Dankzij de financiële crisis ontstaan overal lokale munten. Deze gemeenschapsmunten kunnen duurzaamheid een impuls geven. “Het is een oplossing die je Griekenland zou toewensen.”
Het huidige financiële systeem kraakt in haar voegen. Europese landen kunnen steeds moeilijker aan kredieten komen om hun tekorten te dekken, banken vertrouwen elkaar niet meer en houden hun geld in kas. Een wereldwijde recessie dreigt en is in een aantal regio’s al ingezet. Europese regeringsleiders hollen van topconferentie naar crisisoverleg om het bankroet van lidstaten te voorkomen en de euro te redden. Maar is het systeem wel te redden en is het wenselijk?
Henk van Arkel denkt van niet. Als directeur van de milieuorganisatie Aktie Strohalm constateerde hij in de jaren zeventig al dat een financieel systeem waarin particuliere banken onbeperkt geld kunnen scheppen onhoudbaar is. Door de rente die ze hiervoor ontvangen, is er een constante stroom geld van arm naar rijk, van mensen die geen geld hebben naar mensen en instellingen met vermogen. Dan is het belangrijk wat die rijken met dat geld doen. Lange tijd hebben zij dit productief aangewend. Het werd geïnvesteerd in nieuwe producten en diensten waardoor de koopkrachtige vraag toenam.
Het probleem ontstaat volgens Van Arkel als in de jaren 80 en 90 vrijwel alle beperkingen op het creëren van geld door particuliere banken en andere instellingen opgeheven worden. “Maar je kunt niet onbeperkt geld en dus nieuwe schuldtitels verzinnen, de aarde is eindig. Door intellectuele eigendomsrechten, imago’s, en privatiseringen van publieke goederen zijn er wel telkens nieuwe markten gevonden, maar er is een grens aan wat mensen acceptabel vinden. Het kan niet exponentieel groeien. Het enige waar exponentiële logica in zit is speculatie. Dat is wel een manier om geld bezig te houden, en dat is precies wat er de afgelopen jaren is gebeurd.”
Systeemcrisis
“In feite is hierdoor het dak van het systeem afgeblazen”, zegt Harry te Riele, onderzoeker van systeeminterventies voor een duurzame samenleving. “Lange tijd is het financiële kapitalisme zoals dat aan het eind van de Tweede Wereldoorlog is ontworpen heel succesvol geweest. Maar we zijn nu in een fase van ‘overkapitalisme’ beland, van een teveel aan kapitalisme. Het geld en de handel in financiële producten is zo omvangrijk en dwingend dat het haar wil oplegt aan alle andere maatschappelijke systemen, aan de landbouw, de zorg, de bouw, energie, het transport, alles. Dat gaat knellen. Vooral nu steeds meer sectoren beseffen dat we een duurzame weg in moeten slaan en de financiële sector daarin nauwelijks interesse toont.”
Volgens Te Riele wordt het financiële systeem nu tot de orde geroepen. “Door de Occupy-protesten, maar ook door de regeringen die de enorme vrijheid van de financiële sector weer wat proberen in te perken. Wellicht dat het huidige financiële systeem het hierdoor nog tien, twintig, dertig jaar volhoudt, maar tenslotte zal ze zich moeten aanpassen en worden vervangen door iets nieuws.”
Hoe een nieuw financieel systeem eruit ziet, is volgens te Riele niet te zeggen. “Wel moeten we ons realiseren dat er aan het huidige geld duizenden jaren van geld-varianten vooraf is gegaan. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat deze die we nu hebben voor eeuwig blijft bestaan. Er is een groeiende onderstroom van gemeenschappen en initiatieven die complementaire muntsoorten ontwikkelen. In het huidige politieke debat, maar ook van economen, krijgen deze initiatieven weinig aandacht. Terwijl ik denk dat hier een belangrijke sleutel tot vernieuwing ligt.“
Zuid-Amerika
Henk van Arkel is die mening al jaren toegedaan. Omdat de kritiek van Strohalm op het rentedragende geldsysteem weinig weerklank vond, besloot men de beperkte tijd en energie volledig te richten op het onderzoeken en ontwikkelen van alternatieve geldsystemen. Strohalm werd de Social Trade Organisation (STRO) en is inmiddels onderdeel van een wereldwijd netwerk van initiatieven en onderzoeksinstellingen op het gebied van gemeenschapsgeld en sociale economie.
“Er is niet heel veel ervaring met rentevrij geld. En zolang mensen niet zien dat het werkt willen ze er niet aan”, meent Van Arkel.
Van Arkel is met STRO de afgelopen jaren vooral in Zuid-Amerikaanse landen actief geweest. “De behoefte aan gemeenschapsmunten is vooral in de periferie van de kapitalistische wereldeconomie groot. Daar hebben veel mensen en gemeenschappen vaak weinig of geen geld, terwijl ze wel over vaardigheden, grond en andere productiemiddelen beschikken. Je ziet dan vanzelf lokale ruilnetwerken ontstaan, vaak met eigen complementaire munten. Door deze te bestuderen, maar ook door advies en hulp te bieden, hebben we hier enorm veel ervaring mee opgedaan.”
