Roept het woord discipline een gevoel van onbehagen op? Haal diep adem en lees vooral verder. Discipline kan namelijk onze hebzucht indammen. En dat is hard nodig als de economie straks aantrekt, met tijden van overvloed als gevolg. Filosoof Marli Huijer over nieuwe vormen van discipline als antwoord op decadentie en overconsumptie.
“De tegencultuur valt niet te vestigen met een minimum aan werk en discipline”, constateerde provo/kabouter Roel van Duijn begin jaren zeventig. De culturele revolutie, een decennium ervoor begonnen, was nog in volle gang. De grijze tijden van gehoorzaamheid, spaarzaamheid en deugdzaamheid waren voorbij, iedere vorm van discipline werd hartstochtelijk afgeschud. Maar Van Duijn ondervond toen al de keerzijde hiervan; toen het tijd was om de ideeën te realiseren bleek het merendeel van het “provotariaat” niet vooruit te branden.
Het is een mooi voorbeeld van de moeizame verhouding tussen vrijheid en discipline waarover Marli Huijers boek Discipline, overleven in overvloed gaat. Ze beschrijft de keerzijden van onze welvaart en ons onvermogen daar verstandig mee om te gaan. Met als gevolg: overgewicht, verslaving, hufterigheid, uitputting van onze hulpbronnen. De oorzaak van onze tomeloosheid ligt volgens haar, behalve in die overvloed zelf, ook in de dedisciplinering van de jaren 60 en 70.
Duivelse kapitalisten
Als ik bij haar aanbel zit ze middenin een column van Sylvia Witteman. Die windt zich op over een artikel in de Correspondent over de verziekende invloed van reclame. Heel toepasselijk, gniffelt Huijer, terwijl ze voorleest hoe Witteman al in de jaren zeventig van haar moeder hoorde over die duivelse kapitalisten en hun verborgen verleidingen. Haar tijd in Rusland had de columniste doen inzien dat reclame en concurrentie tenminste zorgen voor spullen met kwaliteit. Later lees ik dat de column eindigt met de stelling dat de mens geen willoze speelbal is van het kapitalisme. Mensen bepalen na het zien van reclame echt zelf of ze iets wel of niet kopen. “Dat heet vrijheid”, besluit Witteman. Misschien hadden de boeken van Marli Huijer en sommige collega’s haar op andere gedachten gebracht.
In ieder geval gooien zij, zo kunnen we in Huijers boek lezen, de schuld van ons overmatige consumptiegedrag wel degelijk op het neoliberalisme. Zoals Hans Achterhuis, de voormalige Denker des Vaderlands, of Harry Kunneman, die zo mooi over “het-dikke-ik” spreekt, de zich volvretende, onverzadigbare, voortdurend ontevreden mens van nu. Zij betogen dat de markt er in het algemeen op gericht is ons te laten consumeren, en daarmee is Huijer het helemaal eens. “Wij denken dat we op zondag in vrijheid naar een warenhuis gaan om daar in vrijheid te spenderen. Als je al die gekochte goederen vervangt door alcohol, noemen we het een verslaving. Maar nee, hierbij zeggen we: we zijn vrij. Terwijl ondertussen alle uitgaven op onze pinpas worden geregistreerd, we met camera’s worden gevolgd, al onze zoektochten op Google worden bijgehouden en er een enorme machinerie aan verleidingstechnologie bestaat die maakt dat jij zoveel mogelijk consumeert. Het is dus naïef om te denken dat je daarin niet wordt gedisciplineerd.”
Bescherming
Haar antineoliberalistische collega’s vergeten volgens Huijer voor het gemak dat onder hun goedkeuring in de jaren 60 en 70 de disciplinering van de gewone instituties (scholen, wetshandhavers, kerken) is afgeschaft. “Ze realiseren zich niet dat de denkers destijds geen antwoord hebben gegeven op het gat wat er door het wegvallen van die disciplinering is ontstaan. Achterhuis doet nu een moreel appèl: wees matig, wees zelfbeheerst. Dat werkt volgens mij niet. Je moet je heel erg bewust zijn van de disciplinerende werking van de markt, die disciplineert je om ongedisciplineerd te spenderen. Daar moet je iets tegenover stellen in de vorm van netwerken, betoog ik in mijn boek.”
Moeten we echt beschermd worden tegen de markt?
“Ja, want de menselijke begeerte en gulzigheid zijn van nature onbegrensd. Als ik terugkijk op mijn eigen leven denk ik dat ik in de jaren negentig ook wel besmet was met het ‘keuken-en badkamervirus’. Iedereen wilde een ‘authentieke’ keuken en badkamer – zo verkocht je het een beetje. Het blijkt dat we ons gedrag aanpassen aan de stijgende welvaart, mede mogelijk gemaakt door de gasbel. Als iemand nu geen televisie of vakantie kan betalen, vinden we dat een vorm van armoede. Terwijl dat in de jaren vijftig normaal was. Toen er door ons uitgavenpatroon een financiële crisis ontstond, waren veel Nederlanders meteen weer zuinig. Maar zo gauw er rijkdom komt wordt die protestantse ethiek losgelaten voor een ethiek van spenderen, genieten, hedonisme. De wrange conclusie van beide reacties is dat het zou kunnen zijn dat ons gedrag voornamelijk geregeerd wordt door onze bankrekening. Dus dat er geen natuurlijke morele of andersoortige begrenzingen zijn die ons economische gedrag sturen.”
