Balsahout is een gewilde grondstof voor het maken van de wieken van windturbines. De stijgende vraag naar schone energie heeft inmiddels geleid tot een run op balsabomen in de Ecuadoraanse Amazone. De bewoners verdienen er een beetje geld mee, de grote houtexporteurs heel veel meer. En het bos verdwijnt.
Voor Cristobal Calleras, bewoner van het Amazonegebied Charapacocha, is de kap van balsabomen een uitgemaakte zaak: “Ook ik wil mijn kinderen te eten kunnen geven”, zegt Calleras. “Daarom wil ik nu van jullie weten: hoeveel betalen jullie voor onze bomen?”
Het is zaterdagochtend. Tropische onweerswolken dreigen boven het Amazonewoud. De stemming in Charapacocha is al net zo geladen. De bewoners zijn bijeengekomen voor een vergadering over de verkoop van hun balsabomen. Het lichte én sterke hout van deze tropische boomsoort wordt wereldwijd gebruikt voor de bouw van de wieken van windturbines. Normaal gesproken komt die balsa van plantages in het tropische kustgebied, maar door de wereldwijde transitie naar schone energie is de vraag naar het hout zodanig gestegen dat er schaarste is ontstaan. Daarom verleggen de handelaars hun werkgebied naar het Amazonegebied, waar deze bomen in het wild groeien.
Pionierboom
In het Amazonewoud heeft balsa een pioniersfunctie. De snelgroeiende bomen faciliteren het herstel van het bos op open plekken zoals rivieroevers en eilanden, en zorgen ervoor dat die rivieren bij stijging van het water niet overstromen. Ook vormen ze de natuurlijke habitat van vogels als papegaaien en wielewalen en veel insectensoorten.
Vrachtwagens vol
In 2020 verschijnen de eerste balsa-loggers in Charapacocha, een afgelegen gemeenschap in de provincie Pastaza, waar de Achuar wonen. De handelaars, afkomstig van de Ecuadoraanse kust, vragen met zakken vol dollarbiljetten toestemming voor de kap van Charapacocha’s balsabomen. Aanvankelijk bieden de bewoners weerstand; de gemeenschap is onderdeel van een staatsprogramma voor bosbescherming. Uiteindelijk gaan ze toch overstag omdat de financiële nood simpelweg te hoog is. Charapacocha ligt op 3 uur varen van de dichtstbijzijnde weg en 8 uur reizen van de stad. Inkomsten hebben de bewoners nauwelijks, want het transport naar de stad is zo duur dat het amper loont om daar hun bananen en cassave te verkopen. Het programma voor bosbescherming levert slechts enkele families een inkomen op.
Maar van de loggers ontvangen veel bewoners ook niet meer dan een voorschot. Na het overhandigen van een paar honderd dollar kappen die alle balsabomen binnen het gebied, laden het hout op motorboten en vertrekken met de noorderzon. “Twee vrachtwagens vol hebben ze meegenomen”, zegt Calleras tijdens de bijeenkomst. “Zonder me te betalen.”
Bedreigingen en protesten
Ook in andere delen van de Amazone maken de handelaars, de zogenoemde balseros, zich schuldig aan roof, oplichting en uitbuiting van de bewoners van het Amazonegebied. Daarbij brengen de loggers – dagloners die van buiten komen – voor de gemeenschappen ongekende hoeveelheden alcohol en drugs met zich mee, waarmee de handelaars soms zelfs het hout afrekenen. “Aanvankelijk zag ik de handel in balsa als een model voor duurzame economische ontwikkeling”, zegt Gilberto Nenquimo, president van de Waorani. “Maar dat was een fout. Waarom? De handelaars hadden al snel door dat de Waorani graag alcohol drinken. Dus zeiden ze: weet je wat, ik geef je vijf vaten sterke drank en kratten bier, in ruil voor een halve vrachtwagen balsa. En zo ontvingen de mensen geen geld maar alcohol en nam het huiselijk geweld binnen de gemeenschappen toe.”
De ruim vierduizend Waorani bewonen 800 duizend hectare Amazonewoud, waaronder beschermde gebieden waar nog Waorani zonder contact met de buitenwereld leven. Ook de balsa’s in de beschermde bosgebieden – zoals in het nationaal park Yasuni, een oerwoud bekend om zijn gigantische biodiversiteit – vallen ten prooi aan de handelaars. “Op een dag vloog ik over het Waorani-gebied, om de schade op te nemen”, zegt Nenquimo in zijn kantoor in Amazonestad Puyo. “En het was vreselijk, ik zag overal gaten in het bos waar geen bomen meer stonden. Ook laten de balseros overal afval achter: plastic, jerrycans van brandstof, en olie van de motorzagen.”
