Nu de olievoorraden langzaam uitgeput raken, boren oliebedrijven ook onconventionele oliebronnen aan. In Canada gebeurt dit al op grote schaal, uit teerzanden. Met desastreuze gevolgen.
Dat er olie in de grond zit van de Canadese provincie Alberta weten we al heel lang. Maar de olie is zo dik, dat het voorheen nooit interessant was om die te winnen. Je moet de olie in Alberta echt tussen het zand uitsmelten. Daarom heet het teerzand.
Dat kost relatief veel energie. Conventionele olie was daarom altijd interessanter. In bijvoorbeeld Saudi Arabië pomp je die gewoon uit de grond. Maar deze olie raakt langzaam op, en dus groeit de belangstelling voor onconventionele bronnen. We zijn nu op het punt aangekomen dat de financiële opbrengst voor een onconventionele oliebron als teerzand opweegt tegen de kosten om olie te winnen.
En dat merk je. Oliebedrijven stortten zich massaal op de Canadese teerzanden. Dit is big business. Maar voor de plaatselijke bevolking van de teerzandgebieden verandert er veel.
De Lubicon Cree
Melina Laboucan Massimo komt uit een gebied bij het Lubicon Lake, op de teerzanden van Peace River. Ze komt uit een gemeenschap van Canadese Indianen, ook wel Cree Aboriginals genoemd. “Veel Cree zijn voor hun levensonderhoud aangewezen op de jacht en landbouw. De massale rush op de teerzanden die sinds de jaren negentig aan de gang is, maakt dat nu bijna onmogelijk.”
Het water dat de oliemaatschappijen gebruiken, en dat is behoorlijk wat, lekt weg in het grond- en oppervlaktewater. Dieren drinken dat. En het komt in gewassen terecht. “Daar zitten chemicaliën in als lood, arsenicum, cyanide, ammonia en een veelheid aan organische verontreiniging die je altijd met olie hebt. Ons leefgebied wordt langzaam vergiftigd”, vertelt Laboucan-Massimo, inmiddels campaigner bij Greenpeace Alberta. Deze afdeling van Greenpeace houdt zich bijna alleen met teerzanden bezig.
De regering van Alberta is erg blij met het geld dat de teerzandindustrie oplevert. Kleine gemeenschappen als die van Melina Laboucan-Massimo die zich tegen deze industrie verzetten, kunnen op weinig sympathie rekenen. “Onze gemeenschap is inmiddels van het drinkwater afgesloten”, vertelt Laboucan-Massimo. De staat probeert hen op deze manier weg te pesten. Grond- en oppervlaktewater kunnen ze niet drinken. “En dit is geen incident. Boeren worden voortdurend weggetreiterd op deze manier.”
Toch zorgen de teerzanden ook voor werkgelegenheid in het dunbevolkte Alberta. Aan de ene kant heb je mensen die een goede baan hebben gevonden in de teerzandindustrie, aan de andere kant mensen die hun levensonderhoud erdoor verwoest zien worden. Hierdoor lopen de spanningen vaak hoog op. Het komt regelmatig voor dat de ene helft van een dorp niet meer met de andere helft wil praten.
Weinig vertrouwen
Maar als je zo veel onrecht over je heen krijgt, dan stap je toch naar de rechter? Blijkbaar niet. “Onze campagnes bij Greenpeace gaan vooral over bewustwording”, zegt Laboucan-Massimo. “Juridisch doen we weinig. We proberen in het buitenland pensioenfondsen te mobiliseren om investeringen in teerzanden te stoppen. Maar juridische procedures in eigen land, daar zien de meeste mensen weinig heil in.” De positie van Aboriginals in Alberta is ronduit beroerd. Niemand kijkt er nog van op dat ze als tweederangs burgers worden behandeld, inclusief de aboriginals zelf.
Op basis van verdragen tussen de Canadese staat en de Aboriginal-bevolking, hebben Aboriginals een speciale juridische status, met andere rechten dan andere Canadezen. Tot 2008 waren Aboriginals met een status niet ontvankelijk voor de mensenrechtencomitees in Canada. En daar moet je naartoe als je rechten geschonden worden. Dus als iemand met een klacht komt over fundamenteel geschonden mensenrechten, kreeg die te horen dat zijn klacht niet in behandeling genomen kon worden omdat hij een Indiaan was. En als de overheid dan ook nog vindt dat een gemeenschap wel oppervlaktewater met olie en arsenicum kan drinken, neemt het cynisme al gauw de overhand.