Nu komt er vast een maar?
“Nee, ik denk eerlijk gezegd dat het zo is. Ik vrees dat de voornaamste begrenzing van hoeveel je uitgeeft toch de bankrekening is. Je ziet dat zo gauw mensen minder geld hebben de verwarming een graadje lager gaat, ze wat minder vaak uit eten gaan, ze spullen gaan delen.”
Er zit toch ook een ideologische gedachte achter de voorbeelden die je noemt in je boek: spullen delen, www.thuisafgehaald.nl?
“Ja, maar het is wel opmerkelijk dat die beweging opkomt op het moment dat mensen moeten bezuinigen. In de jaren negentig was het veel minder gebruikelijk om dingen samen op te bouwen dan nu. Ik weet eerlijk gezegd ook niet of dat hele idee van do-it-ourselves stand blijft houden als het ons economisch weer voor de wind gaat. Als er veel welvaart is, kun je individualistisch zijn, en naarmate het economisch slechter gaat heb je anderen meer nodig om een bepaalde materiële rijkdom te hebben.”
Maakt een hoger budget milieuvriendelijk gedrag niet juist gemakkelijker? Je huis isoleren, zonnepanelen, biologische groenten, FSC-hout.
“Je kunt zeggen: het is een milieuverantwoorde reactie van de bovenlaag om bijvoorbeeld biologisch te eten, maar je kunt ook zeggen dat de hoger opgeleiden gezonder willen eten en biologisch eten gewoon past in dat voedingspatroon. Dus ik weet het niet. Ik zie al die hoogopgeleiden de hele wereld over vliegen en daar niet moeilijk over doen. Het zou me niet verbazen dat verantwoord gedrag een stuk minder belangrijk wordt als die hoogopgeleide zijn baan verliest; ik ben er niet zeker van of dat nou zo door een grote moraal gestimuleerd wordt. Sowieso krijgen hoogopgeleiden, misschien juist wel door die lange opleiding, veel meer zelfdiscipline mee dan minder hoogopgeleiden.”
Nu het crisis is hebben mensen iets meer oog voor de keerzijden van overmatig consumeren, maar het is vaak erg minimaal. Hoe kan dat toch?
“Volgens mij worden we ongelofelijk sterk beïnvloed door onze omgeving. We zijn zo gewend om onszelf als soeverein individu te zien, terwijl ondertussen het grootste deel van ons gedrag wordt gestuurd door je opvoeding en je omgeving. Ik heb bijvoorbeeld een tijd geleden vanuit milieu-oogpunt besloten dat ik maar eens in de vijf jaar mocht vliegen. Alle wetenschappers om me heen, ook de milieubewuste, vliegen de hele wereld over voor congressen terwijl ik eindeloos in de trein zit. Dan denk ik toch: waarom doe ik dit eigenlijk? Vorig jaar ben ik dus toch naar een congres gevlogen, wat ook nog eens heel goedkoop was. Die omgevingsfactoren – de vanzelfsprekendheid waarmee iedereen om je heen vliegt, de financiële verleidelijkheid – maken het heel moeilijk om principieel te blijven. Dat zijn onmogelijke dilemma’s die je kunt oplossen door het uitbesteden van je gedrag aan apparaten of aan vrienden en bekenden.”
Bij niet vliegen is dat lastig – jij bent blijkbaar de enige in jouw netwerk die dat belangrijk vindt.
“Ja, dan krijg je hetzelfde als met dat badkamervirus: ik ga niet als enige in een oud keukentje staan koken. Het is lastig om als individu moreel hoogstaand gedrag te vertonen en het is ook de vraag of je dat wel van jezelf en van anderen moet eisen. Het is veel slimmer om met zijn allen wat afstand te nemen en samen te bedenken wat goed voor ons is op het gebied van milieu en te bedenken hoe we ons gedrag moeten uitbesteden of reguleren opdat we niet iedere dag opnieuw over dit soort zaken na hoeven te denken. Die term uitbesteden komt bij de Franse socioloog Bruno Latour vandaan, hij noemt het uitbesteden van die moraal een middel om sociale normen te kunnen realiseren. Een simpel voorbeeld is dat van de autogordel: eigenlijk is het teveel gevraagd als mensen zich steeds moeten afvragen of ze die wel om hebben. Daarom gaan er tegenwoordig vaak allerlei belletjes rinkelen als iemand zijn riem niet om heeft. In feite ontneem je iemand de vrijheid om geen riem te dragen.”
Een autogordel is sowieso verplicht. Moeten dit soort dingen van overheidswege worden geregeld?
