zegt Janiszek.
Op deze plek graven mannen uit het dorp dagelijks naar ‘zwart goud’. Janiszek is hun mentor. Hij pakt wat blokjes kool van de grond, het antraciet hier is “de beste kool van Europa”. Voor hem zijn kolen een wonder der natuur. “Hoor je dit?” Hij slaat twee blokjes tegen elkaar. Het hoge geluid betekent dat er veel metaalsoorten in voorkomen.
Als jongeman werkte Janiszek in de mijnen. Dat was een trotse baan. Op het hoogtepunt haalden ze meer dan tweehonderd miljoen ton steenkool per jaar naar boven. Ze hadden nette uniformen en werden goed betaald, naar de maatstaven van die tijd. Het was 1979. Janiszek denkt er vaak aan terug. De mijnen sloten in 1990 omdat ze niet rendabel waren. Duizenden arbeiders stonden op straat. Ze begonnen zelf maar te graven – iets dat ‘rathole mining‘ wordt genoemd. Al snel ontstond een gangenstelsel dat tot op de dag van vandaag wordt gebruikt als privémijn, meestal ’s nachts, uit het zicht van de politie. En illegaal.
’s Nachts daalt een geelbruinige deken van smog over de stad, dan blijft iedereen binnen. Ramen en deuren zijn bij voorkeur gesloten. Wie een avondwandeling maakt, krijgt rode ogen en een kleffe mond. Dat komt omdat de mensen van Wałbrzych hun huis verwarmen met kolen uit eigen ‘tuin’. Alle houtskool belandt op de zwarte markt. Handelaren verdienen een geschatte 10.000 zloty per maand – dubbel modaal. Dat de regering geen interesse heeft, snapt Janiszek niet. Hij vindt de beslissing om de mijn te sluiten “idiotyczne”.
DoorbraakDag
Polen lééft van kool. Polen heeft de grootste kolencentrale van Europa en is nummer 2 op de lijst Europese landen met de hoogste CO2-uitstoot in de energiesector. Tegelijk sterven jaarlijks 47 duizend mensen te vroeg aan luchtvervuiling. Krakau geldt als het ‘Peking van Europa’, Warschau komt in de buurt.
Steen- en bruinkool zijn samen verantwoordelijk voor 81 procent van de elektriciteitsvoorziening en 51 procent van de totale energiestroom. Dat eerste percentage lag vroeger op 97 procent. Eigenlijk is er dus veel veranderd in slechts drie decennia, want na de val van het communisme kreeg die grootse mijnensector een grote klap. Dat vinden de mijnwerkers ook. Hun sector heeft al grote concessies gedaan. Ze zien zichzelf als slachtoffer, niet als boosdoener.
Veel mijnen, waaronder die van Wałbrzych, zijn in de jaren ’90 gesloten. Nu probeert Polen zoveel mogelijk van de zestien overgebleven mijnen open te houden. Ze geven nog werk aan negentigduizend arbeiders, en nog eens driehonderdduizend banen zijn zijdelings afhankelijk van de mijnen. In sommige dorpjes is de mijnbouwsector de enige vorm van werk. Politieke ingrepen in de sector hebben daardoor ‘een grote regionale impact’, zoals International Energy Agency (IEA) in een rapport schrijft, en liggen gevoelig.
Het is een understatement. De Recht en Rechtvaardigheidpartij maakte er tijdens de laatste verkiezingen een campagnethema van om de Poolse mijnbouwindustrie te ‘redden’. Toen ze ging regeren, nam een nieuw staatsbedrijf elf noodlijdende mijnen over. “DoorbraakDag voor de Poolse mijnensector”, twitterde premier Szydło. De mijnensector is onrendabel, maar belofte maakt schuld.
Obsessie
Nog meer dan vanuit electorale overwegingen komt de Poolse kolenliefde voort uit een nationaal-patriottisch sentiment. Polen had decennialang geen staat. Het werd overheerst door de Sovjet-Unie, door de Pruisen, door de Oostenrijkers. “Het concept van territoriale verdediging zit diep in onze identiteit”, zegt hoogleraar politicologie Radosław Markowski. “Dat zie je terug in het beleid van deze regering. De banken en nutsbedrijven worden genationaliseerd. Alles moet Pools zijn. Grond en energie ook.”
Omdat Polen geen gas of olie heeft, blijven de kolenvoorraden over. Die zal het land met hand en tand verdedigen. De cijfers bevestigen die nadruk op zelfredzaamheid. Polen is voor slechts 28,6 procent afhankelijk van energie-import, terwijl het Europese gemiddelde op 53 procent ligt. Markowski noemt de nadruk op energiezekerheid “een obsessie”.
Zowel de mijnen als de centrales zijn in handen van de staat. Dat is nog een reden voor het conservatisme. “De overheid wil geen duizenden mensen ontslaan”, zegt Joanna Flisowska, kolenspecialist van Climate Action Network Europe. Wat ook meespeelt: het culturele aspect. Vroeger werkten er driehonderdduizend mensen in de mijnen. Het is onderdeel van de nationale identiteit, of zoals Flisowska het noemt “een stukje Poolse traditie”.
