In West-Papoea wordt tropisch regenwoud gekapt voor palmolieplantages, mijnbouw en ‘transmigrasi’. Een delegatie van vier vrouwen reisde naar Nederland, België en Duitsland om aandacht te vragen voor de vernieling. “De machines van de palmoliebedrijven staan letterlijk in mijn achtertuin.”
Het is een zonnige zaterdagmiddag als vier vrouwenactivisten uit West-Papoea aankomen bij het Haagse museum Sophiahof. Het museum organiseert een ‘Roemah Papoea’ bijeenkomst, een maandelijks terugkerend evenement waarbij de verhalen uit West-Papoea centraal staan. De middag begint met familieverhalen van Nederlandse Papoea’s van de eerste, tweede en derde generatie. Over het leven in West-Papoea, vluchten naar Nederland en het opbouwen van een nieuw bestaan. Naast het podium hangt een landkaart waar tussendoor af en toe naar verwezen wordt. Op lage tafels met batikkleden staan schoteltjes met spekkoek.
Betty Ireeuw Kaisiëpo kwam in 1958 vanuit – toen nog – Nieuw Guinea naar Nederland. “In mijn 60 jaar in Nederland heb ik voortdurend gedemonstreerd, brieven geschreven en vragen gesteld aan de Tweede Kamer over de situatie in West-Papoea”, zegt Kaisiëpo. “De vier vrouwen die we vandaag gaan horen, voeren in wezen nog altijd dezelfde strijd. Tegen landroof, voor natuurbehoud en voor vrouwenrechten.”
Applaus
Na de pauze nemen mensenrechtenactiviste Magdalena Kafiar, journalist Natalia Yewen en gemeenschapsleiders Veronika Manimbu en Rosita Tecuari het woord. Zij kwamen op initiatief van Stichting Solidariteit met Papua naar Nederland om aandacht te vragen voor de gevolgen van ontbossing en landroof voor henzelf, hun families en het klimaat. Deze gevolgen zijn opgetekend in het onderzoek All the Birds are Gone: Indigenous Women Speak Out Against Forest Loss in West-Papua. Aan de hand van interviews met honderd vrouwen brengt het onderzoekde ecologische crisis en de mensenrechtenschendingen in West-Papoea in beeld, en de manier waarop vrouwen zich daartegen verzetten.
De ontmoeting in het Haagse museum is een van de vele stops die de vrouwen maken tijdens hun campagne tegen ontbossing in West-Papoea. Hun 3 weken durende tour door Europa bracht hen naar het Europees Parlement in Brussel, het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, Greenpeace, Milieudefensie en Unesco – en ze hebben ook nog een vijfdaags programma in Duitsland achter de rug. Toch is van vermoeidheid weinig te merken. Rosita Tecuari, vertegenwoordiger van een groep vrouwen uit haar regio die zich verzet tegen landroof, benadrukt de verbondenheid tussen alle vrouwen in de zaal. “Of je nu in Nederland woont of in West-Papoea, we moeten als vrouwen opstaan in ons verzet tegen landroof en ontbossing!” Na haar woorden barst het applaus los, nog voordat de tolk de kans heeft om haar woorden naar het Nederlands te vertalen.
Vies water
Journalist Natalia Yewen groeide op in de stad Sorong op Papoea. Tijdens haar studie in Jakarta werd zij zich bewust van de landroof en mensenrechtenschendingen in Papoea, en nu werkt ze bij een ngo die de rechten van inheemse volken wil versterken. “Twee of drie regio’s in Papoea hebben die rechten nu wel gereguleerd, maar de implementatie is lastig. Als er bijvoorbeeld vergunningen voor palmolieplantages worden ingetrokken, klagen bedrijven de Indonesische overheid aan, omdat dit in strijd zou zijn met wetgeving uit Jakarta.” In haar thuisstad Sorong ziet ze ondertussen de veranderingen. “We kunnen het weer niet goed meer voorspellen en het water is vies.”
Hoewel ze een beetje verdrietig wordt van sommige objecten in het museum – “Die horen niet hier, maar in Papoea en op andere plekken zoals Suriname” – is ze blij hier haar verhaal te kunnen delen. Zo hoopt ze op meer bekendheid over de situatie in haar thuisland en meer kritische vragen over bijvoorbeeld investeringen van pensioenfonds ABP in de palmoliesector op Papoea. Zeker vanuit Nederland. “De Nederlandse overheid heeft een geschiedenis met Papoea en dus ook een verantwoordelijkheid.”
