Midden over Frankrijk ligt een strook waar ooit de Eerste Wereldoorlog woedde: de zone rouge. Die maakt tot de dag van vandaag slachtoffers.
Frankrijk is het land van wijngaarden, zonnebloemenvelden en schilderachtige dorpjes. Maar dat glooiende landschap herbergt ook de sporen van een gewelddadig verleden. Over het land ligt een band van gebieden waar de Eerste Wereldoorlog nog steeds slachtoffers maakt: de Zone Rouge, de rode zone. Fotograaf Olivier Saint Hilaire raakte gefascineerd en documenteert hoe het leven is in en om deze zone. Via Skype vertelt de Fransman vanuit Portugal, met zijn vrouw als vertaler, over zijn werk.
[kaartje]
“Ik was bezig met een project over oorlogsmonumenten, vanwege de herdenking van de Eerste Wereldoorlog die in 2014 100 jaar geleden begon.” Aanvankelijk documenteerde hij officiële plaatsen van herdenking en ceremonies, met name rond de slag van Verdun. “Ik fotografeerde een monument voor islamitische soldaten. Dat is zo’n tien tot vijftien meter groot en staat op de grond zonder fundament. Men heeft er maar tachtig centimeter diep voor hoeven graven. En bij de aanleg vond men twee onbekende lichamen en meer dan 200 stuks munitie die nog niet ontploft waren. Zo veel resten, op zo’n klein stukje grond! Dit was het moment waarop ik me afvroeg wat er overgebleven was in de gebieden zelf, nadat iedereen vertrokken was. Ik ging op zoek naar sporen. En ik ontdekte de kwestie van achtergebleven onontplofte munitie. Objecten die herinneringen in zichzelf waren.”
Opruimmethodes
Hij begon negen explosievenruimers te volgen in hun werk. “Ik besefte hoe onontplofte munitie het leven van Fransen nog steeds bepaalt. Tot aan vandaag raken er mensen gewond.” En niet alleen opruimers, want de Zone Rouge is allang geen afgesloten gebied meer. Vlak na de oorlog, in 1919, werd de schade opgetekend. Er werd geclassificeerd welke gebieden makkelijk of met wat moeite gereconstrueerd konden worden en welke nooit helemaal hersteld konden worden. Groene, gele en rode zones. Onder druk van de landbouwsector moesten explosieve opruimwerkzaamheden na de oorlog de omvang van de rode gebieden zo snel mogelijk terugbrengen.
Tot 1970 gebeurde dat nog door munitie ter plekke te detoneren. Dat maakte, zo blijkt nu, de gebieden alleen maar vervuilder. Op sommige plekken wil niks groeien, is landbouw verboden en liggen de restanten van platgebombardeerde dorpen er nog zoals ze achterlaten zijn. “De overheid gebruikt ze soms als militaire oefengebieden.” Paradoxaal genoeg zijn andere gebieden heel groen. De bossen rond Verdun kennen een opmerkelijke biodiversiteit. Op sommige oorlogsgrond is weer landbouw toegestaan. “Veel van de zones werden opnieuw gekoloniseerd door de geëvacueerde bewoners. Een aantal producten, zoals erwten, wordt gecontroleerd op lood, maar dat is een van de weinige geteste stoffen.”
“Mij interesseert hoe opruimmethodes in vergetelheid raken. De taak was te groot voor Defensie, dus werd de private sector ingehuurd, maar niemand in de geschiedenis had dit ooit eerder gedaan. Het ging over 1200 vierkante kilometer slagveld. Dus werden er protocollen ontwikkeld, afspraken gemaakt. Zo werd er voor ingeleverd ijzer een bepaalde prijs gesteld. Maar na 1920 kelderde de ijzerprijs, besefte men dat gasbussen niet te verwerken waren en stopte men weer met verzamelen. Diezelfde vraagstukken spelen ook vandaag nog.”
Kijken waar je loopt
Is het geen gevaarlijk werk? “Gisteren nog,” vertaalt zijn vrouw, “was er een ontploffing op een plek die ik vaak bezocht heb, bij Vimy, vlakbij het Canadese monument. Daar is een opslag, een van de explosieven ontplofte en nam alles mee. Het was een enorme klap.” Daar valt niet op voor te bereiden, behalve heel, heel goed kijken waar je loopt. Maar ook de ontplofte munitie is gevaarlijk: grond, water, flora en fauna bevatten kwik, lood, zink en andere stoffen in torenhoge concentraties. Zo vonden Duitse onderzoekers arsenicum in 300 keer de voor mensen toegestane concentratie in levers van wilde zwijnen.
Hoe beschermt hij zich? “Ik draag rubber laarzen en een pak over mijn kleding, zoals gebruikt wordt tegen pesticiden; heel licht, van papier met een coating. Maar de schadelijke stoffen zijn niet zozeer aanwezig in de lucht en de grond is ook niet waar ik me echt zorgen over maak. Het water is het grote probleem.” In 2012 nog werd in 544 gemeentes het consumeren van drinkwater verboden vanwege te hoge concentraties percolaat, een stof gebruikt bij het produceren van raketten en munitie.
Genegeerd
“Wat me het meest verrast als ik met explosievenopruimers praat, is dat ze geen notie lijken te hebben van de schaal van deze industriële catastrofe. Ze realiseren zich niet wat ze tegenover zich hebben, ook al kunnen ze uitrekenen dat het opruimen van de tien miljoen stuks onontplofte munitie 700 jaar zal duren. En dat is nog alleen maar van de Eerste Wereldoorlog, niet de Tweede. Ook de meeste bewoners willen niet geloven dat hun land vervuild is. Vooral boeren niet. Dat komt neer op toegeven dat hun producten vervuild zijn. Hun land is een verlenging van zichzelf, deel van hun identiteit.”
Oorlogstoerisme is in de Zone Rouge alomtegenwoordig. Met zo weinig landbouw proberen gemeenschappen dan maar te verdienen aan de oorlog zelf. Toch is de zone in Frankrijk vrij onbekend. “Ik ben van een generatie die leerde over landmijnen in Cambodja en Afrika, maar over de massa-explosies in mijn achtertuin wist ik niks. Langzaam begreep ik waarom dit genegeerd is. De Eerste Wereldoorlog kende zo ontzettend veel doden en gewonden dat men daarover wilde rouwen. Vervuiling was daarbij vergeleken niet zo belangrijk. Maar eigenlijk duurt de oorlog nog steeds voort.”
Vind meer foto’s op de site van Olivier Saint Hilaire.
Geef een reactie