Nenquimo besloot de handelaars de toegang tot het Waorani-territorium te ontzeggen. Het leverde hem bedreigingen op. “De balseros zeiden dat ze mijn kinderen zouden ontvoeren als ik ze niet hun gang zou laten gaan. Ik antwoordde dat me dat niet kan schelen; het gebied is het belangrijkste.” Maar ook de Waorani zelf protesteerden tegen het besluit. “De mensen hebben inkomsten nodig. Alle gemeenschapsleiders hebben me gevraagd om de handel toe te staan. Ze zeggen me: jij hebt werk maar ik niet, en mijn enige inkomsten zijn die uit de natuur.”
Nieuwe generatie
Gebrek aan inkomsten is niet het enige dat de Waorani parten speelt, legt Nenquimo uit. “Mijn opa en vader begrijpen waarom het belangrijk is om het bos te beschermen. Maar mijn generatie, en de volgende, zien het belang van de natuur minder in. Hun interesse ligt bij de dollar. Dat is begonnen met de komst van de oliemaatschappijen (waarvan Shell de eerste was in de jaren 40 – red.), die de gemeenschappen geld gaven als compensatie voor de oliewinning. Nu geloven de jongeren dat geld waar ze niets voor hoeven te doen makkelijk verdiend is, ook als dat de vernietiging van het oerwoud betekent.”
Ook het bestuur van de Achuar – de vertegenwoordiging van 87 gemeenschappen, waaronder Charapacocha, in een gebied van 680 duizend hectare tropisch regenwoud – probeerde op een zeker moment de handel te verbieden. Lang hield dat niet stand: uiteindelijk verkocht bijna elke gemeenschap aan de Pastaza-rivier hun balsa’s. In een jaar tijd, tussen juli 2020 en juni 2021, zouden via de haven van Copataza – een modderige aanlegplaats aan de rivier, aan het einde van een onverharde weg – zo’n 71 duizend balsabomen het gebied hebben verlaten, volgens een onderzoek van het Wereld Natuur Fonds (WNF).
Nummer-1 gewas
Nu, een kleine 3 jaar na het begin van de run op balsa in de Amazone, staat het regenwoud aan de vooravond van een nieuwe kapronde. Waar in voorgaande jaren vooral balsa in het wild werd gekapt, groeit de boomsoort nu overal en nergens. Balsa’s worden geteeld op open plekken, maar ook op akkers waar normaal voedsel wordt verbouwd, of op grond waar eerst vee graasde. Met name in de buurt van wegen, waar het hout het makkelijkst kan worden afgevoerd, is duidelijk te zien hoe de balsa hét nieuwe gewas van de Amazone is geworden. Langs de 80 kilometer geasfalteerde weg tussen de steden Puyo en Tena staan letterlijk overal balsabomen. Van grootgrondbezitter tot kleine boer, iedereen hoopt te profiteren van de volgende run op balsa.
Zo ook in Kashap, een gemeenschap van drie families vlakbij Charapacocha. Net als in veel andere Achuar-gemeenschappen staan de chacras, de akkers van ongeveer een hectare waar de families normaliter hun cassave, banaan en mais verbouwen, nu vol met balsa. Gerardo Aij laat trots zijn bomen zien, die hij met rode verf van nummers heeft voorzien. “Klaar voor de kap”, aldus Aij, die liefst vandaag al wil verkopen.
“Balsa is nu het nummer 1-gewas van de Achuar”, zegt Julian Illanes, gemeenschapsleider van Copataza. Illanes is kritisch over de balsakoorts. “De bomen leveren pas na 3 of 4 jaar iets op, en ondertussen verwaarlozen mensen hun akkers. Dat leidt onvermijdelijk tot een voedselcrisis.”
Duurzame balsa
“Het is ons niet gelukt om de handel te stoppen”, zegt Tito Vargas, economisch directeur van het Achuar-bestuur in zijn kantoor in Puyo. “Daarom zijn we op zoek gegaan naar een alternatief, naar een economisch model voor een duurzame productie van balsa. Zodat elke producent inkomsten kan genereren met de balsa die hij verbouwt.”