All the birds are gone
Het onderzoek naar de gevolgen van ontbossing en landroof voor West-Papoea is een initiatief van de Papuan Women’s Working Group (PWG), opgericht door onder meer Asia Justice and Rights (AJAR). De Europese campagne tegen ontbossing was een initiatief van Stichting Solidariteit met Papua en Pusaka (Jakarta).
Paradijsvogel
In het gebied van de Grime-vallei is zó veel regenwoud gekapt, vertelt Tecuari, dat de paradijsvogel er vrijwel verdwenen is. Een van de grootste regenwouden ter wereld wordt niet alleen gekapt om palmolieplantages aan te leggen, maar ook om Indonesiërs uit dichtbevolkte provincies te vestigen. Deze ‘transmigrasi’ was tijdens de Nederlandse overheersing van Indonesië al een middel om de groeiende bevolking te verdelen over de kolonie. Tegelijkertijd konden zo arbeidskrachten worden aangevoerd om de natuurlijke rijkdommen van onder meer goud en hardhout te ontginnen.
“De mensen weten vaak pas dat hun grond niet meer van hen is als het kappen al begint”, zegt Tecuari. Haar vrouwenbeweging legt zich dan ook allereerst toe op goede voorlichting. Dat activisme is niet zonder risico, merkt een van de aanwezigen op. Oorspronkelijke gemeenschappen uit West-Papoea die opkomen voor hun rechten, lopen het gevaar beschuldigd te worden van separatisme.
Dominee voor vrouwenzaken
Tecuari en haar vrouwenbeweging werken nauw samen met de volgende spreker, Magdalena Kafiar, dominee en mensenrechtenverdediger uit de provinciehoofdstad Jayapura. Kafiar heeft namens de kerk meegeschreven aan het onderzoek All the Birds are Gone, en houdt zich binnen de kerkelijke afdeling ‘rechtvaardigheid, vrede en integriteit van de schepping’ bezig met vrouwenzaken. Zij vertelt hoe de Indonesische regering de schijn probeert op te houden dat de oorspronkelijke bevolking van West-Papoea zelf ook zal profiteren van de plantages waarvoor zij moeten wijken. Contracten blijken ondertekend door kinderen of mensen die al overleden zijn. Van beloftes dat de oorspronkelijke bevolking toegang tot onderwijs en gezondheidszorg zou krijgen in ruil voor hun land, komt niets terecht.
Van alle problemen in West-Papoea is landroof het meest urgent, vertelt Kafiar. “Wij leven met en van ons land. Als ons dat wordt afgenomen, zullen wij sterven.” Kort na terugkeer in West-Papoea maakt ze tijd om via Zoom met ons terug te blikken op het onderzoek en de gesprekken die ze heeft gevoerd in Europa.
Hoe heeft u de reis door Europa ervaren?
“De trip was het einde van een lange weg die we met het onderzoek All the Birds are Gone hebben afgelegd. Het doet ons goed om vrienden en organisaties te spreken die zich ook zorgen maken over de situatie in West-Papoea. Nu is het zaak dat het hier niet bij blijft en dat we deze netwerken kunnen uitbreiden en verstevigen. We hopen dat mensen geraakt zijn door wat ze hebben geleerd over de gevolgen van ontbossing en landroof in West-Papoea voor inheemse vrouwen. Want dat blijkt uit ons onderzoek: hoe onmisbaar hun rol is voor het behoud van het tropisch regenwoud. De interviews met honderd vrouwen laten zien dat de zorg voor het woud voornamelijk bij hen ligt. Het zijn de vrouwen die verantwoordelijk zijn voor de oogst, die de medicijnen uit het woud halen. Zij zijn het meest verbonden met het woud. Des te schrijnender is het dat juist zij niet worden gehoord wanneer er beslissingen over hun land worden genomen. De meeste inheemse gemeenschappen van West-Papoea zijn patriarchaal: eigendomsrechten worden traditioneel aan de man toegekend. Zij hebben dus niet alleen als Papoea te maken met racisme en geweld van de Indonesische regering en het verlies van het land waar ze voor hun levensonderhoud van afhankelijk zijn. Daarbovenop worden ze ook nog gediscrimineerd als vrouw.”
Op het programma stonden ook gesprekken met beleidsmakers, waaronder het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Europees Parlement. Hebben die gesprekken tot concrete resultaten geleid?
