Er waait een nieuwe wind door de wereld van de zeehondencrèches. Over ‘Kamp Lenie’, ‘het nieuwe Pieterburen’ en hoe het ondertussen met de Nederlandse zeehond ontzettend goed gaat.
In een buitenverblijf van zeehondencrèche Pieterburen geniet een grijswitte zeehond van het zachte najaarszonnetje. Hij ligt op z’n rug op de kant naast het basin, vinpootjes gespreid, ogen dicht. In het water drijven aangevreten vissen. Binnen, in de kantoorruimtes van het opvangcentrum, gaat het er hectischer aan toe. “Wil je me bellen als er nieuws is?”, vraagt directeur Niek Kuizenga aan collega Sander van Dijk. “Ook als het ’s nachts is. En stuur me wat foto’s met Whatsapp.”
Zeehond op zolder
De NVWa heeft deze ochtend bij een inval twee zeehondjes aangetroffen op zolder bij een particulier. “Dat is illegaal, en daarom moeten ze nu hier naartoe worden gebracht.”
Hoofd publiekszaken Van Dijk wil niet te hard van stapel lopen, maar heeft een vermoeden uit welke hoek dit komt. De zeehondencrèche beleeft een roerige periode nadat begin dit jaar grote bestuurlijke en beleidsmatige veranderingen zijn doorgevoerd. Na de complete vervanging van de Raad van Toezicht (waar oprichtster Lenie ’t Hart een belangrijke stem in had) is de aanhang van de crèche in twee kampen verdeeld: ‘Kamp Lenie’ en het ‘nieuwe Pieterburen’.
De protocollen die jarenlang door ’t Hart werden gehanteerd – waar in staat dat een zieke zeehond pas mag worden uitgezet bij een gewicht van 35 kilo – zijn aan de kant geschoven door het huidige bestuur van de crèche. “Volgens ‘methode Lenie’ werden zeehonden veel te vet en onder de antibiotica uit gezet. Dat heeft invloed op het effect van natuurlijke selectie binnen een populatie. Die wordt daardoor juist vatbaarder voor zware aanslagen op het immuunsysteem.”
De hervormingen in het opvangbeleid leidden tot heftige reacties onder sympathisanten en (oud-)medewerkers, die volgens Van Dijk vooral in de media vaak ongenuanceerd zijn. “Dan lees je dat wij zeehonden kort in de opvang houden en met een lager gewicht uitzetten, omwille van de kostenbesparing.”
En dat beweegt sommigen er dus kennelijk toe een gevonden zeehond niet meer naar Pieterburen te brengen, maar in een badkuip op zolder te houden. Directeur Kuizenga, die in het verleden lastige veranderingsprocessen leidde bij meerdere grote organisaties (Dirk van den Broek, Dekamarkt, Triodos), wordt niet zenuwachtig van alle hectiek. Hij legt droogjes het model uit wat Pieterburen voor ogen heeft: “We willen minder zeehonden gaan opvangen – alleen de echt zieke dieren. Die willen we high-care klinische zorg kunnen bieden. De steunpunten langs de kust gaan low-care poliklinische hulp bieden. Het uitgangspunt wordt opvang alleen in uiterste nood. En we zetten een zeehond uit zodra hij er aan toe is. Wij willen het beste voor het dier, en dat is de zee.”
Opvangen, ja of nee?
“Een belangrijkere vraag dan hoe je zeehonden opvangt, is óf je ze nog wel opvangt.” Pieterburen wil een rol spelen in het debat door de vraag wetenschappelijk te onderbouwen, bekeken “vanuit ecologisch-biologisch oogpunt”.
Kuizenga erkent dat er ook andere factoren meespelen, en dat daardoor het roer niet in één keer om kan. “Er zijn op dit moment 14 duizend zeehonden in Nederland. Dat betekent dat de populatie niet in gevaar komt als we stoppen met de opvang. Wat niet wil zeggen dat ik het een goed idee vind om dat daadwerkelijk te doen. Het blijft ethisch gewenst om een dier in nood te helpen, zeker op een plek waar veel mensen komen, en als het dier door menselijk toedoen in de problemen komt.”
“Als bij ons een zeehond wordt aangeboden, zijn we bovendien verplicht om die op te vangen. De wet schrijft immers voor dat je een noodlijdend dier niet aan z’n lot mag overlaten.” Van Dijk kan zich onzinnige gevallen herinneren. “Het komt voor dat mensen hier voor deur staan met een zeehond in een mand. We krijgen telefoontjes van mensen die zeggen ‘ik sta op het strand en probeer een zeehond in het water te duwen, maar hij wil niet’. We staan klaar voor iedere zeehond maar willen voorkomen dat we dieren op moeten vangen die helemaal niet ziek zijn en zichzelf prima kunnen redden.”
Hoofden en harten
Het ontbreekt veel mensen aan de juiste kennis om in te schatten of een zeehond natuurlijk gedrag vertoont, of hulp nodig heeft. Kuizenga en Van Dijk willen de komende jaren juist de educatieve functie van het centrum verder uitrollen. “We willen dat bezoekers bijblijft dat zeehonden wilde dieren zijn, die eigenlijk in de wilde natuur moeten blijven. Zorg dat je zeker weet dat er iets aan de hand is, voordat je de zeehondencrèche belt. Een jong dier op een zandbank hoeft niet aan zijn lot overgelaten te zijn: vaak kijkt de moeder gewoon van een afstandje vanuit het water toe, tot de mensen weer verdwenen zijn. Laat de zeehondencrèche een plek zijn waar échte zieke dieren worden geholpen.”
Naast de zorg voor zieke zeehonden speelt de opvang in Pieterburen ook een belangrijke rol bij wetenschappelijk onderzoek. “De informatie over virussen en DNA-profielen die verkregen wordt uit onderzoek naar dieren die vanuit het wild hier worden opgevangen is van groot belang.”
Van Dijk vergelijkt Pieterburen met het Marine Mammal Centre in Californië, Verenigde Staten. “Dat is één van de weinige vergelijkbare instituten. Maar in dat deel van de wereld komen andere soorten ‘vinpotigen’ voor, zoals zeeolifanten en zeeleeuwen.” Dat maakt dat Pieterburen leidend is op het gebied van opvang van zeehonden. Kuizenga: “Dat is nog een goede reden op deze weg door te gaan, en de hoofden en harten in Nederland te bereiken met het werk dat we hier doen.”
Geef een reactie