De klassieke modellen van de economie zijn hard aan vervanging toe. Kate Raworth pleit voor een heel nieuw beeld dat planetaire grenzen en menselijke basisbehoeften als uitgangspunten heeft: de donut. “Beelden zijn als graffiti op je hersenschors.”
“Als een theorie de vernietiging van het klimaat, armoede of een catastrofaal verlies van biodiversiteit buiten beschouwing laat, dan heb je een groot probleem.” Econoom Kate Raworth windt er geen doekjes om: het mainstream economische denken dat de markt centraal stelt, is onhoudbaar. Afgeschreven. The Guardian noemde haar ‘de nieuwe Keynes’, omdat zij pleit voor een radicaal nieuw economisch model. Een model dat uitgaat van het welzijn van mensen en de Aarde, en vervolgens kijkt welke economische activiteiten we daarmee kunnen verenigen. “Dat is voor mij de essentie van de omslag die we moeten maken.”
In haar spraakmakende boek Donuteconomie, in zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw presenteert Raworth haar nieuwe economische ‘kompas’: de donut. De twee cirkels van de donut stellen de onder- en bovengrens van ons bestaan voor. De ondergrens – Raworth noemt twaalf menselijke basisbehoeften – is het sociale fundament waaraan geen tekort mag ontstaan. De bovengrens is het ecologische plafond, samengevat in negen planetaire grenzen die we niet mogen overschrijden. In de ruimte daartussen moet al onze economische activiteit plaatsvinden. Met de donut verbindt Raworth beide grenzen in een holistisch model, waarin klimaat, milieu, welvaart, welzijn, eerlijke verdeling en sociale kwesties samenkomen. Even helder als complex. “En met een maffe naam”, lacht Raworth. “Maar dat maakt het model ook toegankelijk en ontwapenend.” Net als zijzelf. In januari was ze in Nederland voor een promotietour, en ging ze in debat over de noodzaak voor een nieuw en alomvattender economisch model.
Wereldbeeld
‘Economie is de moedertaal van de politiek, de grammatica van het politieke debat en het denkkader dat vormgeeft aan de maatschappij’, schrijft ze. Die taal veranderen betekent dus dat ons hele denkkader op de schop moet. Daarvoor gaat ze terug naar de basis: het economieonderwijs. “Economen moeten begrijpen dat de simpelste basismodellen die ze hun leerlingen als eerste aanleren, bepalen hoe het publiek over economie denkt en spreekt. Het gaat me niet om promovendi of master-studenten, maar om hoe de meesten van ons in aanraking komen met wat economie is. Al die leerlingen en studenten gaan met dat wereldbeeld dat ik bekritiseer het publieke leven in; het parlement, bestuur, bedrijven, de media.”
Raworth beschrijft uitvoerig hoe en in welke omstandigheden de basismodellen uit het economie-onderwijs zijn ontstaan. En wat blijkt? Ze waren veel genuanceerder, veelzijdiger en vooral minder rigide dan wat er nu van is overgebleven. Het bruto binnenlands product (bbp) bijvoorbeeld werd 70 jaar geleden door Simon Kuznets ontwikkeld op verzoek van de Amerikaanse regering, die een methode zocht om het nationaal inkomen te berekenen. “Kuznets waarschuwde er destijds al voor dat het geen indicator is voor welzijn, omdat het cruciale zaken als het huishouden en de commons, zoals de oceanen of de lucht, buiten beschouwing laat”, zegt Raworth. “Economen willen geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor het feit dat het bbp het publieke narratief is geworden over economische voorspoed.”
Ook het kringloopmodel is zo’n basismodel. Dit diagram laat zien hoe goederen, diensten, arbeid en kapitaal rondstromen tussen bedrijven en gezinnen. Het model stond in het boek Economics dat speciaal was geschreven om techniekstudenten, die met veel tegenzin een verplichte economiecursus volgden, bij de les te houden. Deze versimpelde versie van de destijds gangbare ideeën werd onverhoopt een bestseller. “Toen Samuelson in 1948 zijn kringloopdiagram tekende, was dat een waardevol inzicht. Het was net na de depressie en Tweede Wereldoorlog, de economie moest weer gaan draaien. Geen wonder dat hij zich op de kapitaalstromen concentreerde. Het probleem is dat het kringloopmodel nu een beeldbepalend onderdeel is geworden van het economieonderwijs.
Zelf keerde Raworth de economie als student gefrustreerd de rug toe. Nu noemt ze zich – ietwat provocerend – afvallig econoom. Alles wat zij belangrijk achtte, werd als ‘externaliteit’ weggezet: neveneffecten waarmee in de economische theorieën geen rekening hoefde te worden gehouden. Veel van de maatschappelijke en ecologische crises van dit moment zijn daarvan het gevolg, vindt Raworth. “Volgens mij zouden Samuelson en al die andere economen ons voor gek verklaren als ze wisten dat we hun modellen nog steeds gebruiken. Ze zouden de eersten zijn om een nieuwe visie te bedenken die aansluit op onze huidige situatie.”