“In Brussel hebben we vooral gesproken over de hervorming van het corporate sustainability due diligence-beleid waar het Europees Parlement nu mee bezig is. Dat wil zeggen: beleid dat ondernemingen een zorgvuldigheidsplicht oplegt waar het mensenrechten en milieu betreft. Met een adequaat beleid kunnen bedrijven die grondstoffen of producten leveren aan Europa verantwoordelijk gehouden worden voor de handhaving van mensenrechten en milieumisstanden in hun toeleveringsketen. De nu besproken hervormingen moeten er onder andere toe bijdragen dat de oorspronkelijke bevolking betrokken wordt bij het evalueren van zo’n toeleveringsketen. We hopen natuurlijk hand in hand te gaan met Nederland, om samen oog te houden op dit hervormingsproces. Zodat het binnen afzienbare tijd ook effect zal hebben.”
U heeft het over ‘hand in hand gaan met Nederland’ in de strijd tegen landroof. Tot 1962 was Nederland zelf nog de kolonisator. Kun je Nederland dan wel als bondgenoot beschouwen?
“Natuurlijk confronteert de geschiedenis ons met een dilemma. Indonesië kopieert methodes van Nederland, dat hier eveneens regenwoud kapte om plantages aan te leggen en op grote schaal voedsel te produceren. Maar na de annexatie door Indonesië is de situatie voor Papoea’s er niet beter op geworden. Wij zien nu dat Indonesië ons land uitbuit. Zij geven niet om de oorspronkelijke bewoners maar alleen om de winning van natuurlijke grondstoffen en de plantages. De Indonesische regering heeft bovendien geen enkel inzicht in de gevolgen van wat ze aan het doen zijn. Nederland heeft als voormalig kolonisator een aandeel gehad in het ontstaan van de huidige sociaal-politieke realiteit in West-Papoea, de landroof en mensenrechtenschendingen die daar plaatsvinden. We vragen de hele internationale gemeenschap om steun, maar Nederland staat wel bovenaan ons lobbylijstje. In de hoop een morele verantwoordelijkheid terug te kunnen brengen.”
Wat zouden we vanuit Nederland kunnen doen?
“We weten allemaal dat Nederland een diplomatieke band met Indonesië onderhoudt. We hopen dat Nederland de Indonesische regering onder druk zal zetten en aan zal spreken op haar gedrag in West-Papoea. Om in plaats van een strategie die draait om militarisatie en geweld over te gaan op een vreedzame dialoog met de Papoea’s. De oorspronkelijke gemeenschap en in het bijzonder de vrouwen moeten een kans krijgen hun capaciteiten te ontwikkelen en toegang te krijgen tot onderwijs, om de grassroots-initiatieven beter te ontwikkelen, hun weerbaarheid te vergroten. Papoea’s hebben zich nooit verzet tegen ontwikkeling, maar we willen ontwikkeling waarin wij zelf de hoofdrol hebben. Daarbij is de steun van Nederland niet alleen een kwestie van morele verantwoordelijkheid. In de strijd tegen klimaatverandering is het behoud van het regenwoud van West-Papoea in het belang van ons allemaal.”
ABP: stop ontbossing!
Het Nederlandse pensioenfonds ABP investeert nog altijd in bedrijven die verantwoordelijk zijn voor ontbossing en mensenrechtenschendingen. In 2022 zijn dat minstens 27 bedrijven uit sectoren met ‘ontbossingsrisico’: rundvlees, palmolie, soja, rubber, papier en pulp. Een aantal van die bedrijven is ook actief in West-Papoea, waaronder de Salim Groep. Dat bedrijf is eigendom van de op vier na rijkste man van Indonesië en bezit een groot aantal controversiële palmolieplantages die voor grootschalige ontbossing hebben gezorgd. Bovendien heeft Indofood, een dochteronderneming van Salim, zich in 2019 na beschuldigingen van kinderarbeid en schendingen van arbeidsrechten teruggetrokken uit de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), een organisatie die zich – met overigens zeer magere resultaten – inzet voor certificering van duurzame palmolie. De Rabobank besloot daarop de geldkraan dicht te draaien, maar het ABP investeert nog steeds volop in Indofood. Tijdens hun bezoek aan Nederland riepen Veronika Manimbu en Natalia Yewen het ABP op om te stoppen met het financieren van bedrijven als de Salim Groep.
Ad Plante zegt
Ik ben momenteel bezig om een nieuwe site te maken voor Stichting Rajori, hier krijgt ook het onderwerp “Mens en Milieu” een centrale plaats, om het verhaal ook te visualiseren verzoek ik u om toestemming om de grote foto boven uw verhaal te mogen gebruiken.
Op de huidige site staat dit nog niet