Beaver Lake
Toch is er in deze volledig verzuurde etnische verhoudingen een gemeenschap die wel naar de rechter is gestapt. Dat is de ongeveer vijfhonderd leden tellende Cree gemeenschap uit Beaver Lake. Onder leiding van Chief Alphonse Lameman startte de Beaver Lake Cree natie een rechtszaak tegen de Canadese overheid. Als het kantoor van Alphonse Lameman telefoon uit Nederland krijgt, breekt er zowat paniek uit. Ik word naar bijna elke medewerker doorverbonden die er op dat moment aanwezig is, behalve degene die me wat over de juridische campagne kan vertellen. Uiteindelijk vertelt een nerveuse secretaresse me dat als ik een mailtje stuur, Chief Lameman wel contact met me zal opnemen. Dat blijkt een valse belofte.
RAVEN, Respect for Aboriginal Values and Environmental Needs, een milieu- en mensenrechten organisatie die samenwerkt met de gemeenschap van Beaver Lake, wil wel praten. De aanklacht van de Beaver Lake Cree beroept zich op Treaty 6, een verdrag tussen de Cree en de Britse Kroon uit 1876. Destijds deden Chief Pay-ay-sis en andere Cree kopstukken afstand van hun land, op voorwaarde dat de kolonisten hen er tot in de eeuwigheid zouden laten jagen, vissen en leven van dit gebied. En dat elke Cree jaarlijks vijf dollar zou krijgen. Die vijf dollar krijgen de Cree nog trouw elk jaar, maar het jagen komt flink onder druk te staan.
Kariboes
In het gebied van de Beaver Lake Cree grazen twee kariboekuddes. Op dit moment is groep 1 naar schatting nog slechts tussen de 150 en 250 dieren groot, en groep 2 tussen de 100 en 150. Dat was ooit wel anders. Groep 1 is namelijk sinds 1996 zo’n 70 procent afgenomen, en groep 2 slonk sinds 1998 met zo’n 75 procent. Deze afname is direct te herleiden op de teerzandindustrie, die het leefgebied van de kariboe zwaar onder druk zet. Om effectief te kunnen jagen op de kariboe, is een “oogstbaar surplus” nodig. De populatie moet groeien, zodat je elk jaar een bepaalde hoeveelheid dieren kunt doodmaken. Nu krimpt de populatie. Volgens een studie van de Universiteit van Alberta zal de kariboe in dit gebied in 2030 uitsterven.
Over de afgesproken herstelwerkzaamheden die de oliemaatschappijen uitvoeren is Susan Smitten van RAVEN niet te spreken. Van het totale exploitatiegebied is op dit moment 0,02 procent zogenaamd hersteld. Maar een paar vrachtwagens met zand en wat bomen maken nog geen natuur. Het ecosysteem dat nu wordt verwoest is duizenden jaren oud. Daar zitten veengebieden en moerassen bij.
“Natuurlijk zijn er tientallen oliemaatschappijen actief in het gebied, dus kun je geen hoofdverantwoordelijke aanwijzen”, zegt Smitten. “Het effect is cumulatief. Daarom klagen de Beaver Lake Cree de overheid van Alberta en Canada aan voor het verlenen van alle vergunningen.”
Verder loopt er nog een rechtszaak tegen de federale overheid voor het niet naleven van de Species at Risk Act, waarin de Canadese overheid zich verplicht om zich in te zetten voor het herstel van populaties van bedreigde dieren. En de kariboe is officieel een bedreigde diersoort.
500 Indianen
Hiermee draait het verzet dus eigenlijk om vijfhonderd Indianen die per se een bedreigde diersoort op hun bord willen. Romantisch hoor, maar dat is toch niet de kern van het probleem?
“Dat klopt”, geeft Smitten toe. “Maar dit is een juridisch verhaal. De Cree van Beaver Lake zijn nu eenmaal jagers. Met de verkoop van vlees en huiden voorzien ze in hun levensonderhoud. Ze gebruiken hun speciale rechten om dit te beschermen.” Maar als de Beaver Lake Cree de verwoesting van Alberta kunnen verhelpen, dan komt dat ook ten goede van de rest van de bevolking. “Veel kolonisten zijn instinctief geneigd om te denken dat die Indianen weer eens speciaal moeten zijn”, verzucht Smitten.
Het argument dat ze nu na honderd jaar wel kunnen stoppen met zeuren over speciale rechten heeft ze vaker gehoord. Dat de traditionele levenswijze van de Cree niet een postindustriële maatschappij past ook. Smitten vindt het wat beschamend. “Het voortbestaan van een kwart van Alberta hangt nu af van een kleine, zeer arme gemeenschap waar enorm op wordt neergekeken. Dit gaat over het fundamentele recht om te bestaan, over duurzaamheid en over de stabiliteit van het klimaat. Dat gaat verder dan vijfhonderd Indianen. Dit is een zaak van alle Canadezen. Van de hele wereld misschien wel.”
Geef een reactie