Graffiti
Raworths donuteconomie moet beelden als de altijd stijgende lijn van het bbp vervangen, en juist de lang genegeerde onderdelen van de economie zichtbaar maken. De eerste metaforen en beelden waarmee je je de taal van de economie eigen maakt, kleuren ongemerkt je wereldbeeld, zegt Raworth. “Beelden zijn als graffiti op je hersenschors. Meer dan de helft van de vezels in ons brein zijn verbonden met ons zicht.” Maar, waarschuwt ze, álle diagrammen in haar boek zijn incorrect; ook die van haarzelf. Omdat ze nooit een waarheidsgetrouwe weergave zijn van de werkelijkheid. Zolang we dat blijven beseffen, is dat niet erg. “Als mensen begrijpen hoe gevaarlijk afbeeldingen en metaforen kunnen zijn, willen ze er vaak vanaf. Maar dat kan helemaal niet. Dit is de taal die we hebben; daarmee geven we ons leven zin.”
Raworth probeert bewustzijn te kweken over dingen als wereldbeeld, paradigma en frame. De donut is een lens waardoor we naar ons eigen leven, bedrijf, stad, land of de wereld kunnen kijken. “Het is een transformerende ervaring om te beseffen dat je de wereld door een bepaalde lens bekijkt. Want dat betekent dat je je lens kunt bevragen, dat je ook door iemand anders’ lens kunt kijken.” Is ze bang dat het de donut net zo zal vergaan als al die eerdere diagrammen? “Nee. De vraag die we onszelf moeten blijven stellen is: is dit nuttig? Ik geloof dat de modellen die ik voorstel nuttiger zijn dan degene waarmee we nu werken. Maar de donut zal zich moeten blijven ontwikkelen.”
Zo zijn de twaalf dimensies in het midden van de donut volgens haar niet perfect. “We kunnen er nog van alles aan toevoegen. Ik heb ze overgenomen van de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, omdat het volgens mij internationaal de meest geloofwaardige set waarden is. Geen regering kan zeggen dat het niet hun waarden zijn of dat het een westers model is. Toen ik de donut een paar jaar geleden presenteerde bij een algemene vergadering van de VN, kon ik ze voorhouden: dit zijn jullie waarden, jullie hebben ze zelf bedacht! Dat voelde heel krachtig.” Ook de ecologische grenzen kunnen uiteindelijk best ergens anders blijken te liggen. “Het idee dat er grenzen zijn waar we ons aan moeten houden; dat is waar het om gaat.”
Het grote plaatje
Sommige economen verslijten haar voor politiek activist, omdat ze het over waarden heeft. Raworth vindt, op haar beurt, de zuiver rekenkundige benadering van haar collega’s te beperkt. In haar bredere visie zijn ook mensen die zich bezighouden met zaken als armoedebestrijding, sociale rechtvaardigheid, het milieu, duurzaamheid, de commons, democratie en seksegelijkheid econoom. “Het is frustrerend dat klassieke economen zeggen: ‘wij zijn de economen’. In feite zeggen ze dat iedereen die er een ander wereldbeeld op nahoudt, dat niet is. Hierdoor ontstaat een soort zelfselectie.” Er zijn onderzoeken die uitwijzen dat het vak zelfzuchtige mensen aantrekt.
Maar dat niet alleen: het aanspreken van burgers als ‘consument’ blijkt mensen aan te zetten tot egoïstischer gedrag. En managers zijn minder invoelend als ze raadsels moeten oplossen waar woorden als ‘winst’, ‘kosten’ en ‘groei’ in voorkomen. “Wiskunde is maar één van de talen waarin we over economie moeten nadenken. Als de theorieën te wiskundig worden, verliezen we de verborgen vooronderstellingen uit het oog en bevragen we die niet meer. Leken kunnen het niet meer begrijpen en daardoor ook geen vraagtekens zetten bij de waarden achter die vooronderstellingen. En economen zelf raken zó gewend aan het denken in wiskundige termen, dat ze de werkelijkheid buiten die modellen uit het oog verliezen.”
Het baart haar zorgen dat sommige economen met wie ze tijdens haar promotietour in discussie ging, niet inzien dat ze door hun eigen lens kijken. “Ze denken dat ze iets presenteren dat objectief en waardenvrij is. Maar alleen de bewering dat economie begint bij de markt, is al een politieke daad. Al hun theorieën hebben verborgen waarden. Ze klagen dat politici hun voorstellen voor CO2-belasting niet invoeren, maar begrijpen niet dat dat te maken heeft met het denkraam dat ze zelf uitdragen. Als je klimaatverandering een externaliteit noemt, zeg je dat het buiten de aandachtssfeer van economisch beleid valt. Ze lijken geen visie te willen verwoorden of ‘het grote plaatje’ te willen schetsen. Ze willen ‘objectief’ zijn, wat neerkomt op kleine berekeningen maken en vertellen hoe het allemaal werkt.”
