Om uitputting van de aarde te voorkomen en welvaart eerlijker te verdelen moeten overheden, stelt Guus Geurts in zijn boek ‘Wereldvoedsel, pleidooi voor een rechtvaardige en ecologische voedselvoorziening’.
Na 30 jaar neoliberale landbouwpolitiek is tweederde van de ontwikkelingslanden netto voedselimporteur geworden. De prijzen die Nederlandse boeren krijgen voor hun product zijn tussen 1995 en 2002 met 1,1 procent gedaald, de prijzen voor de consument met 11 procent gestegen. Van de biodiversiteit van landbouwgewassen in Nederland is 75 procent verloren gegaan.
Inheemse volkeren heten primitief maar ze hebben geen schulden, bommen, gevangenissen, daklozen, junk food, vervuiling of sweatshops.
Het recent uitgekomen boek Wereldvoedsel van Guus Geurts barst van dit soort eye-openers. Hij is er bovendien in geslaagd de treurige feiten over de wereldvoedselvoorziening niet als een onheilspellende lawine over ons uit te storten, maar heeft ze in een zinvol verband gezet dat uitloopt op voorstellen voor hervorming van productie, handel en politiek.
Om uitputting van de aarde te voorkomen en welvaart eerlijker te verdelen moeten overheden, stelt Geurts, de regie over ons voedsel heroveren op de multinationals die productie en handel beheersen, en een overgang bewerkstelligen van de huidige mondiale naar een regionale markt, met als pijlers voedselsoevereiniteit en ecologisch verantwoorde landbouw. Consumenten en boeren kunnen bijdragen door alternatieven te formuleren en uit te proberen.
Het boek heeft ook tekortkomingen. Voor een boek met zo’n brede scope is het doodzonde dat een index ontbreekt. Want waar stond nou ook weer dat overzicht van de gentechdiscussie, van de dierziekte-epidemieën? Ook de verplaatsing van het notenapparaat van boek naar website is lastig; niet iedereen neemt boek en laptop mee in de trein.
Inhoudelijk is Wereldvoedsel, door de opzet waarin steeds ontwikkelingslanden worden vergeleken met Nederland, soms schematisch: niet zó maar zó. Daarbij verdwijnt bijvoorbeeld het aandeel van autochtone elites van ontwikkelingslanden in de roof van hun natuurlijke hulpbronnen uit zicht, en ontstaat een eenzijdig beeld van slachtoffers en daders dat de geloofwaardigheid aantast.
Sommige thema’s blijven te vaag. Zo is het begrip ‘regionalisatie’ onscherp. Hoe groot zijn voedselsoevereine regio’s, en waarom? Waarom zou bijvoorbeeld Europa zo’n regio moeten zijn, behalve dat er om geheel andere redenen al een EU is? Ook de kritiek op zelfregulering van het bedrijfsleven door keurmerken had beter onderbouwd kunnen worden.
In het voorwoord vraagt Herman Wijffels zich af of de voorgestelde hervormingen politiek haalbaar zijn. Een legitieme vraag, de inzet is hoog. Maar dat is de urgentie ook; grensoverschrijdende nieuwe visies zijn broodnodig. En wie, behalve multinationals en andere profiteurs van het huidige bestel, zit te wachten op halfbakken maatregelen?
Geef een reactie