Duurzame kolen
Over duurzame energie wordt bijna niet gesproken, ook niet door hoogleraar Wojciech Suwała. Hij werkt op de afdeling ‘duurzame energie’ van de Universiteit van Wetenschap en Technologie in Krakau. Suwała houdt zich niet bezig met windmolens of zonnepanelen maar werkt aan een project om de uitstoot van kolencentrales te verminderen.
Hij noemt de tijd tot 2030 een “overgangsfase” waarin het schoner maken van kolencentrales de “goedkoopste optie” is. Daarna zal het land toegroeien naar een mix van gas, olie en nucleaire energie, gecombineerd met oude kolen. En écht schone energie? Volgens Suwała is dat geen optie. “We hebben op weinig plaatsen harde wind. En de zon schijnt bijvoorbeeld geen tweehonderd dagen per jaar.” Suwałas afdeling ‘duurzame energie’ valt onder het departement ‘mijnbouw en metaaltechniek’.
Over drie jaar moet het aandeel van duurzame energie in Polen op 15 procent liggen. Die doelstelling heeft de Europese Commissie berekend op basis van startpunt en haalbaarheid. “De Europese Commissie geeft dus zelf toe dat wij weinig mogelijkheden voor duurzame energie hebben”, zegt Suwała over het lage streefpercentage.
Experts wijzen ook naar de vakbonden. Die zijn machtig in het land waar de beweging Solidarnosc, begonnen als vakbond, een goddelijke status geniet. “Je moet niet tegen hun verwachtingen ingaan”, zegt Suwała. Zeker regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid moet dat niet wagen, want die werpt zich juist op als redder van de mijnen.
Onwil
De Polen zijn afhankelijk van kolen. Dat ze ook weinig mogelijkheden hebben voor andere soorten energie, valt enigszins te onderbouwen. Maar afgelopen mei werden investeerders in windenergie verrast door een nieuwe ‘windwet’. Die bepaalt dat nieuwe windmolens op een afstand van bewoonde huizen moeten staan die groter is dan tien keer de eigen lengte. Volgens de Poolse Windorganisatie zal daarmee plots 99 procent van de Poolse grond ongeschikt worden. Daarnaast werden de belastingen op windparken verviervoudigd. Het argument dat er ‘weinig harde wind’ waait in Polen klinkt met zulke wetten weinig overtuigend. Het getuigt meer van onwil.
Biomassa dan? Sinds 2005 ziet de Poolse overheid het bijstoken van biomassa als ‘groene energie’. Er worden groene certificaten uitgevaardigd die kolencentrales kunnen verkopen aan energieaanbieders. “Het was enorm makkelijk voor kolencentrales om wat biomassa toe te voegen”, zegt Magdalena Zowsik van Greenpeace, “en daarmee geld te verdienen.” Omdat het aanbod van certificaten groter is dan de vraag, zijn centrales niet erg enthousiast. Dat is problematisch voor een overheid die wil pochen met ‘groene’ energie. Daarom zijn de eisen versoepeld: sinds afgelopen juli hoeft het aandeel biomassa nog maar 15 in plaats van 20 procent te zijn. “Maar dit systeem helpt ons niet vooruit”, zegt Zowsik. “85 procent blijft steenkool, en dat verbranden is niet groen. Ook niet met biomassa.” Ze noemt het verkapte staatssteun. Directe staatssteun is er ook: zowel de mijnensector als de energiebranche kregen de eerste twaalf jaar van deze eeuw elk 16 miljard euro.
Weemoed
Terug in Wałbrzych heeft Roman het niet aangedurfd. We besluiten de volgende dag terug te gaan. Het is zes uur ’s ochtends en onze ploeg is drie man sterk. De eerste hakt, de tweede haalt de kolen omhoog en Roman coördineert.
Van de zakken mogen we geen foto’s maken. Als ze door een handelaar worden opgehaald, geldt hetzelfde protocol. Roman wijst: die constructie van de mijnen, met houten balken gestut, is net als vroeger in driehoeken. Mooi hè?
Steeds als Roman praat, klinkt de weemoed in zijn stem. Hij lijkt te zijn blijven hangen in het verleden. Als bijbaantje werkt hij in het museum, en hij heeft de Vereniging voor Mijnwerkers opgezet. “Ze moeten onze uniformen aan kinderen laten zien. Ze moeten begrijpen dat Wałbrzych het economische hart van Polen was. We moeten onze geschiedenis, met mijnen van vijfhonderd jaar oud, in leven houden. Dat is onze taak. Wij zijn de laatste mijnwerkers hier.”
Rug naar de toekomst
De gedachtewereld van Roman staat symbool voor zijn regering: rug naar de toekomst, blik op vroeger. De Poolse minister voor Energie staat voor een zware taak. Driekwart van de kolencentrales is ouder dan 26 jaar. Ze zijn inefficiënt en vervuilend en moeten gesloten worden. De regering kiest niet voor alternatieven, maar voor een strategie van ‘schone’ kolen.