“Dat hoeft dus niet. Het is nu al zo dat gebruikers bij de ontwikkeling van technologie vaak vanaf het begin betrokken zijn. We hebben allerlei maatschappelijke en sociale normen waar we ons als puntje bij paaltje komt toch niet aan houden. Met alcohol op rijden bijvoorbeeld. Je kunt jezelf beschermen tegen dit soort gedrag door van tevoren afspraken te maken. Dat kan door als gebruikers bij ontwerpers van bijvoorbeeld auto’s te gaan zitten, maar ook bij ontwerpers van politieke maatregelen.
Als de stad Amsterdam bijvoorbeeld schonere lucht wil, dan kun je burgers bij die besluitvorming betrekken. Natuurlijk levert dat ook protest op, dat is het mooie van het democratische systeem waarin wij steeds meer zitten. Niet denken als een staat die zijn burgers iets oplegt. Nee, het is een voortdurende interactie tussen politieke vertegenwoordigers, buurtbewoners en burgers die steeds weer samen afspreken wat ze een goede manier van leven vinden. Ook als het over milieu gaat, zul je steeds afwegingen moeten maken tussen verschillende factoren. Als de lucht en het water schoon zijn en er is geen onderwijs, dan is het leven toch niet helemaal optimaal. Soms moet je gewoon concessies doen.”
Je bespreekt in je boek ook de ‘verticale spanning’ van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, dat mensen zich optrekken aan bijvoorbeeld Nelson Mandela. We hebben natuurlijk de Duurzame Top 100, maar missen we geen echte rolmodellen voor duurzaam gedrag?
“Het lastige van Sloterdijk is dat je omhoog kijkt. Ik heb veel liever horizontale verbanden, dat ik iets lees over een inspirerend project en me realiseer: dit is ook mogelijk. Bijvoorbeeld het project Vakmanschap/Skillcity in Rotterdam, wat ik in mijn boek aanhaal (zie ook Down to Earth #15, februari 2013). Jongeren in achterstandswijken krijgen een geïntegreerd programma aangeboden van judo, tuinieren, filosoferen en koken. Die worden zich zo bewust van hoe hun omgeving eruitziet, wat hun netwerken zijn, waar hun voedsel vandaan komt, hoe ze dat klaar kunnen maken. Hierdoor krijgen ze automatisch oog voor milieuaspecten. Op die scholen wordt de CITO-toets opeens ook beter gemaakt. Aandacht voor zo’n prachtig voorbeeld kan wellicht tot navolging leiden. En niet als je zegt: dit is de moraal.”
Heeft onderwijs daarin een rol?
“Het is goed dat we kinderen niet meer opvoeden tot gehoorzame burgers, maar je kunt kinderen wel autoritatief opvoeden. Dus samen kijken: waar liggen eigenlijk de grenzen. Zelfs met heel jonge kinderen kun je bespreken hoe je er samen voor kunt zorgen dat de wereld als zij honderd zijn nog steeds schoon is, met schoon water en schone lucht. Kinderen weten heel goed dat je dan je gedrag moet begrenzen. En dat moet je al op jonge leeftijd handhaven, bijvoorbeeld dat papier in de papierbak moet en vuilnis in de prullenbak. Een kind weet niet uit zichzelf hoe het zich in zo’n excessieve wereld moet handhaven.”
De grootste uitdaging is voorkomen dat we ons, zo gauw er meer welvaart is, weer enorm hedonistisch gaan gedragen. Dat kan door ons te disciplineren via netwerken en apps. Moet Milieudefensie apps gaan ontwikkelen?
“Ik vind dat je onmiddellijk om de tafel moet gaan zitten met app-bouwers. Niet denken: al die kapitalistische systemen zijn verschrikkelijk. Nee, ook binnen die ICT-bedrijven is milieu een belangrijk onderwerp. Dus schuif gewoon bij die grote ondernemingen aan en ga overleggen hoe je apps kunt ontwikkelen die milieuvriendelijk gedrag stimuleren. Zorg er dan wel voor dat die netwerken van mensen niet meteen in een geglobaliseerd systeem terechtkomen waar alle informatie verzameld en gecontroleerd wordt. Juist door als gebruikers en als organisatie aan te schuiven bij zo’n ICT-onderneming kun je veel meer eisen stellen en proberen je eigen macht te gebruiken om te zorgen dat er producten komen die gebruikersvriendelijk zijn.”
Rinie zegt
U schrijft “Het is lastig om als individu moreel hoogstaand gedrag te vertonen en het is ook de vraag of je dat wel van jezelf en van anderen moet eisen”. Lastig misschien wel, en eisen van een ander mag nooit. Het is namelijk een vrije keuze, maar wel degelijk een keuze. Je individueel hoogstaand gedragen is een kwestie van bewust kiezen en van wilskracht opbouwen. Wie moreel hoogstaand aanvoelt, denkt en zich daarnaar gedraagt, zal beslist de goede vruchten daarvan plukken en zich innerlijk steeds sterker voelen. Tegen welke verleidingen dan ook.