De laatste jaren heeft STRO veel tijd geïnvesteerd in het ontwerpen van software die deze lokale ruilnetwerken kan faciliteren. “Veel netwerken lopen vast op een enorme bureaucratische rompslomp”, legt Van Arkel uit. “Daarom hebben wij software ontwikkeld die het mogelijk maakt transacties digitaal te verrekenen.”
Het afgelopen jaar verbleef Van Arkel veelvuldig in Uruguay waar hij op uitnodiging van de centrale overheid heeft geholpen met de opzet van een landelijk betalingssysteem, C3-Uruguay genaamd. Het door STRO ontwikkelde C3-model is getest in verschillende landen, onder verschillende condities. Het richt zich op het vergroten van de lokale circulatie en het verkrijgen van korte termijn krediet voor het midden en kleinbedrijf, legt Van Arkel uit. “Vaak worden orders pas na 2 of 3 maanden betaald. Ondertussen moet je als ondernemer wel je leverancier, personeel en vaste lasten betalen. Daar kun je een korte termijn krediet voor afsluiten, maar dat is duur, en banken geven vaak niet thuis. Hierdoor komen vooral de kleinere ondernemers in de problemen en blijft veel economisch potentieel onbenut of moet zelfs afgebouwd worden.“
Bij C3 is dit niet het geval. Ondernemers in het C3-netwerk betalen elkaar met punten. Deze punten zijn inwisselbaar tegen de nationale munt, want ze moeten tenslotte ook hun huur, belasting en energie betalen. Om te voorkomen dat veel punten weglekken uit de lokale economie kost dit wisselen geld.
Om betalen in punten aantrekkelijk te maken, maakt de overheid van Uruguay het nu mogelijk dat ondernemers ook hun belastingen, energie, water en andere goederen en diensten in punten kunnen betalen. In Uruguay is dat goed mogelijk omdat veel publieke diensten en voorzieningen nog in handen zijn van de overheid.
Veilige waardedragers
“In feite zou je Griekenland ook zo’n systeem toewensen”, zegt Edgar Kampers. “Dat land hoeft helemaal niet terug naar de drachme, het zou enorm geholpen zijn met zo’n C3-systeem. Maar een premier die bij Goldman Sachs vandaan komt, bedenkt dat uiteraard niet.”
Kampers heeft jarenlang bij STRO gewerkt, stond aan de basis van het Amsterdamse lokale geldsysteem Noppes en is tegenwoordig een van de twee directeuren van Qoin. Een organisatie die lokale gemeenschappen helpt bij het opzetten van lokale muntsoorten.
“In Griekenland ontstaat momenteel een enorme ruilhandel. Het probleem is dat hiervoor veilige waardedragers nodig zijn. Je moet lokaal geld niet gemakkelijk na kunnen maken, of een computersysteem niet zo maar kunnen hacken. Op het moment dat de nood hoog wordt, zijn mensen immers tot alles in staat. In de Londense wijk Brixton zijn bij de biljetten van de lokale Brixton pound wel 16 veiligheidskenmerken ingebouwd, waardoor hij moeilijker is na te maken dan de officiële Sterling pound. (zie kader)
Bij de opzet van een community currency komt veel kijken, weet Kampers. “Je moet niet alleen de ICT op orde hebben, maar ook de juridische aspecten goed regelen, letten op privacy. Soms moet je toestemming hebben van de Nederlandse Bank, deals sluiten met de Belastingdienst of de Sociale Dienst. Door onze kennis en ervaring kunnen wij, vaak in samenwerking met STRO, daarbij helpen.”
Sociale cohesie
Momenteel werkt Kampers in Amsterdam-Oost samen met de gemeente, woningbouwverenigingen, bewonersorganisaties en lokale bedrijven aan een gemeenschapsmunt voor de buurt.
“Het is een relatief arme buurt met veel nationaliteiten. Maar er wordt ook veel vrijwilligerswerk verricht, alleen blijft dat vaak beperkt tot de eigen gemeenschap. Voor de gemeente en woningbouwverenigingen is het interessant om hier meer dwarsverbanden in aan te brengen. Een lokale munt kan hierbij helpen. Het idee is dat je deze kunt verdienen door klusjes te doen voor elkaar, of voor de buurt. Deze munten kun je weer uitgeven aan je buurman, of je kunt ze verzilveren in de buurt bij het zwembad, de bioscoop en lokale winkels. Wellicht wordt het straks mogelijk hiermee een deel van je huur of lokale belastingen te betalen.”
Behalve lokale overheden zijn in Nederland zorgverzekeraars en pensioenfondsen geïnteresseerd in alternatieve muntsoorten. Qoin is één van de partijen achter Caire.nu, dat wordt gesteund door onder andere PGGM, CZ en de Rabobank. Caire.nu is een over een landelijk zorgsysteem waarin de deelnemers elkaar betalen met Caire-Credits; 6 credits zijn gelijk aan een uur.