Echt schone energie blijft dus uit. Deze Poolse regering wordt omschreven als ‘reactionair’ en dat klopt. Maar daar ligt het probleem niet. Ook de vorige regering was weinig milieuvriendelijk – minder nog dan de energiesector. Vlak voor de verkiezingen werd de Raad van Bestuur van energiebedrijf Tauron vervangen, omdat zij weigerde een noodlijdende mijn op te kopen. Dat moest en zou gebeuren, want er stonden banen op het spel. De nieuwe Raad was binnen een week akkoord met de aankoop van de mijn.
Ook Donald Tusk, momenteel voorzitter van de Europese Raad, haalde zo’n trucje uit. Als premier van Polen morrelde hij in 2013 aan de Raad van Bestuur van energiebedrijf PGE. De CEO van dat bedrijf, Krzysztof Kilian, werd ontslagen. Kilian had zich verzet tegen de uitbreiding van een kolencentrale in Opole omdat die niet winstgevend was. Inmiddels wordt aan uitbreiding gewerkt. De Poolse kolenliefde lijkt niet per se een economisch motief te hebben. Het is ook een sociaal-maatschappelijke en strategische keuze.
Laagste trede
Ook in Brussel ageert Polen tegen klimaatwetgeving. Het land probeert nu de nieuwe Effort Sharing Regulation af te zwakken. Dat is een wet die zestig procent van alle broeikasgassen omlaag moet brengen voor ‘Parijs’. Lobbygroep Carbon Market Watch maakte een ranglijst van landen op basis van de eisen die ze willen stellen aan de wet. Polen werd laatste. “Wat Polen fout doet? Eigenlijk alles”, zegt Femke de Jong, directeur voor EU-beleid bij Carbon Market Watch.
Volgens De Jong heeft het land steevast een negatieve invloed op de onderhandelingen, maar het raakt redelijk geïsoleerd. Het kan bijvoorbeeld niet voorkomen dat het emissiehandelssysteem, waarin bedrijven certificaten voor CO2-uitstoot kunnen kopen, op de schop gaat. Nu krijgen arme landen subsidie voor de transitie naar duurzame energie. Polen krijgt het grootste gedeelte: 7.5 miljoen.
Daarvan vloeit 82 procent naar de kolensector. Warschau vindt dat het geld goed gebruikt wordt om innovaties te betalen die de uitstoot verminderen. Belachelijk, zeggen critici. Volgens hen is het grof misbruik: het ‘artikel 10c’ is bedoeld om een transitie naar schone energie te maken, niet om de kolensector te steunen. Ondanks de tegenstand van Polen zal het ‘misbruik’ binnenkort onmogelijk worden. De laatste onderhandelingen daavoor binnen de EU zijn gaande.
Rutte en Roman
Wat met het nieuwe systeem ook verandert, is de geldigheid van het argument van Rutte. Nu kunnen de emissierechten die vrijkomen als Nederland kolencentrales sluit, terechtkomen bij de Poolse concurrenten – de ‘walmende bruinkoolcentrales’ waar Rutte op doelde. Maar dat gaat veranderen. Straks zullen de Nederlandse rechten in een soort reservepotje terechtkomen en uiteindelijk uit het systeem worden verwijderd. “Het sluiten van kolencentrales in Nederland leidt dan wel degelijk tot een lagere CO2-uitstoot in Europa”, concludeert Femke de Jong. Ze hoopt dat Nederland een voortrekkersrol gaat spelen. Misschien dat ook de Polen daarop moeten hopen, aangezien er van de eigen regering weinig te verwachten valt.
Roman Janiszek zal het een worst wezen. Hij kijkt uit over Wałbrzych vanaf de heuvel. In de verte zien we rookpluimen. Het is een mooi gezicht, zeker in de avondzon. Wałbrzych staat symbool voor de vervallen Poolse mijnensector, maar is tegelijkertijd het mooiste voorbeeld van de kolenliefde van Polen die nog steeds voortduurt – bij de inwoners dan, want de politiek is het stadje vergeten, zo voelt men hier.
Later die avond eten we pizza in het centrum. Als we teruggaan naar huis, bij het vallen van de nacht, ligt de gelige deken weer over de stad. Het is koud. Iedere kachel brandt nu voluit. De ogen lopen rood aan. We kuchen. Maar Roman lijkt onaangedaan. Smog? Hij haalt z’n schouders op. Zo is het altijd geweest.
Peter du Marchie van Voorthuysen zegt
“Ze moeten begrijpen dat Wałbrzych het economische hart van Polen was. We moeten onze geschiedenis, met mijnen van vijfhonderd jaar oud, in leven houden. Dat is onze taak. Wij zijn de laatste mijnwerkers hier.”
Tot 1945 heette Wałbrzych Waldenburg en was het ethnisch en staatkundig Duits…