Dat alternatief vond Vargas in een samenwerking met het bedrijf Soluciones Estructurales Renovables Ecuador (SERE – Structurele Hernieuwbare Oplossingen Ecuador), een initiatief van de Ecuadoraanse geograaf en onderzoeker Rodrigo Sierra. SERE is uit nood geboren, zegt Sierra, die in 2021 in opdracht van het WNF onderzoek deed naar de balsahandel in het gebied van de Achuar. “Het probleem is niet de balsa op zich, maar de illegaliteit en criminaliteit die ermee gepaard gaan”, zegt Sierra in een videogesprek vanuit zijn woonplaats Austin, Texas. “Maar balsa is voor velen ook hun enige inkomstenbron. Dus in plaats van de kap te verbieden, kunnen we er beter voor zorgen dat de balsa op een duurzame en legale manier wordt geproduceerd, met controle van de kwaliteit.”
Met SERE wil Sierra een verantwoordelijke balsaproductie opzetten, van het beheer van de bomen tot de kap en de verkoop. “Het idee is om alleen de balsabomen die in het wild groeien te exploiteren, zonder ontbossing voor nieuwe plantages”, zegt Sierra. “De huidige balseros kappen in een keer alles, van kleine tot grote bomen, met veel schade aan de natuur tot gevolg. Wij laten de kleine bomen staan, en kappen elk jaar alleen de bomen met de juiste diameter. Op die manier heeft de producent elk jaar inkomsten, en blijft de schade aan de natuur beperkt.”
Naast het sluiten van contracten met afnamegarantie met elke producent, geeft SERE ook trainingen over het juiste beheer van de balsabomen, en leren de bewoners de bomen kappen en verzagen – werk dat nu door werknemers van buiten wordt uitgevoerd. Sierra: “Op dit moment gaat het grootste deel van de winsten naar de handelaars en exportbedrijven. Het doel van ons project is om de balsaproducenten zo te organiseren dat ze over 3 tot 5 jaar zelfstandig functioneren, zonder tussenpersonen.”
Concurrentie
Het zijn goede bedoelingen, maar in de praktijk lopen Sierra en zijn team tegen verschillende obstakels aan, blijkt bij een bezoek aan vier deelnemende Achuar-gemeenschappen. Zo zijn er conflicten over wie waar mag kappen. “Kunnen we ook nog even bij de bomen op het eiland kijken?” vragen drie jongemannen van Shuinmamus, een gemeenschap verder stroomafwaarts aan de Pastaza-rivier. Even later lopen ze met de vertegenwoordigers van SERE op het eiland in het midden van de brede rivier, en worden de diameters van de balsa’s gekeurd met een meetlint.
Er is één probleem: het eiland behoort aan twee gemeenschappen toe. Maar de gemeenschap aan de overkant van de rivier ziet hun inkomsten uit toerisme wegvallen door de komst van de loggers, en wil de kap niet toestaan. Bovendien hebben ze de balsa’s nodig: als de rivier stijgt, houden de bomen het water tegen.
Een ander probleem is de concurrentie van de illegale handelaars, die nog altijd actief zijn in het territorium van de Achuar. Zo verkocht een gemeenschap die een contract tekende met SERE – en voorschotten ontving – alsnog zijn bomen aan deze handelaars. “Dat geld zijn we kwijt”, verzucht Sierra. “Maar we hebben onze les geleerd, nu tekenen we de contracten alleen op het hoofdkantoor van het bestuur van de Achuar. Dan nemen mensen het meer serieus.”
Schimmige export
Waar komt het balsahout uit de Amazone uiteindelijk terecht? Die vraag is lastig te beantwoorden. De regelgeving over de kap en transport van het hout is gebrekkig en eenvoudig te omzeilen, net als de controle op wat de Amazone uitgaat. “Handelaren regelen een vergunning om balsa te kappen op één plek, en halen het hout vervolgens waar dan ook vandaan”, zegt Julio Quilumba, werkzaam voor de provinciale overheid van Pastaza op het gebied van bosbeheer. De weg die het hout aflegt, is dan ook nauwelijks te traceren.
De grootste balsa-exporteur van Ecuador, het Zwitserse bedrijf 3A Composites/Plantabal, levert aan Vestas, Siemens Gamesa en andere grote Europese windturbinefabrikanten. Plantabal was het eerste bedrijf met FSC-gecertificeerde balsaplantages in Ecuador en beweert stellig nooit hout uit de Amazone te hebben afgenomen. De resultaten van een enquête, uitgevoerd in opdracht van het WNF gedurende een periode van 42 dagen in 2021, weerspreken dat. Elf van de negentien vrachtwagenchauffeurs in Copataza noemden Plantabal als bestemming voor hun lading balsahout. Ramón Pino, algemeen directeur van de Amerikaanse tak van 3A Composites/Plantabal, wijst de resultaten van de hand. “Die chauffeurs noemen Plantabal omdat wij het grootste en bekendste bedrijf van balsa zijn. Maar in werkelijkheid brengen ze het hout naar de kleine, naamloze bedrijven die naar China exporteren.” Wel bevestigt hij dat niet al het hout van Plantabal van de eigen plantages komt – het bedrijf beheert 9.000 hectare – maar dat ongeveer 5 procent van het hout van derde partijen wordt gekocht.