“De vraag naar professionele zorgdiensten zal de komende decennia blijven toenemen”, legt Kampers uit. “Het is daarom belangrijk dat we meer voor elkaar gaan doen op basis van wederkerigheid. We bouwen een marktplaats waar vraag en aanbod elkaar vinden. De punten en waardering die je met klussen opbouwt kun je voor je eigen (latere) behoefte inzetten dan wel inruilen voor goederen of diensten in de lokale economie.”
Volgens Kampers kunnen zorgverzekeraars op deze manier enorm veel geld besparen. “Als je buurvrouw wordt opgenomen in een verzorgingsflat kost dat zo’n 150 euro per dag. Als je dat door een zorgruilsysteem met twee jaar uit kunt stellen, bespaar je meer dan honderdduizend euro.”
Voor pensioenverzekeraars is het ook interessant, legt Kampers uit, omdat die momenteel onderzoeken of een deel van de pensioenen in de toekomst wellicht in punten kan worden uitbetaald, die je kunt besteden aan huisvesting, voedselpakketten, maar dus ook aan zorg.”
E-punten
Ook voor duurzame initiatieven kan gemeenschapsgeld een uitstekende oplossing zijn. Particulieren of lokale gemeenschappen die bijvoorbeeld zelf hun duurzame energie willen opwekken, krijgen bij banken vaak nul op rekest als ze daarvoor een lening af willen sluiten. Bovendien wordt zo’n initiatief door een rentedragende lening veel minder aantrekkelijk, omdat rente kan oplopen tot de helft van de kosten.
Qoin onderzoekt momenteel in groter verband hoe een alternatief geldstelsel van e(nergie)-punten hier een oplossing voor kan bieden. Particulieren of lokale gemeenschappen richten gezamenlijk een coöperatie op. Iedereen legt een geldbedrag in waarmee de windmolen of zonnecentrale kan worden aangeschaft. Voor je investering krijg je geen geld, maar energie-punten. Hiermee betaal je je energie, maar omdat de windmolen of zonnecentrale veel meer stroom levert dan jij gebruikt, hou je ook heel veel punten over. Die kun je vervolgens besteden bij lokale winkeliers of andere bedrijven. Die moeten ook hun stroomrekening betalen en dat kan met de e-punten waar jij mee betaalt.
“Interessant wordt het als e-punten gezien gaan worden als vermogen”, zegt Kampers. “Als men bijvoorbeeld pensioenen voor een deel in e-punten gaat vastleggen. Gezien de onzekerheid over de waardevastheid van de huidige pensioenen is dat binnenkort niet eens zo’n gekke gedachte. Het kan in ieder geval een enorme impuls zijn voor de transitie naar duurzame energie.“
Veerkracht
De community currencies zullen nooit volledig het huidige geldsysteem vervangen. “Natuurlijk heb je nog steeds de euro nodig”, zegt Kampers. “Je wilt immers ook een computer of mobiele telefoon kunnen kopen. Ik verwacht dat er een waaier aan muntsoorten gaat ontstaan, elk voor specifieke doeleinden. Euro’s, dollars en yens voor de internationale handel. Lokale of regionale muntsoorten voor goederen en diensten uit de directe omgeving en specifieke muntsoorten voor bijvoorbeeld zorg of energie.“
Economen zullen hiertegen inbrengen dat dit enorm inefficiënt is omdat het leidt tot veel ingewikkelde verrekening en afgeschermde markten. “Dat is het in zekere zin ook”, beaamt Kampers. “Maar belangrijker dan de vraag of samenlevingen efficiënt zijn, is de vraag of ze veerkrachtig zijn. Vergelijk het met ecologische systemen. Monoculturen, zoals sojaplantages zijn economisch heel efficiënt. Maar als de oogst mislukt, omdat er bijvoorbeeld een ziekte uitbreekt, ben je mooi de klos. Als je dan nog negen andere gewassen hebt staan, is dat minder erg. Nu kan negen gewassen te veel zijn omdat de opbrengst per gewas wel heel gering is. De kunst is dus om een evenwicht te vinden waarbij de opbrengst redelijk is, maar je ook een zekere diversiteit hebt. Op dat punt heb je een optimale veerkracht. Voor muntsoorten geldt hetzelfde.“
En er is nog een goede reden om te kiezen voor meerdere geldsoorten. Wie betaalt bepaalt. Omdat tegenwoordig niet de overheid maar banken en financiële instellingen het geld scheppen, bepalen zij ook waar het aan uit wordt gegeven. Op bedrijfsniveau, maar ook steeds meer op nationaal en internationaal niveau. Overheden lopen nu aan de leiband van het kapitaal, bankiers worden als technocraten aangesteld om schuldenlanden te saneren. In het belang van de bevolking? In ieder geval niet in het belang van de lokale economie. Op het moment dat lokale overheden of gemeenschappen zelf geld gaan creëren, kunnen zij ook bepalen waarvoor het wordt ingezet. Misschien niet het meest efficiënt, wel democratisch.
Geef een reactie