Varkensboer
Wat ziet Raworth zelf als ze, door de lens van haar donut, naar de economie kijkt? Naar een gangbare, Nederlandse varkensboer bijvoorbeeld. Ze begint met de vraag hoe een varkensboerderij helpt bij het vervullen van de menselijke behoeften. “Het genereert inkomen, werk en voedsel. Erken dus dat varkensboeren iets toevoegen aan de wereld. Daarna kijk je naar de mogelijke invloed van een varkensboerderij op Nederland, zowel positief als negatief. Wordt er een goed salaris betaald, zijn de boeren goed georganiseerd, worden ze vertegenwoordigd? Wat is de impact op de lokale gemeenschappen, wordt het water in de omgeving vervuild, wordt het milieu geschaad?”
Daarna kun je de vragen ook omdraaien, gaat Raworth verder: “Levert die druk op de ecologische en sociale grenzen ook risico’s op voor de varkenshouderij zelf? Dan kun je je afvragen wat de meest prangende risico’s zijn en welke acties je zou moeten ondernemen om daar zelf niet meer aan bij te dragen.”
Een goed voorbeeld van het gebrek aan eerlijke verdeling, de basis van Raworths model, is de situatie in Groningen. Het valt Raworth op dat er weinig in het wingebied is geïnvesteerd, en vooral de rest van Nederland en de aandeelhouders van de gaswinning hebben geprofiteerd. “Het klinkt alsof in Groningen is geopereerd vanuit een 20e-eeuws denkraam. Dat is extractief, met als overheersende gedachte: hoeveel waarde kan ik hieraan onttrekken”, knikt Raworth. “Het 21e-eeuwse denkraam zou moeten zijn: hoeveel voordelen kunnen we toevoegen opdat we iets teruggeven aan de gemeenschap en het milieu kunnen verbeteren. Dat zijn volkomen verschillende vragen.” Belangrijk onderdeel van Raworths model is het distributieve ontwerp: er wordt vanaf het begin nagedacht over hoe de waarde (eerlijk) verdeeld wordt, niet achteraf. “Die 21e-eeuwse benadering moet bovenaan de to-do-list van ieder bedrijf staan.”
Iedereen kan bovendien voor zichzelf deze analyse maken. “Koop ik Tony’s Chocolonely of koop ik een merk dat zich niets aantrekt van arbeidsrechten? Neem ik de trein of het goedkoopste, snelste vliegtuig? Als mensen eenmaal via die lens naar de wereld kijken, begint hun gedrag vaak vanzelf te veranderen. Hopelijk gaan mensen zich vervolgens mobiliseren en druk uitoefenen om keuzes die ons helpen binnen de donut te blijven goedkoper en vanzelfsprekender te maken. Want daar schort het nu aan.”
Ondanks wat overgevoelige reacties op Nederlandse bodem – een journalist van het AD noemde haar een populist en vergeleek haar zelfs met Trump – blijken regeringen, beleidsmakers, politici en ambtenaren uit de hele wereld de donuteconomie te willen integreren in hun beleid. Is het voorstelbaar dat toekomstige regeringsleiders het niet meer over de groei van het bbp hebben maar over ‘de donut’? Raworth denkt van wel. “Het hoofd van het Chinese centrum voor hernieuwbare energie presenteerde een tijdje geleden zijn nieuwe strategie. Hij gebruikte de donut om uit te leggen waarom transitie nodig is. Daar werd ik best blij van.”
De zeven stappen van Raworths model moeten een economie tot stand brengen die regeneratief, distributief en vooral ook open source is. Veel van de ideeën en praktijkvoorbeelden die Raworth gebruikt, zingen al een tijdje rond. Enthousiast: “Milieudefensie zette me op het spoor van de donut met het begrip ‘gebruiksruimte’. Met de gebruiksruimte bereken je hoeveel grondstoffen iedere wereldburger kan gebruiken zonder dat de Aarde uitgeput raakt.” Dit concept, dat bovendien pleit voor een eerlijke verdeling, was onderdeel van het Actieplan Nederland Duurzaam uit 1992 en had wereldwijd succes. Soms duurt het volgens haar decennia voordat ideeën hun plek vinden. “Mensen gaan op hun beurt aan de slag met de donut en brengen ons weer verder. Dat is fantastisch, ideeën moeten zich blijven ontwikkelen en niet statisch zijn, zoals de oude economische modellen. Daarom vind ik dat een 21e-eeuwse economie open source moet zijn. Mensen delen dingen, passen ze aan en dragen wat bij. Juist de combinatie van al die fantastische ideeën maakt het zo goed.”
Geef een reactie