Wanneer we Pino’s reactie voorleggen aan twee handelaars in Copataza, bevestigen die echter dat zij het grootste deel van hun hout aan Plantabal verkochten. Ook andere grote exportbedrijven kochten het hout. Zolang regelgeving en controle ontbreken in de Amazone, blijft het lastig om handelaars, exportbedrijven en de windenergie-industrie verantwoordelijk te houden voor de weinig duurzame praktijken. En zolang de Amazonebewoners geen economische alternatieven hebben, blijven deze praktijken voortbestaan. “Iedereen wil verkopen nu”, zegt gemeenschapsleider Julian Illanes, die ondanks zijn scepsis zelf ook met balsa werkt. “Waarom? Het nieuwe schooljaar begint bijna, en schoolspullen kosten geld.”
De run op balsa
Ecuador is wereldleider in de export van balsa: ongeveer 75 procent van de houtsoort komt ervandaan. Niet alleen de exploitatie van wilde balsa laat te wensen over, ook de legale en gecertificeerde balsaplantages zijn weinig duurzaam. De grote expansie van deze plantages leidt indirect tot ontbossing van onder andere droge tropenbossen elders, zo blijkt uit verschillende onderzoeken. In veel gevallen verkopen veehouders hun grond aan de balsabedrijven, waarna ze hun vee naar nieuw ontbost gebied verplaatsen. Het grootste deel van al het Ecuadoraanse balsa gaat naar de windenergie-industrie. Hoewel er steeds vaker synthetische stoffen worden gebruikt voor de wieken van windturbines, kan de industrie voorlopig niet zonder het tropische hout.
In de afgelopen 15 jaar is de vraag naar balsa exponentieel toegenomen. Tussen 2007 en 2019 nam het aantal kubieke meters dat Ecuador exporteerde met 1100 procent toe. In 2020 en 2021 steeg de vraag naar het hout nog explosiever, met als gevolg de run op balsa in de Amazone. Naar verwachting zal de wereldwijde vraag naar balsa de komende jaren blijven toenemen. Zo kondigden de Noordzeelanden onlangs aan om voor 2050 het aantal windparken op zee flink uit te breiden, waarvan 65 gigawatt al voor 2030 klaar moet zijn. Ter vergelijking: in het afgelopen recordjaar 2021 werd zo’n 100 gigawatt windenergie wereldwijd in gebruik genomen. Daarnaast moeten de wieken van bestaande windmolens na 20 tot 25 jaar dienst vervangen worden. Een geschatte 14 duizend bladen van windmolens zullen vanaf 2023 ontmanteld en vervangen moeten worden.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Frank van der Most zegt
Bijzonder interessant en relevant! Goede illustratie hoe op het eerste gezicht duurzame alternatieven als windmolens toch weer nadelen hebben. Maar is de oplossing inderdaad zoeken naar kunststof alternatieven voor het balsahout in de wieken? Want wat gebeurt er met die wieken aan het eind van hun nuttige leven? Voor zover ik weet worden ze nu domweg weggegooid. Als dat balsahout kan worden teruggewonnen en hergebruikt … maar als herbruikbare kunststofwieken kunnen worden ontwikkeld … maar hoe gaan de Achaur dan in hun levensonderhoud voorzien … tourisme? … dat leidt weer tot meer vliegen …
Pia Fokking zegt
in de regio waar ik woon is/zijn producten van hout erg duur. de tropische soorten zijn dikwijls wanneer in meubels verwerkt duur. en dat komt voor mijn regio uit een ander werelddeel dan deze aanbieders.
het is wel zo dat de verhoudingen niet goed verdeeld zijn en dat er door teveel mensen aan verdiend
moet worden. bovendien is het zo dat dit deel uit maakt van de diversiteit bevolking. hoe meer anders
dan jijzelf er om je heen woont hoe diverser het gebruik of bezit van hout. dus wanneer je gebruik maakt
van houtsoorten van je “eigen bodem” is de samenstelling van de bevolking anders.